ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0013 Raad van Discipline Amsterdam 09-004A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0013
Datum uitspraak: 28-07-2009
Datum publicatie: 13-10-2009
Zaaknummer(s): 09-004A
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie:  onvoldoende kwaliteit  van belangenbehartiging, niet verschijnen bij zitting en geen beroep instellen, klacht gegrond    

 RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 28 juli 2009

in de zaak 09-004A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

k l a a g s t e r

tegen

de heer mr.

v e r w e e r d e r .

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 6 januari 2009, door de raad ontvangen op 8 januari 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad op 18 mei 2009. Aanwezig waren klaagster en verweerder. Van deze zitting is proces verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken die vermeld zijn in de bij de brief gevoegde inventarislijst.

2 De klacht

 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd heeft gehandeld met artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder

(a) in een zeer laat stadium, te wijten aan zijn onzorgvuldigheid, de rechtbank heeft verzocht de zitting van 18 april 2008 uit te stellen terwijl tegenover klaagster de indruk is gewekt dat aan dat verzoek zou worden voldaan;

(b) heeft nagelaten klaagster op de hoogte te stellen van de negatieve reactie van de rechtbank direct na ontvangst daarvan, zodat hij klaagster de mogelijkheid heeft ontnomen zelf naar de zitting te gaan en daar haar belangen zelf te behartigen;

(c) zelf niet aanwezig was bij de zitting;

(d) wetende dat klaagster in hoger beroep wilde van de uitspraak pas op de laatste dag van de beroepstermijn en zonder enige toelichting klaagster heeft medegedeeld het hoger beroep niet kansrijk te achten;

(e) klaagster de mogelijkheid heeft ontnomen ( met behulp van een andere advocaat) de zaak te vervolgen en daarmee klaagster niet goed heeft bijgestaan.

 3. Feiten

3.1 In 2007 wendde klaagster zich tot verweerder met het verzoek haar bij te staan bij een beroepsprocedure tegen de belastingdienst betreffende de afwijzing van een aanvraag om huursubsidie.

3.2 In deze procedure werd door de rechtbank een tijdstip voor een mondelinge behandeling bepaald. Op 13 februari 2008 werd dit tijdstip veranderd en verplaatst naar 18 april 2008. Verweerder ontving op 14 februari 2008 een bevestiging van deze wijziging en stuurde deze door naar klaagster.

3.3 Op 14 april 2008 stuurde verweerder een brief naar de rechtbank waarin hij berichtte op 14 april te zijn verschenen en op 18 april 2008 verhinderd te zijn. Verweerder gaf aan de rechtbank zijn verhinderdata door. Een kopie van deze brief stuurde hij naar klaagster.

3.4 Op 16 april 2008 stuurde de belastingdienst een fax naar verweerder waarin deze stelde een nieuw besluit ter zake van de toekenning van de huurtoeslag te gaan nemen.

3.5 Op 17 april 2008 berichtte de rechtbank  aan verweerder dat de zitting voor 18 april 2008 niet zou worden verplaatst.

3.6 Op 14 mei 2008 verklaarde de rechtbank het beroep van klaagster ongegrond.

3.7 Op 26 juni 2008 berichtte verweerder aan klaagster dat hij een hoger beroepsprocedure niet haalbaar achtte.

3.8 Op 2 juli 2008 schreef klaagster een brief aan verweerder waarin zij uiteen zette waarom naar haar oordeel verweerder haar niet goed had bijgestaan en stelde klaagster verweerder aansprakelijk voor de daaruit voortvloeiende schade.

3.9 Op 18 augustus 2008 diende klaagster de onderhavige klacht in bij de deken van de orde van advocaten in Amsterdam.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Klachtonderdelen (a), (b) en (c) lenen zich naar het oordeel van de raad voor gezamenlijke behandeling.

4.2 Voor de beoordeling van klachtonderdelen (a) (b) en (c) neemt de raad tot uitgangspunt dat een advocaat in het belang van zijn cliënt in het algemeen bij de mondelinge behandeling van een hem door die cliënt toevertrouwde zaak aanwezig dient te zijn en dat van dat uitgangspunt slechts in bijzondere omstandigheden kan worden afgeweken na overleg tussen raadsman en cliënt, waarbij duidelijkheid wordt verschaft. Voorts geldt dat als die duidelijkheid ontbreekt dit voor rekening van de advocaat komt.

4.3 Uit hetgeen in de stukken en ter zitting naar voren is gekomen is duidelijk geworden dat verweerder, nadat duidelijk was dat de zitting van 18 april 2008 doorgang zou hebben, niet ter zitting op 18 april 2008 is verschenen, terwijl hij klaagster daarvan niet op de hoogte heeft gesteld.  Ook heeft hij zich niet laten vervangen. Dit betekent dat klachtonderdelen (a), (b) en (c) gegrond zijn.

4.4 Voor klachtonderdelen (d) en (e) neemt de raad tot uitgangspunt dat een advocaat tijdig dient te waarschuwen indien hij niet als advocaat in een hoger beroepsprocedure wenst op te treden en daarbij duidelijk te wijzen op de beroepstermijn ten einde voor de cliënt op ondubbelzinnige wijze kenbaar te maken binnen welke termijn hij zich zou moeten wenden tot een andere advocaat, indien hij beroep wenste.

4.5 Door klaagster pas op de dag voorafgaand aan het verstrijken van de beroepstermijn schriftelijk te berichten dat hij een hoger beroep niet haalbaar achtte, overigens zonder dit te motiveren, heeft verweerder de door hem in acht te nemen zorgvuldigheid niet in acht genomen. Dit betekent dat klachtonderdelen (d) en (e) gegrond zijn.

5. Maatregel

Gezien de ernst van het feit, maar ook de door verweerder ter zitting gedane toezegging de door klaagster betaalde eigen bijdrage te zullen terugbetalen, acht de raad van discipline de maatregel van een berisping passend en geboden..

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart de klacht in al zijn onderdelen gegrond en legt de maatregel van een berisping op

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 28 juli 2009 door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. L.D.H. Hamer, mr. B.E. van der Molen, mr. B.C. Romijn, mr. M.J. Westhoff, leden en mr. P.H. Burger als griffier.

voorzitter      griffier

Deze beslissing is in afschrift op 28 juli 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.      Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076-548 4607