ECLI:NL:TADRSHE:2009:YA0247 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch R 77 - 2009

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2009:YA0247
Datum uitspraak: 07-12-2009
Datum publicatie: 20-01-2010
Zaaknummer(s): R 77 - 2009
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Geheimhoudingsplicht
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie:   Geheimhoudingsplicht duurt ook voort na beëindiging van de relatie met de cliënt. De geheimhoudingsplicht van een advocaat wordt niet opgeheven door een tegen hem ingestelde tuchtrechtprocedure. In dat geval kan de geheimhoudingsplicht alleen opzij geschoven worden indien dit noodzakelijk is in het kader van de verdediging van de advocaat tegen wie een klacht is ingediend.

R 77 - 2009

BESLISSING

van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch inzake de klacht van de

klager

tegen

verweerder

_____________________________________________________________________

Verloop van de klachtprocedure.

Bij schrijven van 9 april 2009 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Roermond de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarisstaat.

De raad ontving de navolgende nagekomen stukken:

- brief dd. 15 juli 2009 van klager

- brief dd. 2 oktober 2009, met bijlagen, van verweerder

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2009 waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 6 juli 2009, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 5 oktober 2009.

De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.

Ter mondelinge behandeling waren klager en verweerder aanwezig.

Tijdens de mondelinge behandeling is Prof. mr. X als getuige gehoord.

Vaststelling van de feiten voorzover voor de klacht van belang.

Verweerder heeft klager voorheen bijgestaan als advocaat in een strafrechtelijke procedure. Klager heeft in 2007 een klacht ingediend tegen verweerder. De raad van discipline heeft de klacht bij beslissing dd. 27 augustus 2007 ongegrond verklaard. Klager heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de raad van discipline.

Klager heeft bij brief dd. 2 januari 2008 aan de griffier van het Hof van Discipline verwezen naar zijn werkzaamheden als student-assistent van Prof. mr. X, over wie hij de volgende opmerking plaatste: “binnen uw organisatie meer dan bekend en actief”.

In zijn brief dd. 19 januari 2008 aan de griffier van het Hof van Discipline schreef klager onder meer dat Prof. mr. X op meerdere wijze verbonden was aan de organisatie van het Hof van Discipline.

Op 30 juni 2008 heeft verweerder telefonisch contact opgenomen met Prof. mr. X.

Op 5 september heeft bij het Hof van Discipline de mondelinge behandeling van het hoger beroep tegen de beslissing van de raad dd. 27 augustus 2007 plaatsgevonden, tijdens welke behandeling klager een pleitnota heeft overgelegd.

Verweerder heeft op 30 september 2007 bij de regiopolitie  tegen klager aangifte gedaan wegens smaad, naar aanleiding van het door klager in zijn pleitnota ten tijde van de mondelinge behandeling op 5 september 2007 gestelde. Klager heeft bij brief dd. 15 november 2008 een klacht ingediend bij de deken te Roermond. In het kader van de instructie van de klacht heeft de deken bij brief dd. 9 februari 2009 aan Prof. mr. X gevraagd hem te berichten of zij kon bevestigen of ontkennen dat verweerder aan haar verteld had dat klager XY was in het essay “S”.

Prof. mr. X heeft bij brief dd. 12 februari 2009 hierop geantwoord dat zij in juni 2008 door verweerder telefonisch benaderd was over klager, die werkzaam was als student-assistent bij haar faculteit. Zij stelde dat verweerder tijdens dit telefoongesprek aan haar had gevraagd of zij het essay “S” kende en of zij wist dat het in dit essay ging om een strafzaak waarbij klager zelf als verdachte betrokken was geweest. 

Inhoud van de klacht.

Verweerder heeft zijn geheimhoudingsplicht als advocaat geschonden door contact op te nemen met de werkgever van klager en deze:

- mede te delen dat de geanonimiseerde strafrechtelijke casus van het door klager geschreven bacheloressay klager zelf betrof;

- te vragen of de werkgever zou kunnen bemiddelen tot intrekking van de lopende klachtprocedure;

- mede te delen dat in geval van publicatie van het essay verweerder klager zou aanklagen wegens smaad;

- de diagnose van psychiatrische rapportages uit de strafprocedure kenbaar te maken

Standpunt van klager.

Prof. mr. X was op geen enkele wijze betrokken bij klachtprocedures, die door klager werden gevoerd, noch bij de begeleiding van het essay en/of thesis van klager. Klager heeft in geen enkele procedure geïnsinueerd dat dat wel het geval zou zijn. Toch vond verweerder het nodig Prof. mr. X te bellen over een zaak die voor behandeling door het Hof van Discipline op 5 september 2008 ingepland was.

Verweerder heeft aan Prof. mr. X verteld dat het essay van klager ‘S’ autobiografisch werk van klager betrof. In het essay waren de gegevens door klager geanonimiseerd. Desondanks heeft verweerder die informatie aan Prof. mr. X medegedeeld.

Verweerder heeft zijn geheimhoudingsplicht geschonden door aan Prof. mr. X te vertellen dat hij klager in een strafzaak heeft bijgestaan en dat voormeld essay klager zelf betrof. Verweerder heeft op geen enkele wijze toestemming van klager gekregen om informatie naar buiten te brengen. Verweerder was er niet van op de hoogte of  Prof. mr. X al dan niet op de hoogte was van de strafrechtelijke vervolging van klager. De door verweerder verstrekte informatie is enkel tot de beschikking van verweerder gekomen, omdat hij de advocaat van klager is geweest.

Verweerder heeft Prof. mr. X benaderd om te bemiddelen, waardoor hij klager in een moeilijk parket kon brengen, indien deze een door zijn werkgeefster voorgestelde bemiddeling zou weigeren. De bemiddelingspoging van de deken had al aangetoond dat klager niet tot bemiddeling bereid was.

Verweerder dreigde met juridische acties (aangifte wegens smaad) op het moment dat de waarheid bekend zou worden gemaakt.

Standpunt van verweerder.

Klager schermde in zijn brief dd. 19 januari 2009 aan de griffier van het Hof van Discipline met de naam van Prof. mr. X, voor wie klager als student-assistent werkzaam was. Klager deed voorkomen dat zijn werkgeefster verbonden was aan het Hof van Discipline, bedoeld zal zijn de Nederlandse Orde van Advocaten. Verweerder heeft hieromtrent telefonisch contact met Prof. mr. X opgenomen en gevraagd of zij wist dat klager haar naam gebruikte in een procedure bij het Hof van Discipline. Zij wist dat niet en zou klager daarover aanspreken. Verweerder heeft Prof. mr. X ook aangesproken over het essay van klager, waarin verweerder werd bekritiseerd onder vermelding van zijn naam en adresgegevens. Verweerder heeft, voorover hij zich kan herinneren, niet tegen de werkgeefster van klager verteld dat klager XY was in het essay ‘S’. Verweerder had sterk de indruk dat zij dat al lang wist, getuige haar, niet nader te noemen, aanduidingen over de persoon van klager. Verweerder heeft de werkgeefster van klager niet verzocht klager  er toe te bewegen de klacht in te trekken, wel heeft hij vraagtekens geplaatst bij het klachtgedrag van klager. Verweerder heeft klager uiteindelijk niet aangeklaagd vanwege zijn essay nu de thesis van klager de essay in grofheid vele malen overtrof.

Verweerder heeft geen geheimhoudingsplicht geschonden, geen bemiddeling van de werkgeefster van klager gevraagd en al helemaal geen smaad gepleegd jegens klager.

Beoordeling van de klacht.

De raad stelt voorop dat de advocaat uit hoofde van  gedragsregel 6 verplicht is tot geheimhouding. Hij dient te zwijgen over bijzonderheden van de door hem behandelde zaken. Onder de geheimhoudingsplicht van de advocaat valt alle kennis over de persoon en de zaak van de cliënt, hoe ook verkregen. Feiten van algemene bekendheid vallen hier niet onder. Indien een juiste uitvoering van de hem opgedragen taak naar zijn oordeel een gebruik maken van zijn verkregen kennis naar buiten eist, staat dat de advocaat vrij, voorzover de cliënt daartegen geen bezwaar heeft en voorzover dit in overeenstemming is met een behoorlijke beroepsuitoefening. Voorts is van belang dat de geheimhoudingsplicht  ook voortduurt na de beëindiging van de relatie met de cliënt.

De raad zal de klacht beoordelen met inachtneming van dit uitgangspunt.

Vast staat dat verweerder op 30 juni 2008 telefonisch contact heeft opgenomen met Prof. mr. X. Tijdens dit gesprek zijn de brieven van klager dd. 2 en 19 januari 2008 aan de griffier van het Hof van Discpline in een klachtprocedure van klager tegen verweerder aan de orde geweest, evenals het in het kader van die tuchtrechtelijke procedure door klager overgelegd essay “S”.

Verweerder heeft ter zitting de door Prof. mr. X afgelegde verklaring enkel weersproken voorzover zij stelde dat door hem in dat gesprek een diagnose over de geestesgesteldheid van klager was genoemd. Voor het overige heeft verweerder ter zitting de juistheid van die verklaring erkend.

Uit de verklaring van Prof. mr. X volgt dat verweerder tijdens het telefoongesprek op 30 juni 2008 aan Prof. mr. X heeft gezegd dat het essay van klager betrekking had op klager zelf en dat er aantijgingen aan het adres van verweerder in stonden waarvan hij niet was gediend. Verweerder heeft aldus kenbaar gemaakt dat klager betrokken was in een strafzaak, waarin hij voor klager was opgetreden als advocaat. De raad onderschrijft de stelling van verweerder dat het geen geheime gegevens betrof omdat klager zelf in zijn brieven dd 2 en 19 januari 2008 aan het Hof van Discipline bekend had gemaakt dat het essay hem zelf betrof, niet. Deze brieven aan de griffier van het Hof van Discipline waren niet openbaar. De zitting van het Hof van Discipline was wel openbaar. De door klager aldaar voorgedragen  pleitnotas aldus in de openbaarheid gebracht. Verweerder heeft echter al in juni 2008 met Prof. mr. X gebeld en haar op de hoogte gesteld van de betrokkenheid van klager bij een strafrechtelijke procedure, waarin hij als advocaat was opgetreden. Op dat moment was de betrokkenheid van klager bij die strafzaak nog niet in de openbaarheid gebracht..

De raad overweegt dat verweerder weliswaar kennis had gekregen van het essay in het kader van een door klager tegen hem aanhangig gemaakte tuchtrechtprocedure; de geheimhoudingsplicht van een advocaat wordt echter niet opgeheven door een tegen hem aanhangig gemaakte tuchtrechtprocedure, waarin hij kennis neemt van (nieuwe) feiten. De geheimhoudingsplicht zou alleen dan opzijgeschoven kunnen worden, indien dit noodzakelijk zou zijn in het kader van de verdediging van de advocaat in de tegen hem aanhangig gemaakte tuchtrechtprocedure. Niet is gebleken dat het telefonisch contact van verweerder met Prof. mr. X noodzakelijk was voor de verdediging van verweerder in de tuchtrechtprocedure. Verweerder had zijn bezwaren tegen de inhoud van het essay bij het Hof van Discipline neer kunnen leggen. Het stond verweerder niet vrij als voormalig advocaat van klager om de werkgeefster van klager op te bellen en haar mede te delen dat hij advocaat was geweest van klager in een strafzaak.

De opmerking dat verweerder aangifte zou doen in geval van publicatie van het essay is als zodanig niet te beschouwen als een schending van de geheimhoudingsplicht.

Uit de getuigenverklaring van Prof. mr. X is niet gebleken dat verweerder aan haar heeft gevraagd of zij zou kunnen bemiddelen tot intrekking van de lopende klachtprocedure.

Evenmin is gebleken dat verweerder de diagnose van psychiatrische rapportages uit de strafprocedure bekendr heeft gemaakt. Prof. mr. X heeft hierover verklaard dat verweerder met haar heeft gesproken over de geestesgesteldheid van klager. Niet is gebleken dat hij hierbij de diagnose van psychiatrische rapportages uit de strafprocedure kenbaar heeft gemaakt.

Op grond van het bovenstaande komt de raad tot het oordeel dat verweerder zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden door Prof. mr. X., werkgeefster van klager, te informeren over de betrokkenheid van klager bij een strafzaak, welke kennis hij had verkregen in zijn hoedanigheid als (voormalig) advocaat van klager.

Op te leggen maatregel.

De verplichting tot geheimhouding geldt als een fundamenteel beginsel dat de advocaat in de uitoefening van zijn beroep in acht dient te nemen en waarop cliënten met het oog op de juiste behartiging van hun belangen onvoorwaardelijk moeten kunnen vertrouwen. Schending van de uit dit beginsel voortvloeiende verplichting leidt in zijn algemeenheid tot het opleggen van een zware maatregel. De raad is van oordeel dat, nu verweerder zijn geheimhoudingsplicht ten opzichte van klager heeft geschonden en informatie over klager bekend heeft gemaakt bij diens werkgeefster, hetgeen tot grote nadelige gevolgen voor klager had kunnen leiden, niet kan worden volstaan met een lichtere maatregel dan de hierna op te leggen maatregel.

BESLISSING

De raad verklaart de klacht gegrond en legt verweerder ter zake de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, en mrs. I.E.M. Sutorius, A.L.W.G. Houtakkers, R.F.L.M. van Dooren en J.D.E. van den Heuvel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2009

griffier.      voorzitter.

Verzonden op: 8 december 2010                

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de  mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per Post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.