ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0141 Raad van Discipline Amsterdam 09-012Alk

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0141
Datum uitspraak: 15-06-2009
Datum publicatie: 23-11-2009
Zaaknummer(s): 09-012Alk
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Beroepsfout inzake advisering over pensioenrecht bij echtscheiding; verklaring art 48 lid 7 Advocatenwet.

BESLISSING d.d. 15 juni 2009

in de zaak 09-012 Alk

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:

De heer

k l a g e r

tegen:

De heer mr.

v e r w e e r d e r

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 5 januari 2009, bij de raad binnengekomen op 9 januari 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Alkmaar de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld door de raad ter zitting van 15 april 2009. Klager en verweerder zijn ter zitting verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennisgenomen van de in 1.1 bedoelde brief en van de stukken genummerd 1 tot en met 19 op de bij de brief gevoegde inventarisatielijst.

2. De klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder wordt verweten tekort te zijn geschoten met de belangenbehartiging van klager in diens echtscheidingsprocedure door bij de behandeling in 1999 klager niet te wijzen op het feit dat een aanspraak op nabestaandenpensioen van het ABP slechts komt te vervallen indien de afspraak daartoe expliciet in een separate verklaring van afstand wordt opgenomen.

2.1 Door aldus te handelen c.q. na te laten, heeft verweerder volgens klager de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

3. Feiten

3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2 Klager heeft zich in 1999 gewend tot verweerder met het verzoek hem juridische bijstand te verlenen in zijn echtscheidingszaak. De ex-echtgenote heeft zich in de echtscheidingsprocedure eveneens laten bijstaan door een advocaat. Klager en zijn ex-echtgenote hebben in het kader van de echtscheidingsprocedure een algehele regeling getroffen.

3.3 Bij brief van 8 juli 1999 heeft de advocaat van de toenmalige echtgenote van klager aan de advocaat van klager terzake de pensioenaanspraken geschreven:

“Uitdrukkelijk is cliënte bereid onherroepelijk af te zien van verrekening en verevening van pensioenaanspraken, zoals ook door Uw cliënt die bereidheid heeft bevestigd”

3.4 De advocaat van klager heeft bij faxbrief 8 juli 1999 de advocaat van de ex-echtgenote van klager als volgt geantwoord:

“Hierdoor bericht ik u dat de inhoud van uw brief een juiste weergave is van hetgeen door onze cliënten is overeengekomen,

(…)

en dat partijen - zoals al eerder in de correspondentie gesteld - onherroepelijk afzien van verrekening en verevening van pensioenaanspraken.”

3.5 Op 1 januari 1996 is een wetswijziging van kracht geworden op grond waarvan een aanspraak op nabestaandenpensioen van het ABP komt te vervallen indien de afspraak daartoe expliciet in een separate verklaring van afstand wordt opgenomen. Een dergelijke afstand was daarvoor niet mogelijk.

3.6 In december 2007 heeft klager een pensioenoverzicht ontvangen van het pensioenfonds ABP over 2007. In dit overzicht wordt opgave gedaan van de aanspraak van de ex-echtgenote van klager op het nabestaandenpensioen. Het pensioenfonds heeft klager desgevraagd medegedeeld dat met ingang van januari 1996 op grond van een wetswijziging expliciet afstand dient te worden gedaan van het nabestaandenpensioen en dat de onder 3.3 en 3.4 vastgelegde afspraken niet aan die voorwaarde voldeden.

3.7 Klager heeft zijn ex-echtgenote tevergeefs verzocht om alsnog expliciet afstand te doen van haar aanspraak op het nabestaandenpensioen.

3.8 Verweerder heeft erkend dat hij zich niet bewust is geweest van de onderhavige wetswijziging d.d. 1 januari 1996 en de gevolgen daarvan voor het doen van afstand op het nabestaandenpensioen.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Vaststaat dat verweerder in het kader van de belangenbehartiging van klager zich niet bewust is geweest van een wetswijziging per 1 januari 1996 op grond waarvan een aanspraak op nabestaandenpensioen bij het ABP pensioenfonds slechts zal komen te vervallen indien de afspraak daartoe expliciet in een separate verklaring van afstand wordt opgenomen.

4.2 De raad is van oordeel dat de handelwijze van verweerder is te kwalificeren als een tuchtrechtelijk laakbare beroepsfout, temeer omdat het waarschijnlijk is dat de belangen van klager als gevolg van deze beroepsfout zijn geschaad. De klacht is dan ook gegrond.

5.  MAATREGEL

Gelet op het vorenstaande is de raad van oordeel dat een maatregel dient te worden opgelegd. De raad acht de maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden.

6. Artikel 48 lid 7 Advocatenwet

 De raad is van oordeel dat er termen zijn ambtshalve uit te spreken dat verweerder met

betrekking tot de gegrond bevonden klacht jegens klager niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond en legt aan verweerder op de maatregel van een enkele waarschuwing;

- spreekt uit dat verweerder jegens klager niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. B. ten Doesschate, S.M. Gaasbeek-Wielinga, B.E. van der Molen, J.J. Trap, leden, met bijstand van mr. H. Oomen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 15 juni 2009.

voorzitter                                                                                     Griffier    

De beslissing is in afschrift op 15 juni 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

 -     klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Alkmaar

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

           -      verweerder

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132,

4840 AC Prinsenbeek

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is: 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076 - 548 4607.