ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0198 Raad van Discipline Amsterdam 08-349H

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0198
Datum uitspraak: 23-06-2009
Datum publicatie: 14-12-2009
Zaaknummer(s): 08-349H
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht gegrond. Verweerder heeft jegens klager niet de zorgvuldigheid betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

 

BESLISSING d.d. 23 juni 2009

in de zaak 08-349H

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op bij brief van 17 december 2008 aan de raad voorgelegde klacht van:

de heer

k l a g e r

tegen:

de heer mr.

v e r w e e r d e r

1.         verloop van de procedure:

1.1              Bij brief van 17 december 2008, door de raad ontvangen op 18 december 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2              De klacht is behandeld ter zitting van de raad op 7 april 2008 in aanwezigheid van klager en verweerder. Verweerder is bijgestaan door mr. J. Rozendaal, advocaat te Amsterdam. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3              De raad heeft kennis genomen van:

a.       de in 1.1 bedoelde brief van de deken en van de stukken aangehecht aan die brief;

b.      de brief van verweerder aan het L.B.I.O. van 20 februari 2007;

c.       de beslissing van de raad in de zaak 08-315H van 9 februari 2009.

2.         de klacht:

2.1              De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat:

a.         verweerder klagers belangen niet goed heeft behartigd door na te laten een procedure tot nihilstelling van klagers alimentatieverplichting ten opzichte van zijn zoon te starten;

b.         verweerder klager onvoldoende heeft geadviseerd en heeft ingelicht over de door hem te volgen strategie in klagers zaak.

2.2              Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerder volgens klager de norm, vastgelegd in art. 46 Advocatenwet, overtreden.

3.         feiten

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1              Klager en mevrouw Y hebben een affectieve relatie gehad. Uit deze relatie zijn twee nu nog minderjarige kinderen geboren. De kinderen woonden allebei bij mevrouw Y. Krachtens een rechterlijke beschikking diende klager maandelijks aan mevrouw Y een bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de minderjarigen te voldoen. Mevrouw Y ontving voor de beide kinderen kinderbijslag.

3.2              In september 2006 is de zoon bij klager komen wonen.

3.3              In oktober 2006 is klager gestopt met het betalen van alimentatie aan mevrouw Y voor zijn zoon.

3.4              Op 17 januari 2007 ontving klager een brief van het L.B.I.O. over de inmiddels ontstane alimentatieschuld voor de zoon. Het L.B.IO. heeft klager tot betaling van de kinderalimentatie aan mevrouw Y gemaand. Hierop heeft klager zich tot verweerder gewend.

3.5              Verweerder heeft bij brief van 20 februari 2007 het L.B.I.O. aangeschreven.

3.6              Klager heeft verweerder verzocht een procedure tot nihilstelling van de alimentatie voor de zoon te starten alsmede een procedure tot wijziging van zijn woonplaats.

3.7              In mei 2007 heeft het L.B.I.O. aangekondigd loonbeslag te leggen ten laste van klager als deze zijn alimentatieschuld niet zou betalen. Klager heeft verweerder gezegd dat een loonbeslag in ieder geval moest worden voorkomen omdat hij anders niet meer aan zijn verplichtingen jegens zijn nieuwe partner en zijn twee andere kinderen kon voldoen. Verweerder heeft bij brief van (volgens klager) 17 juni 2007 het L.B.I.O. aangekondigd dat hij een verzoekschrift tot vermindering van alimentatie zou indienen (brief bevindt zich niet bij de stukken), maar hij heeft geen verzoek tot nihilstelling bij de rechtbank ingediend.

3.8              In juli 2007 is klager met zijn kinderen met vakantie geweest. Na de vakantie in juli 2007 is de zoon weer bij zijn moeder gaan wonen.

3.9              In september 2007 heeft het L.B.I.O. loonbeslag gelegd ten laste van klager. Verweerder heeft het L.B.I.O. gesommeerd het gelegde beslag op te heffen en heeft contact opgenomen met de raadsman van mevrouw Y om een oplossing te bespreken.

3.10          Op 5 februari 2008 heeft de rechtbank Haarlem namens klager een verzoekschrift tot nihilstelling van de alimentatie ontvangen opgesteld door een andere advocaat dan verweerder. Bij beschikking van 7 oktober 2008 heeft de rechtbank Haarlem de alimentatie voor de zoon op nihil gesteld gedurende de periode dat de zoon bij klager verbleef.

3.11          De Haarlemse deken heeft bij brief van 31 oktober 2008 op basis van hetzelfde feitencomplex bij deze raad een bezwaar ingediend. Bij beslissing van de raad van 9 februari 2009 is het bezwaar betrekking hebbend op ditzelfde feitencomplex gegrond verklaard en is aan verweerder een berisping opgelegd. Tegen de beslissing is geen hoger beroep ingesteld.

4.         beoordeling van de klacht

4.1              Verweerder heeft aangevoerd dat klager niet-ontvankelijk is omdat de raad reeds over hetzelfde feitencomplex in de procedure genoemd onder 3.11 jegens verweerder een uitspraak heeft gedaan. Dat verweer slaagt niet. Zoals overwogen door het hof van discipline in zijn beslissing van 28 augustus 1989, 1329 (Adv.bl. 1990, p. 121) kan er reden zijn voor de deken om ook ambtshalve een afzonderlijk bezwaar ter kennis van de raad te brengen in dezelfde aangelegenheid waarover een individuele klager heeft geklaagd. De deken komt die bevoegdheid toe op grond van artikel 46f Advocatenwet. De deken maakt daar gebruik van als er naar zijn oordeel op grond van het algemene belang reden is om een  bezwaar aan de raad voor te leggen. Dat betekent dat klager ontvankelijk is.

4.2              Beide klachtonderdelen worden gezamenlijk besproken. Zoals de raad in voormelde beslissing van 9 februari 2009 heeft overwogen staat vast dat klager verweerder heeft verzocht een procedure aanhangig te maken tot nihilstelling van de alimentatie ten behoeve van zijn zoon, alsmede een procedure tot wijziging van de woonplaats van de zoon. Verweerder heeft deze procedures niet aanhangig gemaakt. Volgens verweerder heeft hij met klager besproken dat een aantal maanden zou worden afgewacht of de feitelijke gang van zaken zou standhouden alvorens procedures aanhangig te maken. Klager heeft ontkend dat dit met hem is besproken. Uit het klachtdossier blijkt niet dat verweerder dit met klager heeft besproken en ook niet dat klager daarmee heeft ingestemd. Het had op de weg van verweerder gelegen zijn strategie, die niet in overeenstemming was met klagers wensen, schriftelijk te bevestigen. Bovendien heeft klager de hulp van verweerder ingeroepen toen het L.B.I.O. aankondigde loonbeslag te zullen leggen. Klager heeft verweerder uitdrukkelijk kenbaar gemaakt dat loonbeslag voorkomen moest worden in verband met zijn verplichtingen ten opzichte van twee andere kinderen. Hoewel verweerder heeft aangekondigd stappen te zullen ondernemen ter voorkoming van loonbeslag, is niet komen vast te staan dat verweerder deze stappen ook daadwerkelijk heeft genomen. Het L.B.I.O. heeft in september 2007 loonbeslag gelegd ten laste van klager. Beide klachtonderdelen zijn derhalve gegrond.

5.         maatregel

5.1       Nu aan verweerder reeds bij beslissing van 9 februari 2009 vanwege hetzelfde tuchtrechtelijke verwijt een maatregel is opgelegd, zal de raad zulks niet andermaal doen, doch de raad acht gezien de inhoud van de verweten gedragingen voldoende grond aanwezig om ambtshalve op grond van artikel 48 lid 7 Advocatenwet uit te spreken dat verweerder jegens klager niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart de klacht gegrond en spreekt uit dat verweerder jegens klager niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mr. J.R. Goppel, mr. A. de Groot, mr. B. Roodveldt, mr. M.L.F.J. Schyns, leden, met bijstand van mr. L. Koning als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 juni 2009.

voorzitter                                                                                                      griffier


Deze beslissing is in afschrift op 23 juni 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

-       klager

-       verweerder

-       de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem

-       de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

-       verweerder

-       de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek ;

bezorging

De griffie van het hof van discipline is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren;

per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden gezonden aan de griffie van het hof van discipline.

Voor telefonische informatie is de griffie van het hof van discipline bereikbaar onder telefoonnummer 076 -548 4607.

* * * * *