ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0139 Raad van Discipline Amsterdam 08-335U

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0139
Datum uitspraak: 15-06-2009
Datum publicatie: 13-11-2009
Zaaknummer(s): 08-335U
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond. Ontvankelijkheid. Het schriftelijk vastgelegde advies van de advocaat kan de voor de beoordeling van de kwaliteit van dienstverlening geldende marginale toets doorstaan.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 15 juni 2009

in de zaak 08-335 U

___________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad op de klacht van:

de heer

k l a g e r

tegen:

de heer mr.

v e r w e e r d e r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 4 december 2008, door de raad ontvangen op 5 december 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 4 januari 2009 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 8 januari 2009 aan klager is verzonden.

1.3 Bij brief van 20 januari 2009, door de raad ontvangen op 26 januari 2009, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 20 april 2009 in aanwezigheid van klager en verweerder, die werd bijgestaan door mr. J.H. Vegter. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter en van de stukken waarop deze blijkens de tekst daarvan is gewezen en van het verzetschrift van klager van 20 januari 2009.

2 Klacht/het verzet

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder een onjuiste uitleg heeft gegeven ten aanzien van de afdwingbaarheid in rechte van een niet ondertekend concept mediation vaststellingsovereenkomst.

2.2 Door aldus te handelen heeft verweerder, aldus klager, de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet overtreden.

2.3 Het verzet houdt, zakelijk weergegeven, in dat de plaatsvervangend voorzitter de klacht ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard.

3 Feiten

Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.1 Tussen klager en de woningbouwvereniging, van wie klager een woning huurt, bestond een langlopend huurgeschil betrekking hebbend op geluidsoverlast. Gedurende de procedure bij de huurcommissie is een mediationtraject op gang gekomen. In dat kader is een concept vaststellingsovereenkomst opgesteld. Klager heeft de concept vaststellingsovereenkomst niet ondertekend. Klager heeft een advocaat ingeschakeld, waarna het mediationtraject in april 2005 is beëindigd. Klager heeft vervolgens in de woningbouwvereniging gedagvaard. De kantonrechter heeft de vorderingen van klager bij vonnis van 30 augustus 2006 afgewezen.

3.2 Klager heeft zich op 1 september 2006 tot verweerder gewend met het verzoek de mogelijkheden van hoger beroep tegen voornoemd vonnis te onderzoeken. Verweerder heeft klager tijdens een bespreking op 27 september 2006 geadviseerd om niet tegen het vonnis in hoger beroep te gaan. In dat verband heeft verweerder klager uitgelegd dat de concept mediation vaststellingsovereenkomst in rechte niet afdwingbaar is, omdat dit concept niet door beide partijen is ondertekend. Verweerder heeft klager diezelfde dag een brief gestuurd, waarin hij dit advies heeft vastgelegd.

3.3 Klager heeft verweerder vervolgens op 18 oktober 2006 telefonisch verzocht zijn werkzaamheden te beëindigen. Verweerder heeft aan dit verzoek gehoor gegeven, hetgeen hij bij brief van 18 oktober 2006 aan klager heeft bevestigd.

3.4 Op 3 december 2007 heeft klager zich wederom tot verweerder gewend met een vraag over de mediationovereenkomst. Die zaak is door een kantoorgenoot van verweerder, zonder bemoeienis van verweerder, behandeld. Tegen deze kantoorgenoot heeft klager ook een klacht ingediend.

4 Beoordeling van het verzet/de klacht

4.1 Verweerder heeft in zijn brief van 24 september 2008 verzocht klager niet ontvankelijk te verklaren in zijn klacht omdat deze te laat is ingediend. De raad overweegt dat in verband daarmee twee belangen tegen elkaar dienen te worden afgewogen: enerzijds het ten gunste van klager wegende maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst, anderzijds het belang dat een advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid. Dit beginsel houdt onder meer in, kort gezegd, dat een advocaat zich niet na een als onredelijk te beschouwen lange tijd nog bij deken en tuchtrechter moet verantwoorden voor zijn optreden van destijds. Niet op voorhand kan worden gezegd welk tijdsverloop moet worden aangehouden, maar dit zal van geval tot geval aan de hand van de concrete omstandigheden moeten worden bepaald.

4.2 Aangezien er in dit geval tussen indiening van de klacht bij brief van 28 augustus 2008 en de verweten gedraging (het advies van 27 september 2006) nog geen 2 jaar zijn verstreken, is de raad van oordeel dat geen sprake is van een situatie waarin klager onredelijk lang gewacht heeft met indiening van zijn klacht. Het beroep van verweerder slaagt derhalve niet.

4.3 Verweerder heeft voorts ter zitting in aanvulling op zijn schriftelijke verweer aangevoerd dat klager niet ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzetschrift, omdat het verzetschrift niet binnen de termijn van 14 dagen, te rekenen vanaf de dag van verzending van de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter bij de griffie van de raad is binnengekomen.

4.4 Ten aanzien van dit verweer overweegt de raad als volgt. De beslissing van de plaatsvervangend voorzitter is op 8 januari 2009 verzonden, zodat een daartegen gericht verzet uiterlijk op 22 januari 2009 diende te zijn ontvangen door de griffie. Het verzetschrift is gedagtekend 20 januari 2009 (een dinsdag) en op 26 januari 2009 (een maandag) afgestempeld door de griffie. Navraag bij de griffie leert dat in dit concrete geval niet meer met zekerheid is vast te stellen of het verzetschrift daadwerkelijk is afgestempeld op de dag van ontvangst of dat het verzetschrift reeds eerder is ontvangen, doch eerst op 26 januari 2009 is afgestempeld. Deze onduidelijkheid kan naar het oordeel van de raad niet voor rekening van klager worden gebracht. De raad verklaart klager daarom ontvankelijk in zijn verzet.

4.5 Ten aanzien van de klacht stelt de raad voorop dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

4.6 Gegeven de hiervoor genoemde marginale maatstaf is de raad met de plaatsvervangend voorzitter van oordeel dat verweerder met zijn schriftelijk vastgelegde advies binnen de hiervoor geschetste marges is gebleven en dat de klacht kennelijk ongegrond is. Daarbij heeft de raad laten meewegen dat klager in zijn verzetschrift noch ter zitting heeft gemotiveerd waarom de plaatsvervangend voorzitter op basis van de stukken in het klachtdossier niet tot een kennelijk ongegrondverklaring van de klacht had mogen komen.

4.7 Gelet op het voorgaande acht de raad het verzet ongegrond.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. L.D.H. Hamer, P.W.M. Huisman, H.B. de Regt en mr. M.J.G.H. Verviers, leden, met bijstand van mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 juni 2009.

voorzitter griffier

Deze beslissing is in afschrift op per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld.