ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0188 Raad van Discipline Amsterdam 09-250A + 09-251A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0188
Datum uitspraak: 07-12-2009
Datum publicatie: 11-12-2009
Zaaknummer(s): 09-250A + 09-251A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Tul
Beslissingen: Anders
Inhoudsindicatie: Een advocaat behoort toezeggingen aan tuchtrechter na te komen, ook indien hij de beslissing aanvecht. Tenuitvoerlegging van voorwaardelijk deel bevolen.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

beslissing d.d. 7 december 2009

in de zaak 09-250A + 09-251A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 8 september 2009 bij de raad binnengekomen klacht van:

De heer

k l a g e r ,

en de vordering tot tenuitvoerlegging van:

de deken

tegen:

De heer Mr.

 v e r w e e r d e r

 1. Verloop van de procedure:

 1.1 Bij brief van 8 september 2009, door de raad ontvangen op dezelfde datum, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 In dezelfde brief heeft de deken op grond van artikel 48c van de Advocatenwet de tenuitvoerlegging gevorderd van een eerder aan verweerder voorwaardelijk opgelegde maatregel.

1.3 De klacht van klager alsmede de vordering van de deken zijn behandeld ter zit-ting van de raad te Amsterdam op 23 september 2009.

1.4 Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de in paragraaf 1.1 genoemde brief van de de-ken aan de raad, alsmede de stukken als opgenomen in de bij die brief gevoegde inventa-rislijst.

2. De klacht en de vordering:

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet niet heeft voldaan aan een hem door het hof van discipline opgelegde bij-zondere voorwaarde, hetgeen volgens klager temeer klemt nu verweerder ten overstaan van het hof van discipline heeft toegezegd aan deze voorwaarde te zullen voldoen, indien de klacht gegrond zou worden bevonden.

2.2 De deken ziet in het nalaten van verweerder aanleiding zelfstandig de tenuitvoer-legging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de door het hof opgelegde maatregel te vorderen.

3. Feiten:

3.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in een letselschadezaak. Klager heeft eerder geklaagd bij de raad over de wijze waarop verweerder de rechtsbijstand financieel afhan-delde. De raad heeft op deze klacht beslist bij beslissing van 13 mei 2008 (07-306A). Verweerder is in hoger beroep gegaan. Het hof van discipline heeft beslist op 9 februari 2009 (5201).. Bij deze beslissing heeft het hof de beslissing van de raad van 13 mei 2008 vernietigd voor zover daarin door de raad een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van zes maanden is opgelegd. In zoverre opnieuw rechtdoende, heeft het hof aan ver-weerder de maatregel van schorsing voor de duur van zes maanden opgelegd, met bepa-ling dat deze maatregel voor de duur van drie maanden niet zal worden ten uitvoer ge-legd, tenzij de raad van discipline later anders mocht oordelen op grond dat verweerder zich voor het einde van een op de datum van de uitspraak ingaande proeftijd van twee jaar heeft schuldig gemaakt aan een in artikel 46 Advocatenwet bedoelde gedraging, en onder de bijzondere voorwaarde dat verweerder binnen zes weken na deze uitspraak aan klager betaalt een bedrag ad € 4.268,90 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.268,90 vanaf 1 juni 2001 en met de wettelijke rente over een bedrag van € 2.000,--  van-af 20 februari 2002, beide tot aan de dag der algehele voldoening; en ten slotte met bepa-ling dat de schorsing ingaat op de dag dat verweerder zich opnieuw laat inschrijven als advocaat onder bekrachtiging van de beslissing voor het overige.

3.2 Klager heeft onbetwist gesteld dat verweerder het hof heeft toegezegd te zullen betalen indien hij daartoe mocht worden veroordeeld. Verweerder heeft niet betaald. Wel heeft hij beroep ingesteld tegen de beslissing van het Hof bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens te Straatsburg.

4. Beoordeling van de klacht:

4.1 De klacht en de vordering lenen zich voor gezamenlijke behandeling. 

De raad stelt vast dat verweerder zich niet heeft gehouden aan de hem door het hof op-gelegde voorwaarden. Dit klemt temeer nu onweersproken door klager is gesteld dat verweerder aan het hof heeft toegezegd te zullen betalen, indien hij mocht worden ve-roordeeld. In het feit dat verweerder beroep heeft ingesteld bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens te Straatsburg ziet de raad geen aanleiding de tenuitvoerlegging niet te bevelen, aangezien een advocaat toezeggingen die hij tegenover het hof van discipline en zijn (ex-)cliënt doet, behoort na te komen, wat er ook zij van de tegen de inhoud van de beslissing van het Hof aangevoerde argumenten. Een advocaat wordt geacht zich te houden aan dergelijke toezeggingen.

Het voorgaande brengt mee dat de klacht gegrond is en dat de vordering zal worden toe-gewezen.

5. Maatregel:

5.1 De raad zal de gevorderde tenuitvoerlegging bevelen aangezien er geen redenen zijn om deze sanctie, die voortvloeit uit het niet geven van gevolg aan de uitspraak van het hof van discipline, niet op te leggen. Nu het voorwaardelijk deel van de eerder opge-legde schorsing zal worden ten uitvoer gelegd, zal de raad ter zake van de gegronde klacht geen afzonderlijke maatregel opleggen .

BESLISSING:

De raad van discipline:

- Verklaart de klacht gegrond;

- Gelast de tenuitvoerlegging van het bij de onder 3.1 genoemde beslissing van het hof van discipline aan verweerder voorwaardelijk opgelegde gedeelte van de schorsing in de uitoefening van zijn praktijk;

Bepaalt dat de schorsing ingaat op de eerste dag dat verweerder weer op het tableau mocht worden ingeschreven, met dien verstande dat de schorsing niet eerder ingaat dan na afloop van alle eventuele voorafgaande schorsingen.

Aldus gewezen door Mr. Th. S. Röell, voorzitter, mrs. M. le Belle, M.J.G.H. Verviers, M. Pannevis, M.W. Schüller, leden, met bijstand van mr. M.A. Hupkes als griffier en uitge-sproken ter openbare zitting van 7 december 2009.

voorzitter       griffier

Deze beslissing is in afschrift op 7 december 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Tegen de last tot tenuitvoerlegging staat ingevolge artikel 48g van de Advocatenwet geen rechtsmiddel open.

Van de beslissing tot gegrondverklaring van de klacht kan hoger beroep worden ingesteld bij het hof van discipline door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na  verzending van de beslis-sing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gron-den van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzen-ding van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroep-schrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het hof van discipline:

Per post:

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is : Postbus132, 4840 AC Prin-senbeek.

Bezorging:

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uit-sluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

Per fax:

Het faxnummer van het hof van discipline is 076-548 46 08. Tegelijkertijd met de indie-ning per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden toege-zonden aan de griffie van het hof van discipline.

Telefonische informatie: 

076- 548 46 07