ECLI:NL:TADRSHE:2009:YA0171 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch H 32 - 2009

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2009:YA0171
Datum uitspraak: 30-11-2009
Datum publicatie: 09-12-2009
Zaaknummer(s): H 32 - 2009
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Verweerster had de verzekeraar medewerking te verlenen aan een tweede schadeberekening door het NRL, omdat klager niet akkoord wenste te gaan met de door de verzekeraar gemaakte berekening. Dat die tweede berekening lager uitviel valt verweerster niet te verwijten. Verweerder heeft voldoende aangetoond dat zijn opmerkingen in geen enkele opzicht schofferend waren bedoeld. Weliswaar was sprake van slordig handleen, van tuchtrechtelijk verwijtbaar handleen was geen sprake. Het staat een advocaat vrij zich als advocaat terug te trekken, wanneer hij van oordeel is dat de vertrouwensrelatie is verbroken. Neerleggen mag niet op ongelegen moment. Indien een advocaat constateert dat er geen sprake meer is van een vertrouwensrelatie, op grond waarvan hij zich als advocaat terugtrekt, kan van hem niet verwacht worden dat hij nog werkzaamheden verricht. Aan een advocaat komt voor het te voeren beleid een ruime vrijheid toe. Ongegrond.

H 32 - 2009

BESLISSING

van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch inzake de klacht van

klager

tegen

1. verweerster

2. verweerder

_____________________________________________________________________

Verloop van de klachtprocedure.

Bij schrijven van 5 februari 2009 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement ’s-Hertogenbosch de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarisstaat.

De raad ontving een brief dd. 17 september 2009, met bijlagen, van klager.

Deze stukken zijn aan het klachtdossier toegevoegd.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2009 waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 28 april 2009, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 21 september 2009.

De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.

Ter mondelinge behandeling waren klager, de echtgenote van klager en verweerders aanwezig.

Vaststelling van de feiten voorzover voor de klacht van belang.

Klager is op 24 juni 2002 betrokken geraakt bij een verkeersongeval, ten gevolge waarvan klager letsel heeft opgelopen. Klager is via de rechtsbijstandsverzekeraar in contact gebracht met het kantoor van verweerders. Vanaf  7 oktober 2004 tot september 2005 is de letselschadezaak van klager behandeld door een voormalig kantoorgenote van verweerders. In oktober 2005 heeft verweerster de zaak van haar overgenomen.

Medio 2007 is door de schaderegelaar van de verzekeraar een Audalet-berekening gemaakt, welke in september 2007 aan verweerster werd toegezonden. In deze berekening werd de hoogte van de schade vastgesteld op € 203.774,24.

Omdat klager zich niet met de berekening kon verenigen heeft verweerster voorgesteld een onafhankelijk derde de schade te laten berekenen. Vervolgens is de schade berekend door het Nederlands Rekencentrum Letselschade (NRL), die de schade aanvankelijk berekende op € 179.133,-.

In januari 2008 heeft verweerder, nadat klager bij de rechtsbijstandsverzekeraar zich had beklaagd over de gang van zaken, de behandeling van het dossier van verweerster overgenomen.

Verweerder heeft vervolgens overleg met klager gevoerd en ten aanzien van een aantal door klager opgevoerde posten geconcludeerd dat deze onhaalbaar waren.

Klager heeft bij brief dd. 12 juli 2008 aan verweerder enkele kanttekeningen bij de berekening van het NRL geplaatst. Verweerder heeft bij brief dd. 21 juli 2008 de brief van klager dd. 12 juli 2008 aan het NRL doorgezonden met het verzoek te reageren op de opmerkingen van klager. Het NRL heeft hierna een tweede berekening gemaakt en kwam daarbij uit op een schade van € 188.529,-. Verweerder heeft klager bij brief dd. 15 augustus 2008 verzocht hem te laten weten of hij akkoord kon gaan met afwikkeling van de schade op basis van deze tweede berekening van het NRL. Hierna heeft tussen klager en verweerder enige correspondentie plaatsgevonden met betrekking tot een gerezen misverstand over de verzending van de brief dd. 21 juli 2008 aan het NRL, welke brief door verweerder bleek te zijn verzonden, maar welke zich niet meer op zijn computer bevond.

Door de verzekeraar is bij brief dd. 29 augustus 2009 een voorstel gedaan om de schade af te wikkelen op basis van de tweede berekening van het NRL.  Bij brief dd. 11 september 2009 heeft de verzekeraar een termijn gesteld waarbinnen klager moest reageren, bij gebreke waarvan de verzekeraar zou overgaan tot een eenzijdige afwikkeling. Klager heeft bij brief dd. 25 september 2008 bericht niet akkoord te gaan met een eenzijdige afwikkeling door de verzekeraar. Klager verzocht zijn vragen in zijn brief dd. 12 juli 2008 alsnog te beantwoorden. Verweerder heeft hierop geantwoord per e-mail dd. 30 september 2008.

Klager heeft bij brief dd. 14 oktober 2008 een overzicht van het verloop van de zaak, met daarbij kritische kanttekeningen aan verweerder toegezonden. Klager stelde niet met het ultimatum van de verzekeraar te kunnen instemmen en verzocht verweerder dit aan de verzekeraar mede te delen.

Verweerder heeft bij brief dd. 22 oktober 2008 aan klager bericht dat hij gezien de inhoud en de toonzetting van de brief dd. 14 oktober 2008 van klager constateerde dat er onvoldoende wederzijds vertrouwen was om de behandeling van de zaak voort te zetten. Verweerder heeft de verzekeraar bij brief dd. 27 oktober 2008 bericht niet langer voor klager op te treden.

Inhoud van de klacht.

Ten aanzien van verweerster:

1. Verweerster heeft het dossier onzorgvuldig behandeld en was onbekend met de behandeling van de berekening van letselschade;

2. Verweerster heeft klager niet geïnformeerd over de stand van zaken;

Ten aanzien van verweerder:

1.  Verweerder heeft schofferende aan- en opmerkingen aan het adres van klager gemaakt;

2. Verweerder heeft het dossier onzorgvuldig behandeld. Bij zijn kantoor zijn stukken zoekgeraakt;

3. Verweerder heeft niet juist gehandeld bij het doorgeven van informatie aan de wederpartij.

4. Verweerder heeft geen antwoord gegeven op door klager gestelde vragen.

5. Verweerder heeft zonder overleg met klager aan een derde deskundige opdracht gegeven tot herberekening van de schade.

6. Verweerder heeft zijn werkzaamheden voor klager op onbetamelijke en ongemotiveerde wijze beëindigd.

Standpunt van klager.

Verweerders hebben bij de behartiging van de belangen van klager klachtwaardige fouten gemaakt, die klager ernstig nadeel hebben opgeleverd.

Klager heeft bij brieven dd. 25 september 2008 en 14 oktober 2008 aan verweerder bericht niet akkoord te kunnen gaan met een eenzijdige afhandeling door de verzekeraar. Verweerder heeft dit niet aan de verzekeraar doorgegeven, wat heeft geleid tot een eenzijdige afhandeling door de verzekeraar, waarbij de door klager gestelde vragen nog steeds niet zijn beantwoord.

Het stond verweerder niet vrij het dossier van klager ongemotiveerd neer te leggen. Een advocaat mag een dossier niet neerleggen op grond van het feit dat door een cliënt enige kritische opmerkingen/kanttekeningen worden gemaakt. Verweerders hebben de kritiek van klager niet weersproken, waarmee de juistheid van de kritiek vaststaat.

Standpunt van verweerders.

Op het moment dat verweerster de zaak van haar voormalig kantoorgenote overnam was de zaak van klager, al bij vaststellingsovereenkomst geregeld, behoudens het verlies verdienvermogen. Dit had te maken met een herkeuring die klager moest ondergaan in het kader van de WAO. Eind december 2005 verzocht de verzekeraar om toezending van de meest recente medische informatie, zodat een inschatting kon worden gemaakt van de blijvende beperkingen. Dit stuitte op diverse problemen. Uiteindelijk zijn er in overleg met de verzekeraar een tweetal expertises verricht.

Verweerster heeft vanaf december 2005 tot september 2007 overleg gevoerd met de verzekeraar. In september 2007 werd, conform de door verweerster met de verzekeraar daarover gemaakte afspraak, een Audalet-berekening ontvangen, waarin de totale schade neerkwam op € 203.774,24. Op 19 oktober 2007 vond een bespreking plaats tussen verweerster en klager over deze berekening. Klager gaf vanaf het begin van de bespreking aan geen vertrouwen te hebben in het feit dat de berekening was gemaakt door de verzekeraar. Verweerster adviseerde klager als reactie op zijn specifieke  financiële vragen naar aanleiding van diens gesprek met zijn boekhouder, een onafhankelijk financiële deskundige in te schakelen. Verweerster verzocht vervolgens de verzekeraar mee te werken aan een schadeberekening door een onafhankelijk derde, waarmee de verzekeraar akkoord ging. Vervolgens is na overleg met de rechtsbijstandsverzekeraar van klager het Nederlands Rekencentrum Letselschade (NRL) ingeschakeld. In december 2007 werd van het NRL een rapportage ontvangen. De door het NRL berekende schade viel lager uit dan de eerder door de schaderegelaar van de verzekeraar berekende schade. Het NRL kwam uit op een totale schade van

€ 179.133,-. De berekening van NRL werd voorgelegd aan klager, waarna deze bij brief dd. 28 december 2007 liet weten nog van zich te laten horen. Verweerster vernam via de rechtsbijstandsverzekeraar dat klager zijn onvrede had geuit over de berekening door het NRL en de gang van zaken. De rechtsbijstandsverzekeraar heeft vervolgens bij e-mail dd. 16 januari 2008 voorgesteld dat een kantoorgenoot van verweerster de zaak zou overnemen om uit de impasse te geraken.

Hierna heeft verweerder de zaak overgenomen. Verweerder heeft in een overleg met klager te kennen gegeven dat hij een aantal door klager naar voren gebrachte posten als onhaalbaar oordeelde. Verweerder had de indruk dat klager zich in dat gesprek door verweerder had laten overtuigen. Verweerder heeft na zijn overleg met klager aan het NRL voorgesteld de berekening aan te passen in verband met enkele onjuistheden in de berekening. Het NRL heeft vervolgens een nieuwe berekening gemaakt. Verweerder heeft aan klager voorgesteld om op basis van die berekening de schade af te wikkelen. Hierna heeft op verzoek van klager nogmaals een aanpassing van de berekening door het NRL plaatsgevonden. Klager bleef vervolgens aarzelen over de afwikkeling van de schade. De verzekeraar had inmiddels een termijn gesteld waarbinnen zij tot afwikkeling van de schade wilde overgaan. Klager bleef e-mails sturen met de mededeling een en ander nog in beraad te hebben, waarna verweerder uiteindelijk een brief met verwijten ontving. Op dat moment constateerde verweerder dat klager kennelijk onvoldoende vertrouwen in hem had en heeft hij de behandeling van het dossier neergelegd.

Er is alle mogelijke zorgvuldigheid in acht genomen om de zaak op een juiste wijze af te wikkelen. Dat klager niet heeft kunnen vertrouwen op de deskundigheid van verschillende partijen (rechtsbijstandsverzekeraar, advocaten, verzekeraar en NRL) is spijtig, maar doet niets aan de zorgvuldige wijze waarop verweerders de zaak van klager hebben behandeld.

Beoordeling van de klacht.

Tegen verweerster.

Ad onderdeel 1.

Dat verweerster onbekend was met de behandeling van de berekening van letselschade is niet komen vast te staan. Uit de aan de raad overgelegde stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is niet gebleken dat verweerster de belangen van klager onzorgvuldig heeft behartigd. Verweerster heeft uitvoerig overleg gevoerd met klager en met de verzekeraar en is daarbij overeengekomen dat door de schaderegelaar van de verzekeraar een berekening zou worden opgesteld. Toen klager zich met die berekening niet kon verenigen heeft verweerster geadviseerd een onafhankelijke derde een tweede berekening te laten maken. Dat die tweede berekening vervolgens lager is uitgevallen, valt verweerster niet te verwijten. Verweerster had de verzekeraar verzocht medewerking te verlenen aan deze tweede berekening door het Nederlands Rekencentrum Letselschade omdat klager zelf niet akkoord wenste te gaan met de door de verzekeraar gemaakte berekening. Niet gebleken is dat verweerster het dossier van klager onzorgvuldig heeft behandeld.

Dit onderdeel zal als ongegrond worden afgewezen.

Ad onderdeel 2.

Uit de aan de raad overgelegde stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is niet gebleken dat verweerster klager niet heeft geïnformeerd over de gang van zaken. Tussen klager en verweerster heeft regelmatig overleg plaatsgevonden. De door deskundigen opgestelde berekeningen zijn door verweerster steeds aan klager toegezonden en met hem besproken.

Dit onderdeel zal als ongegrond worden afgewezen.

Tegen verweerder.

Ad onderdeel 1.

Klager heeft de opmerkingen van verweerder betreffende een amputatie van zijn rechterarm als schofferend en grievend ervaren. Verweerder heeft ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt in welk kader hij met klager heeft gesproken over een eventuele amputatie van de rechterarm van klager. Verweerder heeft voorts ter zitting zijn excuses aangeboden voorzover de door hem gemaakte opmerkingen door klager als grievend zijn ervaren. Verweerder heeft hiermee voldoende aangetoond dat zijn opmerkingen in geen enkel opzicht schofferend waren bedoeld. Gelet hierop en op de door verweerder aangeboden excuses, is de raad van oordeel dat verweerder hiervan tuchtrechtelijk geen verwijt te maken valt.

Dit onderdeel zal als ongegrond worden afgewezen.

Ad onderdeel 2.

Vast staat dat er een misverstand is ontstaan over de brief van verweerder dd. 21 juli 2008 aan het NRL. Uiteindelijk is het misverstand opgehelderd en heeft verweerder hiervoor zijn excuses aangeboden. Weliswaar was hier sprake van slordig handelen door verweerder, van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen was geen sprake. 

Dit onderdeel zal als ongegrond worden afgewezen.

Ad onderdeel 3.

Verweerder heeft het standpunt van klager ten aanzien van het door de verzekeraar gestelde ultimatum niet meer aan de verzekeraar doorgegeven, omdat de brief van 14 oktober 2008 voor verweerder aanleiding was om zijn werkzaamheden neer te leggen. Hij heeft de verzekeraar bericht dat hij niet langer optrad voor klager en verzocht zich direct tot klager te wenden. Indien een advocaat constateert dat er geen sprake meer is van een vertrouwensrelatie tussen hem en zijn cliënt, op grond waarvan hij zich als advocaat terugtrekt, kan van de advocaat niet verwacht worden dat hij nog werkzaamheden voor zijn cliënt verricht. In dat kader is het begrijpelijk dat verweerder het standpunt van klager ten aanzien van het door de verzekeraar gestelde ultimatum niet meer aan de verzekeraar heeft doorgegeven.

Dit onderdeel zal als ongegrond worden afgewezen.

Ad onderdeel 4.

Verweerder heeft wel gereageerd op de brief van klager dd. 12 juli 2008 door deze door te sturen naar het NRL, wat heeft geleid tot een tweede berekening door het NRL, die voor klager hoger uitviel. Voor het overige heeft verweerder bij e-mail dd. 30 september geantwoord dat de overige vragen voor hem geen aanleiding waren de vordering aan te passen. Hoewel het denkbaar was geweest dat verweerder eerder richting klager had gereageerd op diens brief dd. 12 juli 2008, valt dit hem tuchtrechtelijk niet aan te rekenen.

Dit onderdeel zal als ongegrond worden afgewezen.

Ad onderdeel 5.

Aan een advocaat komt voor het te voeren beleid een ruime vrijheid toe. In het algemeen kan een tuchtrechtelijke maatregel pas dan geïndiceerd zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt dan wel kennelijk onjuist adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Verweerder heeft in het belang van klager gehandeld door de brief van klager dd. 12 juli 2008 door te sturen aan het NRL. Uiteindelijk heeft dit geresulteerd in een hogere schadeberekening door het NRL. Niet valt in te zien op grond waarvan verweerder hiervan een tuchtrechtelijk verwijt te maken valt.

Dit onderdeel zal als ongegrond worden afgewezen.

Ad onderdeel 6.

Het staat een advocaat vrij een zaak die hij in behandeling heeft neer te leggen wanneer hij van oordeel is dat de vertrouwensrelatie is verbroken. Het bestaan van wederzijds vertrouwen tussen een advocaat en een cliënt is essentieel voor een behoorlijke beroepsuitoefening. De advocaat mag zijn opdracht niet op een ongelegen moment neerleggen. Hij zal zorgvuldig te werk moeten gaan om de belangen van zijn cliënt niet te schaden.

Naar het oordeel van de raad heeft verweerder naar aanleiding van de brief van klager dd. 14 oktober 2008 terecht de conclusie getrokken dat er geen vertrouwensrelatie meer bestond tussen klager en verweerder. Het stond verweerder vrij zich uit de zaak terug te trekken. Niet gebleken is dat verweerder de zaak op een ongelegen moment heeft stilgezet en dat hij de belangen van klager heeft geschaad.

Dit onderdeel zal als ongegrond worden afgewezen.

BESLISSING.

De raad wijst de klacht in alle onderdelen als ongegrond af.

Aldus gegeven door mr. J.P.M. van der Ham, voorzitter en mrs. R.G.A.M. Theunissen, E.J.P.J.M. Kneepkens, L.R.G.M.  Spronken, P.J.W.M.  Theunissen leden, in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2009

griffier.      voorzitter.

Verzonden op: 2 december 2009

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de  mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per Post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.