ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0159 Raad van Discipline Amsterdam 09-159A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0159
Datum uitspraak: 16-11-2009
Datum publicatie: 24-11-2009
Zaaknummer(s): 09-159A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht terzake van het niet voortvarend behandelen en het doorzenden van het dossier. Gemaakte verwijten ten aanzien van verzuim zijn niet komen vast te staan. Klacht ongegrond.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 16 november 2009

in de zaak 09-159 A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:

de heer mr.

k l a g e r

tegen

mevrouw mr.

v e r w e e r s t e r .

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 23 juni  2009, door de raad ontvangen op 25 juni 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad op 15 september 2009. Aanwezig waren klager en verweerster. Van deze zitting is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van

- de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 10 vermeld op de bij de brief gevoegde inventarislijst

- een tweetal brieven van verweerster van 3 september 2009 aan de raad van discipline.

2 De klacht

 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster in strijd heeft gehandeld met artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster

 (a) de zaak van klager onvoldoende voortvarend heeft behandeld en

 (b) heeft nagelaten het dossier te verzenden naar de opvolgend advocaat van klager.

 3. Feiten

3.1 Klager heeft in juli 2008 een gesprek gehad met verweersters kantoorgenoot mr. S in verband met de door klager gewenste echtscheiding. Klager is zelf advocaat geweest en had samengewerkt met mr. S. Begin oktober heeft verweerster op verzoek van mr. S, die geen echtscheidingen behandelt, een gesprek met klager gehad over zijn echtscheiding.

3.2 Verweerster heeft op 8 oktober 2008 een uittreksel uit de Gemeentelijke Basisadministratie van klagers partner opgevraagd. De overige uittreksels had klager haar gegeven.

3.3 Op 23 oktober 2008 stuurde klager een malbericht naar verweerster waarin hij stelde:

“Onlangs heb ik u verzocht een echtscheidingsverzoek in te dienen in bovengenoemde kwestie.

Mijn huidige partner [x] wenst niet mee te werken aan een gemeenschappelijke echtscheidingsverzoek. Derhalve verzoek ik u vriendelijk om zo spoedig mogelijk mijn echtscheiding te bewerkstelligen. Aan uw secretaresse heb ik mijn huwelijksakte en andere bescheiden persoonlijk overhandigd.

Gelieve alle stukken aan mijn partner aangetekend te doen toekomen.” 

3.4 Op 28 oktober 2008 berichtte verweerster aan klager dat zij een uittreksel  van klagers partner had opgevraagd en dat zodra dit zou zijn ontvangen een verzoekschrift zou worden ingediend.

3.5 Op 12 november 2008 stuurde de gemeente Amsterdam een brief naar verweerster waaruit bleek dat de gemeente in verband met een verzoek tot geheimhouding van de gegevens van de betrokkene geen uittreksel kon verstrekken. Daarmee zou enige tijd gemoeid zijn. Verweerster heeft klager daarvan op de hoogte gesteld. Verweerster ontving dit uittreksel op 12 februari 2009.

13 februari 2009 ontving verweerster van klager een emailbericht waarin klager meedeelde te overwegen een klacht tegen verweerster in te dienen, waarop verweerster klager heeft laten weten zijn zaak niet verder te willen behandelen.

3.6 Bij emailbericht van 3 maart 2009 verzocht klager verweerster het dossier  over te dragen aan zijn nieuwe advocaat.

3.7 Op 3 maart 2009 diende klager tevens een klacht in bij de deken van de orde van advocaten in Amsterdam.

3.8 Op 6 maart 2009 stuurde verweerster een brief met de benodigde stukken aan de opvolgend advocaat van klager.

3.9 Op 27 maart 2009 stuurde de opvolgend advocaat een brief aan verweerster met het verzoek een afschrift van de huwelijksakte per telefax te verzenden.

3.10 Op 2 april 2009 stuurde verweerster een brief naar de opvolgend advocaat waarin zij stelde de huwelijks akte bij de brief van 6 maart 2009 te hebben verzonden. Daarnaast stelde zij – zoals meermalen aan klager meegedeeld - de originele partnerschapsvoorwaardenakte niet per post te willen verzenden, maar dat deze op haar kantoor kon worden opgehaald.

4. Beoordeling van de klacht

4.1. Bij de beoordeling van klachtonderdeel (a) is mede van belang vanaf welk moment verweerster voor klager is aan optreden. Klager stelt zich op het standpunt dat hij op 7 juli 2008 een opdracht aan verweerster heeft gegeven terwijl verweerster stelt dat zij klager pas op 3 oktober 2008 voor het eerst heeft gesproken en de opdracht heeft aanvaard.

Gelet op de stukken en op hetgeen ter zitting is verklaard is  de raad van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verweerster eerder dan begin oktober 2008 contact met klager heeft gehad en derhalve pas toen de opdracht heeft aanvaard. In dit verband acht de raad met name van belang dat verweerster op 7 oktober 2008  het niet van klager ontvangen uittreksel heeft opgevraagd en dat klager zelf op 23 oktober 2008 stelde “onlangs” een verzoek tot het indienen van een echtscheidingsverzoek te hebben gedaan.  Voorts is uit de stukken gebleken dat het benodigde uittreksel uit de basisadministratie van klagers partner niet onmiddellijk beschikbaar was, waardoor het indienen van het echtscheidingsverzoek vertraging opliep. Het feit dat dat uittreksel niet direct beschikbaar was kan niet aan verweerster worden verweten, want dit werd veroorzaakt door het verzoek om geheimhouding van betrokkene. Andere redenen waarom het indienen van het verzoekschrift vertraging heeft opgelopen zijn niet gebleken. In deze omstandigheden kan niet gezegd worden  dat verweerster onvoldoende voortvarend is opgetreden.  Dit betekent dat klachtonderdeel (a)  ongegrond is.

4.3. Gelet op hetgeen in de stukken en ter zitting naar voren is gebracht, is  komen vast te staan dat verweerster alle stukken uit het dossier direct na het staken van haar bemoeiingen per post heeft verstuurd naar de opvolgend advocaat van klager, behoudens de originele partnerschapsvoorwaardenakte. Verweerster heeft klager en deze advocaat meermalen meegedeeld dat zij dit stuk niet over de post wilde versturen. Er zijn toezeggingen gedaan met betrekking tot het ophalen zijdens klager en zijn advocaat. Dat dit niet is gebeurd valt verweerster niet te verwijten. Verweerster valt dan ook naar het oordeel van de raad geen tuchtrechtelijk verwijt te maken. Dit betekent dat ook klachtonderdeel (b) ongegrond is.

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 16 november 2009 door

mr. D.J. Markx, voorzitter, mr. H. Dulack, mr. S.M. Gaasbeek-Wielinga, mr. A. Gerritsen-Bosselaar, mr. M.L.F.J. Schyns en mr. P.H. Burger als griffier.

voorzitter      griffier

Deze beslissing is in afschrift op 16 november 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.      Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076-548 4607