ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0142 Raad van Discipline Amsterdam 09-006A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0142
Datum uitspraak: 15-06-2009
Datum publicatie: 23-11-2009
Zaaknummer(s): 09-006A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Rechtsmaatregelen binnen de sommatietermijn
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Belangenverstrengeling; doen van onjuiste mededelingen in beslagrekest; stellen onredelijke termijn; onnodig grievende uitlatingen. Klacht in al zijn onderdelen ongegrond verklaard.

BESLISSING d.d. 15 juni 2009

in de zaak 09-006A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:

Vertegenwoordigd door:

De heer mr.

k l a a g s t e r s

tegen:

De heer mr.

v e r w e e r d e r

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 7 januari 2009, bij de raad binnengekomen op 8 januari 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld door de raad ter zitting van 15 april 2009. Klaagsters, vergezeld van hun raadsman en verweerder, vergezeld van zijn kantoorgenoot, zijn ter zitting verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennisgenomen van de in 1.1 bedoelde brieven en van de stukken genummerd 1 tot en met 22 op de bij de brief gevoegde inventarisatielijst en de bij de mondelinge behandeling van de klacht overgelegde pleitaantekeningen van de raadsman van verweerder en een drietal door de raadsman van klaagsters overgelegde brieven van 28 november 2005, 22 maart 2006 en 13 februari 2007.

2. De klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

a. wordt verweten zich schuldig te hebben gemaakt aan belangenverstrengeling door volgens klaagsters in het verleden op te treden voor A. of de tot haar groep behorende dochtervennootschappen en desondanks op verzoek van zijn cliënte, C. Beheer B.V., tegen B. B.V. een procedure is gestart;

b. wordt verweten feitelijk onjuiste mededelingen te hebben gedaan in een beslagrekest door daarin te stellen dat B. B.V. heeft geweigerd om het gevorderde bedrag aan C. Beheer B.V. te restitueren, dan wel zou hebben geweigerd informatie over het gevorderde bedrag te verschaffen;

c. wordt verweten dat hij B. B.V. geen redelijke termijn heeft gesteld, alvorens over te gaan tot het treffen van rechtsmaatregelen;

d. wordt verweten dat hij onnodig grievend heeft gehandeld door te stellen dat bescheiden door B. B.V. op eenvoudige wijze zodanig te manipuleren zijn dat alle sporen van onrechtmatig handelen e.d. daaruit kunnen worden weggewist.

2.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten, heeft verweerder volgens klaagsters de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

3. Feiten

3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2 B. B.V. is een dochtervennootschap van D. B.V.  Beide vennootschappen maken deel uit van het A concern. Het A concern bestaat uit bijna 200 vennootschappen. D B.V. is enig aandeelhouder en directeur van B B.V. B B.V. verleent administratieve ondersteuning aan het A concern.

3.3 Verweerder heeft in het verleden een aantal zaken gedaan voor vennootschappen die gelieerd zijn aan het A. concern. Voor B B.V. heeft verweerder niet eerder opgetreden. Wel werd volgens afspraak aan B B.V. gefactureerd voor zijn werkzaamheden.

3.4 B B.V. is in een procedure betrokken door C Beheer B.V. C. Beheer B.V. en B B.V. Consult waren tot 2005 onderdeel van het concern van de heer Y. Verweerder staat C. Beheer B.V. in deze procedure bij.

3.5 Op verzoek van C. Beheer B.V. heeft verweerder een verzoekschrift tot het verlenen van verlof tot het leggen van conservatoir bewijsbeslag opgesteld en op 4 juni 2008 bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam ingediend.

In het door verweerder opgestelde beslagrekest heeft verweerder gesteld dat B. B.V. heeft geweigerd om het door C. Beheer B.V. gevorderde bedrag aan haar te restitueren, dan wel informatie over het bedrag te verschaffen en dat dit bedrag ook niet is terug te vinden in de jaarrekening over 2006 van B. B.V.  Voorts heeft verweerder gesteld dat de conservatoire beslagmaatregel noodzakelijk is omdat bescheiden door B. B.V. op eenvoudige wijze zodanig te manipuleren zijn dat alle sporen van onrechtmatig handelen e.d. daaruit kunnen worden weggewist.

3.6 Op 5 juni 2008 heeft de voorzieningenrechter verlof verleend tot het leggen van conservatoir bewijsbeslag. Op 10 juni 2009 heeft verweerder conservatoir bewijsbeslag laten leggen onder B. B.V., teneinde potentiële bewijsstukken veilig te stellen.

Verweerder heeft de beslagmaatregel niet van te voren aangekondigd.

3.7 Bij brief van 11 juni 2008 heeft verweerder zich gewend tot B. B.V. en haar verzocht mede te delen of zij bereid was vrijwillig rekening en verantwoording af te leggen en voor het geval B. B.V. daartoe niet bereid zou zijn verzocht uiterlijk 12 juni 2008 voor 12.00 uur opgave te doen van haar verhinderdata, bij gebreke waarvan verweerder er vanuit zou gaan dat er geen verhinderdata zouden zijn. 

4. Beoordeling van de klacht

 ad klachtonderdeel a

4.1 Met betrekking tot dit klachtonderdeel overweegt de raad dat een advocaat in het algemeen niet mag optreden tegen een voormalige cliënt van hem of van een kantoorgenoot. Een advocaat dient te vermijden dat hij in een belangenconflict zou kunnen geraken ten koste van de voormalige cliënt, terwijl deze ervan moet kunnen uitgaan dat vertrouwelijke informatie over hemzelf en de door die advocaat voor hem behandelde zaak niet tegen hem zal worden gebruikt. Dit laatste vloeit reeds voort uit de op een advocaat rustende verplichting tot geheimhouding. Of een advocaat in een bepaald geval tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door op te treden tegen een voormalige cliënt van hem of van een kantoorgenoot, moet worden beoordeeld aan de hand van concrete omstandigheden van dat geval.

4.2 Het is de raad niet gebleken dat verweerder, toen hij de belangen van C. Beheer B.V. ging behartigen, beschikte over vertrouwelijke informatie afkomstig van klaagsters, die van belang zou kunnen zijn voor de procedure tussen C. Beheer B.V. en B. B.V. Evenmin kan dit worden afgeleid uit hetgeen klaagsters daarover hebben gesteld.

Ook hebben klaagsters geen feiten of omstandigheden aangevoerd die hun stelling dat verweerder zich schuldig heeft gemaakt aan belangenverstrengeling kunnen ondersteunen.

 De raad is, gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, van oordeel dat aan verweerder niet tuchtrechtelijk kan worden verweten dat hij voor C. Beheer B.V. is gaan optreden tegen B. B.V.. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

4.3 ad klachtonderdeel b en d.

De klachtonderdelen b en d lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.

Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klaagsters wederpartij heeft te gelden de door het hof van discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De raad zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.4 De raad is van oordeel dat de door verweerder gebezigde bewoordingen, zowel op zich beschouwd als in onderlinge samenhang bezien, niet onnodig grievend jegens klaagsters zijn. Met betrekking tot deze klachtonderdelen overweegt de raad voorts dat de gemaakte verwijten de inhoud van het civielrechtelijke geschil betreffen. Ten aanzien hiervan geldt dat de gemaakte verwijten door de raad slechts marginaal getoetst kunnen worden, nu in deze tuchtrechtelijke procedure geen plaats is voor een inhoudelijke beoordeling van de civielrechtelijke standpunten van klaagsters en de cliënte van verweerder. Dat zal moeten geschieden in de betreffende civiele procedure. Anders dan klaagsters menen is niet komen vast te staan dat verweerder apert onjuiste feiten heeft geponeerd. Deze klachtonderdelen zijn dan ook ongegrond.

 ad klachtonderdeel c

4.4 Met betrekking tot dit klachtonderdeel overweegt de raad dat het zonder voorafgaande mededeling doen leggen van conservatoir beslag in zijn algemeenheid niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is, gezien de aard van de maatregel. Verweerder heeft ter zake van het beslag verlof gevraagd en verkregen. Bijzondere omstandigheden die verweerder zouden hebben genoopt tot het vooraf melden aan klaagsters of het geven van een redelijke termijn, alvorens over te gaan tot het treffen van rechtsmaatregelen zijn niet gesteld of gebleken. Verweerder kan in het licht van deze maatstaf dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt van zijn wijze van optreden worden gemaakt.

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. B. ten Doesschate, S.M. Gaasbeek-Wielinga, B.E. van der Molen, J.J. Trap, leden, met bijstand van mr. H. Oomen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 15 juni 2009.

voorzitter                                                                                     Griffier    

De beslissing is in afschrift op 15 juni 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

 -     klaagsters

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klaagsters

           -      verweerder

- de deken van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132,

4840 AC Prinsenbeek

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is: 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076 - 548 4607.