ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0156 Raad van Discipline Amsterdam 09-107U

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0156
Datum uitspraak: 24-11-2009
Datum publicatie: 24-11-2009
Zaaknummer(s): 09-107U
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Overname van zaken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Welwillendheid in het algemeen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ter beschikking stellen dossier aan curator. Niet, althans zeer sporadisch werkzaamheden verrichten. Geen, althans onvoldoende informatie verstrekken. Doorgaan met werkzaamheden na beëindiging opdracht. Overdrachtsnotitie. Klachtonderdelen (ii) en (iv) gegrond, overige klachtonderdelen ongegrond.  

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 24 november 2009

in de zaak 09-107 U

---------------------------------------------------------------------------

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 23 april 2009 binnengekomen klacht van:

De heer mr.

k l a g e r

tegen:

De heer mr.

v e r w e e r d e r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 21 april 2009, door de raad ontvangen op 23 april 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 26 augustus 2009. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in paragraaf 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 32 genoemd in de bij deze brief gevoegde inventarislijst;

- de fax van verweerder aan klager van 2 september 2009 (met bijlagen);

- de fax van klager aan de raad van 8 september 2009, waarin klager meedeelt de klacht te handhaven.

2 Klacht

2.1 De klacht van klager houdt samengevat en zakelijk weergegeven in, dat verweerder in strijd met art. 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat hij:

(i) ondanks herhaald verzoek niet is overgegaan tot ter beschikking stelling van het letselschadedossier;

(ii) gedurende zeer geruime tijd geen werkzaamheden heeft verricht in het dossier;

(iii) ondanks herhaald verzoek daartoe geen enkele informatie heeft verstrekt;

(iv) ook nu volstrekt onvoldoende informatie verstrekt zodat klager nog steeds volkomen in het duister tast over de vraag wat is besproken en wat is gedaan en wat de stand van zaken is;

(v) ondanks klagers verzoek tot beëindiging doorgaat met zijn werkzaamheden, getuige zijn brief van 20 juni 2008; en

(vi) het reeds zeer langlopende dossier op onoverzichtelijke, niet geordende en niet complete wijze heeft overgedragen waarbij de toelichting van verweerder zich beperkte tot de mededeling dat “de zaak is vastgelopen op de medische causaliteit”. Klager heeft geen toelichting of overdrachtsnotitie ontvangen met betrekking tot de gang en stand van zaken. Deze wijze van overdragen van een zo langlopend dossier is onaanvaardbaar.

3 Feiten

3.1 Bij een bedrijfsongeval op 30 september 1999 heeft de heer X blijvend letsel aan een hand opgelopen. De heer X heeft zich toen tot verweerder gewend om zijn letselschade te verhalen op de verzekeraar van zijn toenmalige werkgever. Verweerder heeft daarover met de verzekeraar gecorrespondeerd.

3.2 Bij vonnis van de rechtbank Dordrecht van 14 maart 2004 is de heer X in staat van faillissement verklaard met aanstelling van klager tot curator.

3.3 Het letselschadedossier is vervolgens van oktober 2004 tot mei 2006 bij het kantoor van klager in behandeling geweest. Het dossier is in 2006 terug overgedragen aan verweerder.

3.4 Verweerder heeft klager desverzocht (delen van) het dossier overhandigd. Tijdens een schorsing van de zitting van de Raad van Discipline heeft verweerder dit opnieuw gedaan; verder is ter zitting afgesproken dat verweerder na de zitting nogmaals eventueel nog ontbrekende stukken zou toesturen. Uit de brief van verweerder aan klager van 2 september 2009 blijkt dat verweerder dit ook heeft gedaan. 

3.5 Het gedeelte van de vordering van de heer X dat ziet op de aanspraak op smartengeld valt niet in de faillissementsboedel; de overige vordering van de heer X, betreffende de materiële schade, valt wel in de faillissementsboedel.

3.6 Klager heeft, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de heer X, op 6 maart 2008 diens opdracht (ziende op de materiële schade) aan verweerder ingetrokken. Verweerder is na 6 maart 2008 werkzaamheden voor de heer X blijven verrichten. Klager heeft daarop de onderhavige klacht bij de Deken ingediend.

3.7 De deken heeft voorgesteld een bemiddelingsgesprek te houden met klager en verweerder. Klager heeft zulks afgewezen omdat klager dit niet zinvol voorkwam.

4 Beoordeling klachtonderdelen (i) en (iii)

4.1 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.2 Vaststaat dat het dossier een aantal keren tussen (de voorganger van) klager en verweerder is uitgewisseld. De stelling van verweerder dat hij het dossier drie keer heeft verstrekt correspondeert niet met de ter zitting geponeerde stelling van klager dat dit slechts één keer, en dan nog slechts gedeeltelijk zou zijn gebeurd. Uit de brief van klager van 8 september 2009 blijkt dat klager thans erkent drie keer stukken van verweerder te hebben ontvangen. Klager en verweerder verschillen van mening welke stukken dit precies betreft en of dit alle stukken zijn. De raad kan niet vaststellen welke stukken nog ontbreken, wie daarvoor verantwoordelijk is en evenmin of verweerder in dit verband onvoldoende informatie zou hebben verstrekt. Het staat echter wel vast dát verweerder stukken heeft verstrekt.

4.3 Deze klachtonderdelen zijn dan ook ongegrond.

5 Beoordeling klachtonderdeel (ii) en (iv)

5.1 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

5.2 Ter zitting heeft klager bevestigd dat klachtonderdeel (ii) alleen ziet op handelen of nalaten van verweerder in de periode na 30 mei 2006. Die periode volgt op een periode waarin de curator (of een kantoorgenoot) het dossier onder zich had.

5.3 Uit het dossier (zie met name het overzicht op blz. 61 en 62 klachtdossier) blijkt onbetwist dat verweerder in de periode na 30 mei 2006 gedurende een lange tijd geen werkzaamheden in het dossier heeft verricht, en dat hij klager onvoldoende heeft geïnformeerd ten aanzien van het gedeelte van de claim op de verzekeraar waarvoor klager verweerder opdracht had gegeven. De raad is van oordeel dat verweerder dit nalaten tuchtrechtelijk kan worden verweten.

5.4 Deze klachtonderdelen zijn derhalve gegrond.

6 Beoordeling klachtonderdeel (v)

6.1 Vaststaat dat verweerder in ieder geval gerechtigd was op te treden ten aanzien van het gedeelte van de vordering op de verzekeraar voor zover dit niet in de boedel viel. Niet is komen vast te staan voor welk gedeelte verweerder welke werkzaamheden heeft verricht.

6.2 In het licht van het vorenstaande is de raad van oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond is.

7 Beoordeling klachtonderdeel (vi)

7.1 Er is geen algemene regel op grond waarvan verweerder gehouden is klager een overdrachtsnotitie te verstrekken. Klager heeft geen bijzondere feiten of omstandigheden aangevoerd op basis waarvan hij in dit geval, naast informatie over de stand van zaken en de toezending van de dossierstukken, van verweerder het schrijven een overdrachtsnotitie zou mogen verlangen. Gezien de onderhavige feiten en omstandigheden kon dat naar het oordeel van de raad ook niet van verweerder worden verwacht, waardoor verweerder terzake niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

7.2 Dit klachtonderdeel is ongegrond.

8 Maatregel

8.1 Ondanks de gegrondverklaring van de klachtonderdelen (ii) en (iv) zal de raad niet overgaan tot het opleggen van een maatregel. De raad heeft daarbij meegewogen dat naar zijn oordeel het conflict zich bij uitstek leende voor bemiddeling door de deken. Er dienden immers op tal van punten praktische afspraken te worden gemaakt over de vraag hoe de claim van de heer X het beste gerealiseerd kan worden, nu die claim slechts gedeeltelijk in de boedel viel en verweerders opdracht voor het overige deel niet door de heer X was ingetrokken. Klager heeft zulks om voor de raad onduidelijke redenen evenwel geweigerd. Om die reden acht de raad het opleggen van een maatregel, ondanks de gegrondbevinding van klachtonderdelen (ii) en (iv), niet passend. De raad doet de suggestie dat partijen zich alsnog tot de deken wenden teneinde tot een voor beiden acceptabele oplossing te komen.

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart:

– de klachtonderdelen (ii) en (iv) gegrond;

– de overige klachtonderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mr. A. Gerritsen-Bosselaar, mr. M.A. le Belle, mr. B. Roodveldt, mr. D.J.S. Voorhoeve, leden, met bijstand van mr. S. Baks als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 november 2009.

voorzitter griffier

Deze beslissing is in afschrift op 24 november 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgende op de dag van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

 Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC   Prinsenbeek

b. Bezorging

  De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC  Prinsenbeek. Bezorging kan

  uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke

  kantooruren.

c. Per fax 

  Het faxnummer van het hof van discipline is 076 0 548 4608. Tegelijkertijd met de

  indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden

  toegezonden aan de griffie van het hof. 

d.  Telefonische informatie 

  076 – 548 4607.