ECLI:NL:TADRARN:2009:YA0232 Raad van Discipline Arnhem 09-29

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2009:YA0232
Datum uitspraak: 21-12-2009
Datum publicatie: 03-01-2010
Zaaknummer(s): 09-29
Onderwerp:
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarop al eerder is beslist
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Herziening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Geen nieuw feit op grond waarvan nieuwe klacht kan worden ingediend of eerste beslissing kan worden herzien. Verzet tegen voorzittersbeslissing ongegrond.

09-29

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Inzake

X

wonende te [woonplaats]

hierna te noemen klager

tegen

mr. Y

advocaat te [woonplaats]

hierna te noemen verweerder

1.            Bij brief van 27 april 2009 is klager in verzet gekomen tegen de beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline van 8 april 2009, verzonden op dezelfde datum, waarbij klager kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. Een kopie van de beslissing wordt aan deze beslissing gehecht.

2.            Bij de behandeling van het verzet van klager heeft de Raad zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. M.J. Blaisse, voorzitter, mrs. P.R.M. Noppen, P.M. Wilmink, C.J. Lunenberg-Demenint en P.J.M. van Wersch, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier. Klager en verweerder zijn beiden verschenen.

3.            Klager heeft verweerder ter zake hetzelfde feitencomplex eerder tuchtrechtelijk aangesproken. Op deze eerste klacht is bij voorzittersbeslissing d.d. 17 mei 2006 beslist, waarbij de klacht van klager kennelijk ongegrond is verklaard. Het verzet daartegen is door de Raad van Discipline bij beslissing van 6 oktober 2006 ongegrond verklaard. In het daartegen gerichte beroep is klager vervolgens niet ontvankelijk verklaard.

4.            Klager voert bij verzetschrift aan dat er nu sprake is van een nieuwe klacht dan wel een nieuw feit, waarop zijn klacht is gebaseerd, omdat klager niet eerder kennis heeft kunnen nemen van een kopie van een brief van verweerder aan de gemeente [….] van juni 2004, waaruit blijkt dat verweerder destijds kennis droeg van het rapport van de Nationale Ombudsman.

5.            Het rapport van de Nationale Ombudsman was echter al onderdeel van de eerste klachtprocedure en zowel klager als verweerder kenden de inhoud van het rapport bij de behandeling van de eerste klacht. Dat dit voor klager, zoals hij stelt, eerst nu onomstotelijk is komen vast te staan door de brief van verweerder aan de gemeente […..] van 7 juni 2004, brengt geen novum met zich mee op grond waarvan klager een nieuwe klacht in kan dienen. Met de voorzitter is de Raad van oordeel dat er geen sprake is van een nieuw feit. De Raad is van oordeel dat de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust in stand kan worden gelaten.

De beslissing van de raad luidt als volgt:

Het verzet is ongegrond.

Aldus beslist door de Raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op [datum] december 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.

Griffier                                                           Voorzitter

Ingevolge het bepaalde in artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.