ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0165 Raad van Discipline Amsterdam 08-338A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0165
Datum uitspraak: 29-06-2009
Datum publicatie: 14-12-2009
Zaaknummer(s): 08-338A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Verzet. Klager verwijt verweerder bij gelegenheid van een kort geding onvoldoende duidelijk te hebben gemaakt waarom de aan hem opgelegde tbs-maatregel diende te worden beëindigd. Klager heeft dit verwijt niet aannemelijk gemaakt. Klager verwijt verweerder voorts dat hij teveel uren aan zijn zaken heeft besteed zodat de opvolgend advocaat onvoldoende uren kan declareren op basis van de verleende toevoeging. Bij dit klachtonderdeel heeft klager geen belang, het betreft een kwestie tussen verweerder en klagers opvolgend advocaat. Verzet ongegrond.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 29 juni 2009

in de zaak 08-338A

______________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het 23 januari 2009 bij de raad binnengekomen verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:

De heer

k l a g e r  

tegen:

De heer mr.

v e r w e e r d e r

1.             Verloop van de procedure

1.1         Bij brief van 10 december 2008, door de raad ontvangen op 11 december 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht. 

1.2         Bij beslissing van 12 januari 2009 heeft de voorzitter van de raad de klacht gedeeltelijk kennelijk niet ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 19 januari 2009 aan klager is verzonden.

1.3         Bij verzetschrift van 19 januari 2009, door de raad ontvangen op 23 januari 2009, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4         Het verzet is behandeld ter zitting van de raad op 6 april 2009 in aanwezigheid van klager.

1.5         De raad heeft kennis genomen van:

-  de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die beslis-

   sing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-  het verzetschrift van klager van 19 januari 2009 en de reactie daarop van verweer-

   der bij brief van 9 maart 2009.

2.             Klacht / verzet

2.1         De klacht houdt zakelijk weergegeven in, dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet:

(a)     bij gelegenheid van een kort geding tot opheffing van de aan klager opgelegde tbs-maatregel, onvoldoende duidelijk heeft gemaakt waarom die maatregel diende te worden beëindigd, waardoor de voorzieningenrechter de vordering van klager heeft afgewezen;

(b)     te veel uren aan de zaak van klager heeft besteed zodat diens opvolgend advocaat hem niet op adequate wijze heeft kunnen bijstaan, althans de aan rechtsbijstand verleende uren niet heeft kunnen declareren.

2.2         Het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat de voorzitter ten onrechte de klacht deels kennelijk niet ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond heeft verklaard, dit mede in het licht van hetgeen in het verzetschrift en bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het verzet door klager naar voren is gebracht.

3.             Feiten

Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1     Klager is bij vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 8 mei 2003 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 voorwaardelijk. Zowel klager als de officier van justitie hebben hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Het gerechtshof Leeuwarden heeft klager bij arrest van 2 november 2004 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar en tbs met dwangverpleging. Het door klager ingestelde beroep is in cassatie afgewezen. De tbs met dwangverpleging heeft op 18 mei 2006 een aanvang genomen.

3.2              Klager is vanaf maart 2004 bijgestaan door verweerder. In de loop van 2007 heeft klager verweerder opnieuw benaderd met het verzoek hem bij te staan in het kader van de door hem gewenste beëindiging van de opgelegde tbs-maatregel. Verweerder heeft aan dat verzoek gehoor gegeven en namens klager in kort geding opheffing van de tbs met dwangverpleging gevorderd. Dat kort geding is op 15 mei 2008 behandeld. Bij vonnis van 29 mei 2008 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank ’s-Gravenhage de vordering van klager afgewezen. Namens klager heeft verweerder daartegen hoger beroep ingesteld. Tijdens het opstellen van de memorie van grieven heeft klager verweerder meegedeeld de samenwerking te willen beëindigen. De behandeling van het dossier is vervolgens op verzoek van klager overgenomen door een andere advocaat. 

4.         Beoordeling van het verzet:

4.1         In zijn verzetschrift noch ter zitting heeft klager voldoende kunnen motiveren waarom de voorzitter op basis van de zich in het dossier bevindende stukken niet tot een kennelijke ongegrond verklaring van klachtonderdeel a. had mogen komen. Klager heeft niet aannemelijk kunnen maken dat verweerder bij gelegenheid van het kort geding op 15 mei 2008 (of de voorbereiding daarvan) onvoldoende duidelijk heeft gemaakt waarom de tbs-maatregel diende te worden beëindigd.

4.2         Evenmin heeft klager in zijn verzetschrift en ter zitting voldoende kunnen motiveren dat hij een eigen belang heeft bij klachtonderdeel b. Zoals de voorzitter terecht heeft overwogen heeft klager hierbij geen belang nu het een aangelegenheid tussen verweerder en klagers huidige advocaat betreft. Over dit klachtonderdeel merkt de raad ten overvloede nog op dat klager niet aannemelijk heeft gemaakt dat verweerder aan de behandeling van klagers zaak te veel uren heeft besteed.

4.3         Op grond van het voorgaande is de raad van oordeel dat het verzet ongegrond is

Beslissing:

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door: mr. T.J.M. Gijsberts, voorzitter, mr. H. Dulack, mr. E.J. Ferman, mr. D.J.S. Voorhoeve, mr. M.J. Westhoff, leden, met bijstand van mr. P.J. Mijnssen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 29 juni 2009.

voorzitter                                                                                          griffier

De beslissing is in afschrift op 29 juni 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

-  klager

-  verweerder

-  de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

-  de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan geen beroep hij het hof van discipline worden ingesteld.