ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0103 Raad van Discipline Amsterdam 09-001 Arn

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0103
Datum uitspraak: 01-09-2009
Datum publicatie: 06-11-2009
Zaaknummer(s): 09-001 Arn
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt verweerster dat zij de aan klaagster gerichte brieven niet zelf heeft geschreven. Indien verweerster vanuit haar eigen verantwoordelijk ervoor heeft gekozen de brieven aan klaagster door een kantoorgenote te laten opstellen, dan is zulks naar het oordeel van de raad niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Geen belangenverstrengeling indien een advocaat in een echtscheidingsprocedure de belangen behartigt van de nieuwe partner van een kantoorgenoot. Ongegrond.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 1 september 2009

in de zaak 09-001 Arn

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 13 januari 2009 binnengekomen klacht van:

Mevrouw

k l a a g s t e r

tegen:

Mevrouw mr.

v e r w e e r s t e r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 11 november 2008, heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Zwolle–Lelystad de klacht ter kennis van de raad van discipline gebracht in het ressort Arnhem. Bij brief van 24 november 2008 heeft de griffier van de raad het hof van discipline verzocht een andere raad aan te wijzen voor de behandeling van de klacht, aangezien een kantoorgenoot van verweerster betrokken is bij het feitencomplex dat de achtergrond vormt van de te beoordelen klacht en deze kantoorgenoot tevens lid is van de raad. Bij beslissing d.d. 23 december 2008 heeft het hof van discipline deze raad aangewezen voor behandeling van de klacht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 1 juli 2009 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad van discipline in het ressort Arnhem en van de in die brief genoemde stukken.  

2. De klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:

a.  de aan klaagster gerichte brieven niet zelf heeft geschreven, maar dat deze zijn geschreven door haar kantoorgenote, althans dat deze brieven door deze kantoorgenote vergaand zijn geïnspireerd;

b.  door de emotionele wijze van benadering in de brieven aan klaagster de verhouding tussen partijen nodeloos heeft verscherpt en het verzoek van klaagster tot mediation zonder redelijke grond bij voorbaat heeft afgewezen;

c.  zich schuldig heeft gemaakt aan belangenverstrengeling door in weerwil van de relatie tussen haar kantoorgenote en de ex-echtgenoot van klaagster de belangen van deze ex-echtgenoot te blijven behartigen.

2.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerster volgens klager de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

3 Feiten:

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is

  verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Klaagster is vóór het jaar 2007 in een echtscheidingsprocedure verwikkeld geweest met haar toenmalige echtgenoot, de heer X. Deze is daarbij bijgestaan door mevrouw mr. Y. van het advocatenkantoor waar ook verweerster werkzaam is.

3.2 In januari 2007 is klaagster gebleken dat de juridische belangen van haar ex-echtgenoot verder werden behartigd door een kantoorgenote van mr. Y. en wel naar verluidt wegens privé omstandigheden van mr. Y. Nadien heeft klaagster vernomen dat die omstandigheden inhielden dat mr. Y. een affectieve relatie was aangegaan met de heer X.

3.3 Vervolgens heeft verweerster de belangenbehartiging overgenomen. Deze behartiging betrof met name geschillen tussen partijen met betrekking tot de omgangsregeling met de kinderen. Verweerster heeft klaagster op 25 februari alsmede op 10 en 17 maart 2008 brieven geschreven waarin zeer gedetailleerd wordt ingegaan op de dagelijkse gang van zaken met betrekking tot de kinderen.

3.4 Na een bemiddelingsgesprek van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zwolle–Lelystad met verweerster heeft de heer X. zich voorzien van een advocaat buiten het kantoor van verweerster.

4 Beoordeling

Ad klachtonderdeel a en c

4.1  Over de vraag of zij de aan klaagster gerichte correspondentie zelf heeft geschreven, heeft verweerster zich met een beroep op haar geheimhoudingsplicht niet uitgelaten, zodat de raad niet kan vaststellen of verweerster de brieven aan klaagster al dan niet zelf heeft geschreven. De raad gaat bij de beoordeling van de klacht uit van de veronderstelling dat verweerster de brieven niet (volledig) zelf heeft geschreven. Dit in verband met hetgeen hierna in 4.2 wordt overwogen.

4.2 Voorop staat dat de advocaat zijn eigen verantwoordelijkheid heeft om te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Indien verweerster vanuit haar eigen verantwoordelijkheid ervoor heeft gekozen de brieven aan klaagster door een kantoorgenote te laten opstellen, dan is zulks – hoewel in dit geval wellicht onverstandig – naar het oordeel van de raad niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Hetzelfde geldt voor het behartigen van de belangen van de nieuwe partner van een kantoorgenote, in diens echtscheidingsprocedure. Hoewel de raad zich kan voorstellen dat behartiging van de belangen door een kantoorgenote van de nieuwe partner van klaagsters ex-echtgenoot voor klaagster pijnlijk is, levert deze bijstand naar het oordeel van de raad geen belangenverstrengeling op. De klachtonderdelen zijn mitsdien ongegrond.

 Ad klachtonderdeel b

4.3 Bij de beoordeling van dit klachtonderdeel stelt de raad voorop dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.

4.4 Klaagster verwijt verweerster dat zij het verzoek tot mediation zonder redelijke grond bij voorbaat zou hebben afgewezen. Verweerster heeft ter zitting onweersproken gesteld dat haar cliënt om hem moverende redenen niet wilde meewerken aan mediation. De keuze voor een mediationtraject kan alleen worden gemaakt op basis van vrijwilligheid. Indien een van partijen daaraan geen medewerking wenst te verlenen, dan kan zulks de advocaat niet worden aangerekend. Ook overigens is de raad niet gebleken dat verweerster in de correspondentie met klaagster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht is mitsdien ongegrond.

BESLISSING:

De raad van discipline acht:

- de klachtonderdelen a t/m c ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. M. le Belle, E.J. Ferman, P.W.M. Huisman, H.B. de Regt, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 september 2009.

voorzitter       griffier

Deze beslissing is in afschrift op 1 september 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zwolle–Lelystad

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zwolle–Lelystad

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgende op de dag van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

 Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC 

  Prinsenbeek

b. Bezorging

  De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC  Prinsenbeek. Bezorging kan

  uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke

  kantooruren.

c. Per fax

  Het faxnummer van het hof van discipline is 076 0 548 4608. Tegelijkertijd met de

  indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden

  toegezonden aan de griffie van het hof.

d.  Telefonische informatie

  076 – 548 4607.