ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0174 Raad van Discipline Amsterdam 09-052A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0174
Datum uitspraak: 07-12-2009
Datum publicatie: 08-12-2009
Zaaknummer(s): 09-052A
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over uitvoering opdracht. Reikwijdte opdracht duidelijk schriftelijk vastgelegd en aan klaagster bevestigd. Klacht ongegrond.

RAAD VAN DISCIPLINE

In het ressort Amsterdam

BESLISSING van 7 december 2009

in de zaak 09-052A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 19 februari 2009 binnengekomen klacht van:

mevrouw

samen aan te duiden als klagers,

afzonderlijk als klaagster respectievelijk klager

tegen:

de heer mr.

verweerder

1. verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 19 februari 2009, door de raad ontvangen op 19 februari 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 28 september 2009. Klagers zijn ter zitting verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, de heer H.A. Albersen. Ook verweerder is ter zitting verschenen.

1.3 Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van:

a. de in 1.1. bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 15 in de in die brief genoemde inventarislijst.

2. klacht

2.1 De klacht houdt – zakelijk weergegeven – in dat verweerder de door klagers aan hem gegeven opdracht, bestaande uit het opeisen van specifieke gegevens over de bij de heer A gebruikte contrastvloeistoffen bij het Y-ziekenhuis, niet heeft uitgevoerd, maar op basis van de conclusies van de medisch adviseur van verweerder heeft besloten, dat het geen zin had om de specifieke gegevens over de gebruikte contrastvloeistoffen te achterhalen.

2.2 Door aldus te handelen dan wel na te laten heeft verweerder volgens klagers de norm, vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet, overtreden en heeft hij gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt.

3. feiten

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.1 De heer A, de zoon van klaagster, heeft gedurende een aantal jaren verschillende medische behandelingen moeten ondergaan. Klager is “buddy” van de heer A. Klagers vermoeden dat de huidige lichamelijke en geestelijke problemen van de heer A het gevolg zijn van het meermalen toepassen van contrastvloeistoffen, onder andere in 2002, in het Y-Ziekenhuis.

3.2 Op aanraden van een andere advocaat en met medeweten van Z-Rechtsbijstand (waar klaagster tegen de kosten van rechtsbijstand is verzekerd) hebben klagers zich tot verweerder gewend.

3.3 Op 13 mei 2008 heeft Z-Rechtsbijstand zowel aan klaagster als aan mr. X, een kantoorgenote van verweerder, een brief verzonden. In beide brieven heeft Z-Rechtsbijstand bevestigd dat mr. X namens het kantoor van verweerder de zaak van klagers zou behandelen. In de tot mr. X gerichte brief heeft Z-Rechtsbijstand aangegeven, dat zij uitsluitend dekking verleende voor werkzaamheden gerelateerd aan het verkrijgen van het medisch dossier van de heer A.

3.4 Vervolgens heeft op 26 mei 2008 een bespreking op het kantoor van verweerder plaatsgevonden. Bij deze bespreking waren aanwezig klagers, verweerder en mr. X. Van de bespreking is een besprekingsverslag opgemaakt. De voorlaatste drie alinea’s van dit besprekingsverslag luiden als volgt:

“[Klaagster] en [klager] willen weten welke contrastvloeistoffen (merknamen en stofnamen), wanneer, op welke wijze en in welke hoeveelheid aan [de heer A] zijn toegediend. Hiertoe heeft [de voormalig advocaat van klagers] het medisch dossier opgevraagd. Hierbij is onder meer een set door radiologen opgestelde onderzoeksrapporten ontvangen. Voornoemde vragen worden in deze rapporten niet beantwoord. Bij brief van 2 januari 2007 laat [mevrouw B] het Y-Ziekenhuis weten, dat de verzochte gegevens niet in het medisch dossier worden geregistreerd. Uit onderzoek is wel gebleken, dat op 28 januari 2003 ten behoeve van het maken van een CT-scan van de buik 90cc Xenetic 350 is ingespoten. [Klaagster] merkt hierbij op dat op enig moment een handmatig opgestelde lijst is verstrekt waarop stond aangegeven wanneer welke contrastvloeistoffen zijn toegediend. Deze lijst is echter bij derden kwijt geraakt.

Het verzoek van [klaagster] is, om ervoor te zorgen dat alsnog de in voorgaande alinea opgenomen informatie over de contrastvloeistof (welke vloeistof, hoeveel etc.) beschikbaar komt.

[Klaagster] geeft aan dat nog niet door een arts het verband is gelegd tussen het toedienen van de Hystoacryl+ en contrastvloeistoffen enerzijds en de (huidige) klachten van [de heer A] anderzijds. Afgesproken wordt deze vraag voor te leggen aan de medisch adviseur en vervolgens [klaagster] te adviseren.”

3.5 Het besprekingsverslag is op 29 mei 2008 door mr. X aan klaagster toegezonden. Mr. X geeft in de begeleidende brief aan, dat zij graag van klaagster hoort of deze naar aanleiding van het verslag opmerkingen heeft.

3.6 Klaagster heeft per op 31 mei 2008 tot mr. X verzonden e-mail gereageerd op het besprekingsverslag. Klaagster heeft in deze e-mail nader aangegeven welke zaken naar haar mening onjuist in het besprekingsverslag stonden weergegeven. Klaagster heeft geen opmerkingen gemaakt over de voornoemde citaten uit het besprekingsverslag.

3.7 Gedurende de daaropvolgende maanden hebben klaagster en mr. X met elkaar gecorrespondeerd.

Op 16 juni 2008 heeft mr. X per e-mail onder meer het volgende aan klaagster bericht:

“Zoals besproken ondernemen [verweerder] en ik geen verdere actie, totdat wij onze medisch adviseur hebben gesproken.”

Op 21 augustus 2008 heeft mr. X per e-mail onder meer het volgende aan klaagster bericht:

“Zoals besproken hebben [verweerder] en ik nog geen contact opgenomen met het Y-Ziekenhuis. Zoals wij afspraken, zullen wij eerst overleggen met ons medisch adviseur en u daarna adviseren.”

3.8 Vervolgens heeft mondeling overleg plaatsgevonden tussen mr. X en de aan het kantoor van verweerder verbonden medisch adviseur. Naar aanleiding van dit overleg heeft mr. X op 1 september 2008 zowel aan klaagster als aan Z-Rechtsbijstand bericht, dat zij de kans niet reëel achtte, dat in rechte zal kunnen worden bewezen dat de klachten van de heer A gerelateerd zijn aan de gebruikte contrastvloeistoffen. Mr. X heeft daaruit de conclusie getrokken, dat het niet zinvol zou zijn om de specifieke gegevens over (het toedienen van) de contrastvloeistoffen te achterhalen.

3.9 Klaagster heeft bij verweerder en mr. X tegen genoemde gang van zaken geprotesteerd, en er bij verweerder en mr. X op aangedrongen dat alsnog een kort geding tegen het Y-Ziekenhuis zou worden geëntameerd. Verweerder heeft hierop op 8 september 2008 per e-mail gereageerd. In deze e-mail heeft verweerder aan klaagster zijn visie op de gang van zaken weergegeven, en aan haar bevestigd dat (het kantoor van) verweerder niet namens klaagster een kort geding tegen het Y-Ziekenhuis zou opstarten, aangezien verweerder en mr. X van mening waren dat een dergelijk kort geding kansloos en zonder voldoende (juridisch) belang zou zijn.

4. beoordeling van de klacht

4.1 De raad stelt vast, dat partijen van mening verschillen over de strekking van de aan verweerder gegeven opdracht. Klagers stellen zich op het standpunt dat zij aan verweerder uitsluitend de opdracht hebben gegeven om informatie over de gebruikte contrastvloeistoffen bij het Y-Ziekenhuis te verkrijgen. Het consulteren van de medisch adviseur was volgens klagers niet afgesproken en dan ook niet aan de orde. Nu verweerder zich volgens klagers niet aan de aan hem verstrekte opdracht heeft gehouden, heeft deze volgens klagers verwijtbaar gehandeld. Verweerder stelt echter dat met klagers is afgesproken, dat eerst de medisch adviseur zou worden gevraagd zich uit te laten over de vraag of er causaal verband zou kunnen bestaan tussen de gebruikte contrastvloeistoffen en de klachten van de heer A. Naar gelang het oordeel van de medisch adviseur zou dan worden beoordeeld in hoeverre het opvragen van informatie over de gebruikte contrastvloeistoffen zinvol en/of haalbaar zou zijn. Nu verweerder zich naar zijn mening aan de aan hem verstrekte opdracht en aan de met klagers gemaakte afspraken heeft gehouden, meent verweerder dat hem geen verwijt kan worden gemaakt.

4.2 De raad overweegt ter zake als volgt. Z-Rechtsbijstand heeft namens klaagster op 13 mei 2008 aan (de kantoorgenote van) verweerder de opdracht gegeven, om werkzaamheden te verrichten die “puur” gericht waren op het verkrijgen van het medisch dossier van de heer A. Tijdens de bespreking van 26 mei 2008 is echter aan verweerder en mr. X duidelijk geworden, dat het medisch dossier reeds eerder door (de voormalig advocaat van) klagers bij het Y-Ziekenhuis was opgevraagd, en dat het Y-Ziekenhuis toentertijd reeds aan klagers had bericht dat de gevraagde gegevens betreffende de contrastvloeistoffen, zich niet in het medisch dossier bevonden en ook niet in het medisch dossier worden geregistreerd. De in eerste instantie aan het kantoor van verweerder verstrekte opdracht is daardoor tijdens de bespreking in een ander licht komen te staan. In het besprekingsverslag is opgenomen, dat de opdracht tijdens de bespreking in die zin is aangepast, dat het verzoek van klagers was dat (het kantoor van) verweerder er zorg voor zou dragen dat specifiek de door klagers gewenste informatie over de bij de heer A gebruikte contrastvloeistoffen voor hen beschikbaar zou komen. In het besprekingsverslag staat verder weergegeven, dat verweerder en mr. X met klagers hebben afgesproken dat zij, alvorens nadere actie te nemen met betrekking tot het opvragen van genoemde informatie ter zake de contrastvloeistoffen, aan de medisch adviseur de vraag zouden voorleggen, of er een causaal verband zou kunnen bestaan tussen de klachten van de heer A en de mogelijkerwijs gebruikte contrastvloeistoffen.

4.3 Het besprekingsverslag betreft een schriftelijke weergave van de tussen partijen gemaakte (tijdens de bespreking deels aangepaste) afspraken. Het besprekingsverslag is verder op 29 mei 2008 door mr. X aan klaagster doorgeleid. Mr. X heeft in de begeleidende brief aan klaagster bericht, dat zij graag van klaagster zou horen of het besprekingsverslag nog aanleiding vormde voor enige opmerkingen van de kant van klaagster. Klaagster heeft deze mogelijkheid ook te baat genomen, zulks per e-mail van 31 mei 2008, in welke e-mail klaagster echter niet de juistheid van (de schriftelijke weergave van) genoemde afspraken bestrijdt. De raad gaat er gezien deze gang van zaken dan ook van uit, dat de desbetreffende afspraken op een juiste wijze in het besprekingsverslag zijn vastgelegd, en dat deze dus ook daadwerkelijk tussen klagers en (mr. X en) verweerder zijn gemaakt. Daarbij neemt de raad bovendien in aanmerking, dat klagers voorafgaand aan het moment waarop de (voor klagers teleurstellende) bevindingen van de medisch adviseur aan hen bekend werden gemaakt, nimmer het bestaan en/of de juistheid van deze afspraken hebben betwist en/of deze afspraak herroepen. Voorts overweegt de raad dat mr. X ook in de periode na de genoemde bespreking, en in ieder geval per e-mail van 15 juni en 21 augustus 2008, aan klaagster heeft bevestigd dat verweerder en zij zelf eerst de bevindingen van de medisch adviseur zouden afwachten, alvorens over te gaan tot verdere actie. Ook toentertijd heeft klaagster deze stelling niet weersproken.

4.4 Gezien het voormelde komt de raad dan ook tot het oordeel dat verweerder niet kan worden verweten dat hij, alvorens over te gaan tot nadere juridische “actie” gericht op het verkrijgen van informatie met betrekking tot de gebruikte contrastvloeistoffen, aan de medisch adviseur de vraag heeft voorgelegd of er mogelijkerwijs een causaal verband zou kunnen bestaan tussen de gebruikte contrastvloeistoffen en de medische klachten van de heer A. Ten overvloede merkt de raad nog op dat verweerder ook in algemene zin niet kan worden verweten dat hij, alvorens namens klagers een kort geding tegen het Y-Ziekenhuis te entameren, heeft onderzocht of een dergelijk kort geding naar maatstaven van redelijkheid een kans van slagen had.

4.5 In ieder geval kan niet worden gezegd dat verweerder, door te handelen zoals hij heeft gehandeld, heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt. Op basis van hetgeen hiervoor is weergegeven acht de raad de klacht ongegrond.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.H. Kist, voorzitter, mr. H.C.M.J. Karskens, mr. B.E. van der Molen, mr. H.B. de Regt, mr. B.C. Romijn, leden met bijstand van mr. F.A. Chorus als griffier en uitsproken ter openbare zitting van 7 december 2009.

voorzitter          griffier

Deze beslissing is in afschrift op 7 december 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers;

- verweerder;

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam;

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klagers;

- verweerder;

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam;

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.      Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076-548 4607