ECLI:NL:TADRSHE:2009:YA0030 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch B 49 - 2009

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2009:YA0030
Datum uitspraak: 21-09-2009
Datum publicatie: 13-10-2009
Zaaknummer(s): B 49 - 2009
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Verweerders hebben gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Er valt geen tuchtrechtelijk verwijt te maken. Verweerders hebben klaagster immer op de hoogte gehouden over de voortgang van de procedure en over de stukken die werden ingediend. Klaagster heeft er nimmer blijk van gegeven dat zij niet tevreden was over de wijze waarop de belangen werden behartigd. De klacht is ongegrond

B 49 – 2009

BESLISSING

Van de raad van discipline van in het ressort ’s-Hertogenbosch inzake de klacht van

verder “Klaagster, 

tegen

1.                                                                                                                   ; en

2.                                                                                                                   ,

verder: “Verweerders”.

Het verloop van de klachtprocedure

Bij schrijven van 26 februari 2009 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement te Breda de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen, welke stukken vermeld zijn in voormelde brief.

Klaagster heeft op 23 juni 2009 een brief met bijlagen aan de raad doen toekomen. Deze stukken zijn aan het klachtdossier toegevoegd.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 juli 2009, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 8 mei 2009, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 29 juni 2009.

De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.

Ter mondeling behandeling waren klaagster en verweerders aanwezig.

Vaststelling van de feiten voor zover voor de klacht van belang.

Klaagster is in juli 2002 via haar verzekeraar                      in contact gekomen met het kantoor                     van verweerders te Breda. Daar behandelde aanvankelijk een andere advocaat het dossier van klaagster. In februari 2005 is dit dossier overgenomen door verweerders.

Verweerster sub 1 was destijds de stagiaire van verweerder sub 2. In februari 2005, is namens klaagster een dagvaarding uitgebracht, waarin klaagster van haar buren en van de                          heeft gevorderd dat zij eraan zullen meewerken de feitelijke grenzen van het perceel van klaagster in overeenstemming te brengen met die van het Kadaster. De wederpartij diende een reconventionele vordering in, waarin een verklaring voor recht werd gevorderd te bepalen aan wie een achter in de tuin van klaagster liggend pad toebehoorde. Op 3 mei 2006 heeft de Rechtbank vonnis gewezen. Klaagster is in de procedure in het ongelijk gesteld. Klaagster heeft geen hoger beroep ingediend. Bij brief van 10 juni 2008 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerders.

Op 31 januari 2009 heeft de deken zijn dekenstandpunt aan klaagster en verweerders toegezonden. Bij brief van 9 februari 2009 heeft klaagster verzocht haar klacht door de sturen naar de raad van discipline.

Inhoud van de klacht.

Verweerders hebben mijn belangen in de zaak tegen                    en de               onvoldoende behartigd.

Standpunt van klaagster.

Klaagster is van mening dat verweerster sub 1 de belangen van klaagster niet goed heeft behartigd. Verweerster  heeft stukken achtergehouden en bewust niet in het geding gebracht. Klaagster verwijst in dit verband naar een brief van 20 mei 1997 van de hand van verweerder  en naar een stadsbericht waarin de grenzen waren bepaald. Door verweerster is dat stadsbericht niet in het geding gebracht. Klaagster geeft voorts aan dat verweerster  nooit ter plaatse is gaan kijken terwijl klaagster daarop wel heeft aangedrongen. Klaagster stelt dat verweerster sub 1 te weinig initiatief heeft getoond, slechts één keer, namelijk toen zij een eisvermindering voorstelde.

Klaagster is van mening dat zij daarmee de andere partij in de kaart speelde.

Tevens toonde verweerster  weinig inzicht in de materie. Zij had moeite met het lezen van de kadastrale gegevens. Klaagster merkt op dat zij op de zitting niet is gehoord. Verweerder  had klaagster medegedeeld dat de aanwezigheid van klaagster niet gebruikelijk was. Inmiddels heeft klaagster vernomen dat een zaak altijd verloren wordt als er geen aanwezigheid van de eisende partij is. Daarnaast bleek de zitting te zijn verplaatst van 7 juni 2006 naar 3 mei 2006. Klaagster geeft aan dat de inzet van verweerster sub 1 niet ter discussie staat. Wel heeft klaagster meerdere malen verzocht om strenger op te treden en zinnen anders te formuleren. Klaagster is van mening dat verweerster  onvoldoende door heeft gevraagd en niet steeds de juiste verbanden heeft gelegd, zodat zaken zijn blijven liggen.

Standpunt van verweerders

Verweerders stellen zich op het standpunt dat zij klaagster steeds op de hoogte hebben gehouden over de voortgang van de procedure. Klaagster heeft steeds conceptconclusies gekregen. De opmerkingen die klaagster daarop maakte zijn immer opnieuw verwerkt en steeds werd klaagster in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren.

Verweerster  heeft zich in de procedure steeds heel actief opgesteld evenals in de contacten met klaagster. Klaagster heeft er nooit blijk van gegeven dat zij niet tevreden was over de wijze waarop de belangen werden behartigd. Verweerders benadrukken dat er zeer gedreven is gewerkt in deze zaak. Na de klacht van klaagster hebben zij nogmaals het gehele dossier nagekeken en hebben slechts kunnen constateren dat er gedegen verweer is gevoerd. Dat het vonnis negatief uitviel voor klaagster is de advocaten ook tegengevallen en ook zij zijn het op diverse punten niet eens met de rechtbank. Dit is destijds uitvoerig met klaagster besproken en aan klaagster is de mogelijkheid voorgehouden om hoger beroep aan te tekenen, maar daarvan heeft klaagster afgezien.

Meer specifiek bestrijden verweerders de stelling van klaagster dat de akten niet in het geding zouden zijn gebracht. Ook het door klaagster genoemde stadsbericht is bij de dagvaarding gevoegd. In tegenstelling tot de beweringen van klaagster is verweerster wel bij klaagster ter plaatste geweest om de situatie te beoordelen, dit was in april 2005.

De stelling van klaagster dat er veel contact is geweest tussen de gemeente en verweerster sub 1 is juist, maar deze contacten hadden een juridisch doel; de door klaagster genoemde eisvermindering was onontkoombaar en is bovendien met klaagster vooraf besproken. Daar is destijds door klaagster geen bezwaar tegen gemaakt.

In tegenstelling tot de opmerkingen van klaagster over de juridische kwaliteiten van verweerster  geven beide advocaten aan dat zij voldoende bekwaam was. Verweerster was weliswaar stagiaire maar aan het einde van haar stagetijd. Er is eenmaal sprake geweest van een verschrijving, maar die is op eigen initiatief van verweerster  hersteld.

Dat klaagster niet is gehoord in de procedure en het feit dat de uitspraak is vervroegd zijn aspecten van procedurele aard. Het betrof een schriftelijke procedure, waarbij geen mogelijkheid was voor een mondelinge behandeling. Dit is niet van invloed geweest op de uitkomst van de procedure. De opmerking van klaagster dat klaagster verweerster zou hebben aangespoord strenger op te treden en duidelijker taal te spreken wordt ontkend.

Verweerders geven aan dat zij tegen de door de wederpartij aangedragen stellingen degelijk verweer hebben gevoerd, maar dat de rechter op diverse punten anders heeft geoordeeld dan mocht worden verwacht. Dit neemt niet weg dat door verweerster anders kan klaagster stelt nimmer de essentie uit het oog is verloren en wel de nodige verbanden zijn gelegd. Verweerders menen dat de belangen van klaagster op de juiste wijze zijn behartigd en dat er geen sprake is van enig tuchtrechtelijk verwijt.

Beoordeling van de klacht

De raad stelt vast dat de klacht betrekking heeft op de kwaliteit van werkzaamheden van verweerders. Toetsing aan de norm van artikel 46 van de Advocatenwet brengt mee dat de tuchtrechter onderzoekt of de advocaat heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij als advocaat behoort te betrachten tegenover degene wiens belangen hij behartigt. Dit houdt in dat een tuchtrechter de door de advocaat verrichte werkzaamheden inhoudelijk kan beoordelen met dien verstande dat het daarbij gaat om een marginale toetsing. Niet beoordeeld wordt of de handelwijze van de advocaat inhoudelijk juist was, maar of hij in redelijkheid kon komen tot het handelen in kwestie en of er geen sprake was van een kennelijk onjuiste behartiging van de belangen van zijn cliënt . De raad overweegt ten aanzien van de klacht dan ook dat uit de stukken en ter zitting niet is komen vast te staan dat verweerders de belangen van klaagster onvoldoende hebben behartigd, waardoor klaagster in haar belangen is geschaad. Hetgeen door klaagster naar voren is gebracht is door verweerders voldoende gemotiveerd weersproken.

De raad is op basis van naar voren gebrachte stukken en feiten van oordeel dat verweerders handelden zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. De raad is van oordeel dat er met betrekking tot de klacht onvoldoende redenen zijn om verweerders een tuchtrechtelijk verwijt te maken. De klacht zal als ongegrond worden afgewezen.

BESLISSING.

De raad wijst de klacht tegen verweerders als ongegrond af.

Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door: Mr P.M. Knaapen (voorzitter), Mr E.J.P.J.M. Kneepkens, Mr M.B.Ph. Geeraedts, Mr L.R.G.M. Spronken, Mr P.J.W.M. Theunissen (leden), op: 21 september 2009

Griffier                            Voorzitter

_______________        _______________

Mr P. Beens                   Mr

Verzonden op 22 september 2009

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.