ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0140 Raad van Discipline Amsterdam 09-046A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0140
Datum uitspraak: 02-06-2009
Datum publicatie: 23-11-2009
Zaaknummer(s): 09-046A
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: wrakingsbeslissing; niet-ontvankelijk.  Aanstonds indienen van het wrakingsverzoek

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 2 juni 2009

in de zaak 09-046A

De wrakingskamer van de raad van discipline heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het op 11 februari 2009 ter zitting gedane verzoek van

v e r z o e k s t e r

en

v e r z o e k e r

tot wraking van:

mr. D.J. Markx, voorzitter van de raad van discipline

mr. B. ten Doesschate, lid van de raad van discipline

mr. B.W. van der Molen, lid van de raad van discipline.

1. Verloop van de procedure

1.1 Op 11 februari 2009 heeft de raad van discipline de op 10 maart 2008 binnengekomen klacht van verzoekster tegen de deken en de voormalig deken van de orde van advocaten te Amsterdam alsmede het op 14 november 2008 bij de raad binnengekomen verzet van verzoeker tegen de beslissing van de voorzitter op de door hem ingediende klacht tegen de deken van de orde van advocaten te Utrecht behandeld. De samenstelling van de raad was: mr. D.J. Markx, voorzitter, mrs M. le Belle, B. ten Doesschate, B.E. van der Molen, M.G.F. van Voorst tot Voorst, met bijstand van mr. M. Stevens als griffier. Deze zaken vloeiden voort uit eerdere zaken betreffende de bekendheid van advocaten met Zwitserse nummerrekeningen.

1.2 Verzoekster las ter gelegenheid van deze mondelinge behandeling de door haar geschreven pleitnotitie, zoals aangehecht aan het proces verbaal van de zitting voor.  Aan het slot van deze 14 pagina’s tellende pleitnotitie werd gesteld:

“Ik kan mij voorstellen dat enkele van U die als leden van de Raad van Discipline in eerdere wraking- en tuchtzaken tegen de Amsterdamse Advocaten de onomstotelijk wisten van hun cliënten, dus achter hun beroepsgeheim, van de Zwitserse nummerrekening, zich wensen te beraden in hoeverre zij nu deel kunnen uitmaken van deze Deken/advicaten Raden en in het kader van de onafhankelijkheid wensen te berusten in wraking omdat de worst case secenario, dat alles wat ik altijd stelde in eerdere zaken waar was en U niet over enig proces verbaal beschikt waaruit blijkt dat u zelf ooit onderzoeksvragen heeft gesteld aan advocaten tijdens een van de eerdere behandelingen en dus daarop geen antwoorden kreeg. Het is een beetje ongeloofwaardig dat in het kader van de door de Landelijke Deken gepredicte procedures ik weer dezelfde namen tegenkom bij de Deken-advocaat zaken.

De namen voor wraking zijn: Markx, Van der Molen en Ten Doesschate. De anderen weten wel of zij eerdere betrokkenheid hebben gehad en wensen te berusten zonder te zijn gewraakt.”

Naar aanleiding van deze mededeling is op enig moment de behandeling van de zaak geschorst ten einde de wrakingskamer van de raad van discipline te laten beslissen.

1.3. Op 11 februari 2009 diende verzoeker per telefax aanvullende gronden voor de wraking van mr. D.J. Markx in.

1.4.  Op 6 april 2009 heeft mr. D.J. Markx namens haarzelf en de heren Ten Doesschate en Van der Molen, de wrakingskamer schriftelijk bericht niet in de wraking te zullen berusten en hun redenen voor dit niet-berusten uiteengezet.

1.5. Op 18 mei 2009 heeft de wrakingskamer van de raad van discipline in het openbaar het wrakingsverzoek van verzoeker en verzoekster van 11 februari 2009 behandeld.   De samenstelling van de wrakingskamer van de raad van discipline was: mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. L.D.H. Hamer, mr. M.J. Westhof, leden en mr. P.H. Burger als griffier.

1.6. Verzoeker is ter zitting verschenen. Verzoekster is niet in persoon verschenen.  mr. D.J. Markx, mr. B. ten Doesschate en mr. B.W. van der Molen hebben bericht niet te zullen verschijnen. Van deze zitting is proces verbaal opgemaakt.

2 het verzoek om wraking

 Blijkens de pleitnotitie die ter zitting d.d. 11 februari is overgelegd, hebben verzoeker en verzoekster  mr. D.J. Markx, mr. B. ten Doesschate en mr. B.W. van der Molen willen wraken daar zij bij eerder door hen aanhangig gemaakte klachtprocedures van de raad van discipline over de bekendheid van advocaten met Zwitserse nummerrekeningen, betrokken zijn geweest.

 De aanvullende gronden die op 11 februari 2009 per telefax zijn ingediend betreffen de wijze waarop mr. D.J. Markx na de wraking heeft gereageerd, door onder meer de wederpartij het woord te geven en te stellen niet geïnteresseerd te zijn in de Notariskamer en voorts te schorsen zonder nadien bekend te maken of zij en de overige leden zich in de wraking wensten te berusten.

3. de beoordeling van het verzoek

3.1 Een verzoek tot wraking behoort op grond van artikel 47 lid 2 Advocatenwet juncto artikel 513 Wetboek van Strafvordering te worden gedaan, zodra de feiten of omstandigheden waarop het verzoek berust bekend zijn bij de betrokkenen.

3.2 Onomstotelijk staat vast dat de feiten en omstandigheden die aanleiding zijn geweest voor het verzoek tot wraking zoals dat ter zitting is gedaan, namelijk dat mr. D.J. Markx, mr. B. ten Doesschate en mr. B.W. van der Molen bij eerdere zaken van de raad van discipline betrokken zijn geweest, voor aanvang van de mondelinge behandeling reeds bij verzoekers bekend waren. Niet alleen waren zij van de samenstelling van de raad middels toezending van het procesdossier en de uitnodiging op de hoogte. Verzoekers hebben zich dit ook gerealiseerd, nu zij voorafgaand aan de zitting hun verzoek tot wraking reeds in hun pleitnotitie hebben opgenomen.

3.3 Het verzoek tot wraking is echter niet voorafgaand aan de zitting ingediend noch direct na aanvang van de zitting. Uit de pleitnotitie is duidelijk dat verzoekers hun wrakingsverzoek hebben ingediend nadat de 14 pagina’s tellende pleitnotitie was voorgelezen. Dit betekent dat het verzoek tot wraking derhalve niet aanstonds, zodra feiten en omstandigheden waarop het verzoek berust bekend zijn geworden, is ingediend. Eén en ander heeft tot gevolg dat het verzoek tot wraking niet ontvankelijk is.

3.4 Ten overvloede merkt de raad op dat de feiten die aanleiding hebben gegeven voor het indienen van het wrakingsverzoek, te weten dat mr. D.J. Markx, mr. B. ten Doesschate en mr. B.W. van der Molen bij eerdere zaken van de raad van discipline zijn geweest, ook op zichzelf genomen geen grond voor wraking had kunnen opleveren. Deze grond vormt op zich geen aanleiding om te veronderstellen dat daardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Voorts zouden de overige voor wraking aangevoerde gronden niet relevant voor de beoordeling van het verzoek zijn geweest, daar zij betrekking hebben op gebeurtenissen die zich pas na het verzoek tot wraking hebben voorgedaan.

BESLISSING:

De wrakingskamer van de raad van discipline verklaart het verzoek om wraking niet ontvankelijk.

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 2 juni 2009 door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. L.D.H. Hamer, mr. M.J. Westhof, leden en mr. P.H. Burger als griffier.

voorzitter      griffier

Deze beslissing is in afschrift op 2 juni 2009 per aangetekende brief verzonden aan partijen. Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.