ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0099 Raad van Discipline Amsterdam 09-069U

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0099
Datum uitspraak: 01-09-2009
Datum publicatie: 06-11-2009
Zaaknummer(s): 09-069U
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het staat de advocaat vrij zijn werkzaamheden te beëindigen, mits hij zulks tijdig en op zorgvuldige wijze kenbaar maakt aan de cliënt.   Vanwege het tijdsverloop tussen inname van de zaak en het moment waarop verweerster de behandeling heeft neergelegd, acht de raad het niet onbegrijpelijk dat de praktijk van verweerster zich zodanig heeft ontwikkeld dat zij zich niet langer in staat achtte om de zaak naar behoren tot een goed einde te brengen. Klacht ongegrond.  

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 1 september 2009

in de zaak 09-069 U

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 12 maart 2009 binnengekomen klacht van:

Mevrouw

k l a a g s t e r

tegen:

Mevrouw mr.

v e r w e e r s t e r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 11 maart 2009, bij de raad binnengekomen op 12 maart 2009, heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 1 juli 2009 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad, van de stukken genummerd 1 t/m 19 in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 De klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:

a. na de zaak van klaagster eind 2003 te hebben ingenomen, in 2006 heeft aangegeven de zaak niet langer te willen behandelen, nu zij geen civielrechtelijke zaken meer behandelde;

b. de zaak heeft aangenomen terwijl zij over onvoldoende ervaring zou beschikken ter zake van het verzekeringsrecht.

2.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerster volgens klaagster de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

3 Feiten:

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is

  verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Klaagster heeft in 1996 een huis van haar in Spanje verhuurd aan de heer X. Omdat de heer X de rekeningen onbetaald liet, heeft klaagster een advocaat ingeschakeld die namens haar een procedure heeft gevoerd bij de kantonrechter. De vordering is door de kantonrechter afgewezen.

3.2 Klaagster heeft tegen het vonnis van de kantonrechter hoger beroep laten instellen door mr. L. In hoger beroep diende de vordering, om alsnog toegewezen te kunnen worden, nader te worden onderbouwd met bewijsstukken. Klaagster heeft daartoe een hoeveelheid stukken op het kantoor van mr. L. afgegeven. Klaagster heeft met mr. L. afgesproken dat de relevante, in de procedure over te leggen stukken zou laten vertalen. Door mr. L. is op 16 mei 2001 de memorie van grieven genomen. De vertaling van bepaalde stukken heeft pas daarna plaatsgevonden. De rechtbank heeft in hoger beroep bij vonnis d.d. 21 november 2001 de vordering van klaagster afgewezen. Daarbij heeft de rechtbank onder meer overwegen dat de onduidelijkheid met betrekking tot de vordering van klaagster in hoger beroep door haar niet nader is toegelicht en voorts dat de door klaagster in eerste aanleg overgelegde aanmaningsbrief van haar advocaat ook geen helderheid in de zaak schept, nu klaagster ook in hoger beroep niet het initiatief heeft genomen een vertaling hierbij te leveren.

3.3 Klaagster heeft een klacht ingediend tegen mr. L., welke klacht bij beslissing d.d. 22 september 2003 door de raad van discipline te Amsterdam gegrond is verklaard.

3.4 Klaagster heeft zich vervolgens tot verweerster gewend met het verzoek om haar bij te staan in een procedure tegen mr. L. teneinde de door zijn optreden geleden schade te verhalen.

3.5 Verweerster heeft gecorrespondeerd met de verzekeringsmaatschappij waar mr. L. zijn beroepsaansprakelijkheid had geregeld. De verzekeringsmaatschappij wenste de schade niet te vergoeden.

3.6 Bij brief van 29 december 2006 heeft verweerster klaagster aangegeven dat zij niet langer voor haar wilde optreden. De reden hiervan was gelegen in het feit dat binnen haar praktijk de nadruk was verschoven van het civiele recht naar het strafrecht, terwijl inmiddels geruime tijd was verstreken na de intake van de zaak.

4 Beoordeling

4.1  De klachten lenen zich voor gezamenlijke beoordeling.

4.2 Uit de stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, is vast komen te staan dat tussen het moment waarop verweerster de zaak van klaagster innam en het moment waarop verweerster klaagster informeerde de zaak neer te leggen ruim twee jaar is verstreken. De raad heeft niet kunnen vaststellen of dit tijdsverloop in min of meerdere mate aan een van partijen kan worden verweten, nu partijen elkaar op dit punt tegenspreken.

4.3 Voorop staat dat het een advocaat vrij staat om de werkzaamheden te beëindigen. Wel dient de advocaat dit tijdig en op zorgvuldige wijze kenbaar te maken aan de cliënt, zodat deze daarvan geen schade ondervindt. Naar het oordeel van de raad stond het verweerster vrij zich terug te trekken op het moment dat zij dat deed, nu de verzekeringsmaatschappij de aansprakelijkheid van mr. L. had afgewezen en de volgende stap het opstarten van een procedure zou zijn.

4.4 De raad acht het voorts niet onbegrijpelijk dat gelet op het tijdsverloop tussen inname van de zaak en het moment waarop verweerster de behandeling heeft neergelegd de praktijk van verweerster zich zodanig had ontwikkeld dat zij zich niet langer in staat achtte om de zaak naar behoren tot een goed einde te brengen. Ook om die reden acht de raad de beslissing van verweerster begrijpelijk en niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. De klacht is mitsdien ongegrond.

BESLISSING:

De raad van discipline acht:

- de klachtonderdelen a en b ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell voorzitter, mrs. M. le Belle, E.J. Ferman, P.W.M. Huisman, H.B. de Regt leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 september 2009.

voorzitter       griffier

Deze beslissing is in afschrift op 1 september 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgende op de dag van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

 Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC 

  Prinsenbeek

b. Bezorging

  De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC  Prinsenbeek. Bezorging kan

  uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke

  kantooruren.

c. Per fax

  Het faxnummer van het hof van discipline is 076 0 548 4608. Tegelijkertijd met de

  indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden

  toegezonden aan de griffie van het hof.

d.  Telefonische informatie

  076 – 548 4607.