ECLI:NL:TACAKN:2009:YH0090 Accountantskamer Zwolle 09/656 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2009:YH0090
Datum uitspraak: 14-10-2009
Datum publicatie: 12-10-2010
Zaaknummer(s): 09/656 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie:   Klacht niet-ontvankelijk wegens overschrijding van zowel de 6-jaarstermijn als de 3-jaarstermijn voor het indienen van een klacht.

 

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING van 14 oktober 2009

in de zaak met nummer 09 / 656 WTRA AK van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

BV X,

gevestigd te [plaats],

K L A A G S T E R ,

t e g e n

drs. Y ,

registeraccountant,

wonende te [plaats],

kantoorhoudende te [plaast],

B E T R O K K E N E .


1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

(a)     het op 6 mei 2009 per e-mail ingekomen, ongedateerde, als klaagschrift te beschouwen geschrift, met bijlagen;

(b)     de op 27 mei 2009 ingekomen brief van 26 mei 2009 van klaagster aan de Accountantskamer, met bijlagen, houdende een nadere specificatie van de klacht;

(c)     het op 17 juli 2009 ingekomen verweerschrift van betrokkene, gedateerd 15 juli 2009.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 31 augustus 2009, waar aanwezig waren: - aan de zijde van klaagster - haar bestuurder A, tot bijstand vergezeld van mr. R.Ph.E.M. Cratsborn, advocaat te Meerssen en - aan de zijde van betrokkene - betrokkene drs. Y RA in persoon.

1.3 Partijen hebben bij gelegenheid van genoemde zitting hun standpunten doen toelichten, onderscheidenlijk toegelicht (klaagster aan de hand van een pleitnota, die aan de Accountantskamer is overgelegd) en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

1.4 De inhoud van de gedingstukken, waaronder ook de in 1.3 vermelde pleitnota, geldt als hier ingevoegd.

2. De vaststaande feiten

2.1 Op 18 juni 2001 werd tussen BV1 (de rechtsvoorgangster van klaagster) en BV5 (een vennootschap van de toenmalige kantoorgenoot van betrokkene, drs. B AA, hierna: B) overeengekomen de aankoop van een meerderheidsbelang in het aandelenkapitaal van BV3 door BV2 van BV3 (een houdstervennootschap van de directeur/aandeelhouder van klaagster, A, hierna: A). De levering van de aandelen vond - blijkens de notariële akte daarvan - plaats op 19 juli 2001.

2.2 Bij deze koopovereenkomst is, zoals nader uitgewerkt in voormelde notariële akte van overdracht, tevens overeengekomen dat BV3  tot een bedrag ad  € 250.201,71 (Hfl. 551.372,92) rekening-courant schulden van BV1 en BV4 zou overnemen.

      2.3 BV1 heeft tevens haar kantoorpand te [plaats] aan BV5 verkocht en op 9 november 2001 geleverd. Bij brief van 9 november 2001 heeft de notaris aan zowel (de rechtsvoorgangster van) klaagster als aan BV5 een specificatie van de afrekening toegezonden, waaruit blijkt dat het overgrote deel van de koopsom aan de Rabobank [plaats] is overgemaakt.

Bij faxbrief van 15 november 2001, gericht aan A, bestuurder van klaagster, bericht de Rabobank [plaats] op welke wijze zij de aan haar overgemaakte koopsom heeft verdeeld. Uit deze afrekening blijkt dat de Rabobank   Hfl. 214.215,09 heeft aangewend ter vereffening van een openstaande rekening-courantschuld van BV1 en  Hfl. 415.000,-- ter (uiteindelijke) vereffening van een schuld van BV4.

2.4 Betrokkene, die destijds compagnon van B was in het kantoor C, Accountants en Belastingadviseurs, heeft de jaarrekening 2001 van BV3 opgemaakt en op 5 maart 2003 van een samenstellingsverklaring voorzien en op die zelfde datum aan de directie en aandeelhouders van die vennootschap toegezonden. In de balans, behorende bij deze jaarrekening, en blijkens de daarbij behorende toelichting, is opgenomen dat BV3 een langlopende schuld heeft aan BV5 in verband met een door de laatste aan BV3 verschafte lening voor de overname van de hiervoor onder rechtsoverweging 2.2 vermelde schulden van BV1 en BV4. Deze jaarrekening is ter goedkeuring besproken op de algemene vergadering van aandeelhouders van  BV3 op 9 mei 2003, op welke vergadering - blijkens de notulen ervan en tijdens de mondelinge behandeling door hemzelf bevestigd - onder anderen A aanwezig was en bij welke vergadering expliciet de verwerking van de overname van deze schulden in de jaarrekening aan de orde is gekomen. Over deze verwerking bestond verschil van mening tussen de aandeelhouders.

2.5 In de overnamebalans per 1 mei 2001 van BV3 is als kortlopende schuld voormeld bedrag eveneens opgenomen; deze overnamebalans is op 18 juni 2001 door A voor akkoord  mede ondertekend.

       2.6 A heeft bij de mondelinge behandeling verklaard dat hij al vanaf het moment van de (gedeeltelijke) overname van BV3 aan B en Y heeft laten weten dat hij van opvatting was dat B als direct belanghebbende bij BV3 en Y in verband met zijn partnerschap met betrokkene onvoldoende onafhankelijk waren om de jaarrekeningen op te stellen en samenstellingsverklaringen af te geven.

2.7 A is nog geruime tijd op basis van een managementovereenkomst commercieel directeur van BV3 geweest. Op 31 december 2004 heeft BV1 haar resterende aandelenpakket in BV3 aan BV5 overgedragen.

Vanaf de gedeeltelijke overname in 2001 van BV3 door BV5 hebben zich veel strubbelingen voorgedaan tussen A en B. Deze hebben onder meer geleid tot het voeren van een procedure tussen BV6 (rechtsopvolgster van BV3) en BV1 bij de rechtbank Maastricht. Deze procedure is op 16 januari 2006 beëindigd door het sluiten van een vaststellingsovereenkomst, waarbij voormelde partijen hebben verklaard dat zij niets meer van elkaar te vorderen hebben ter zake van geschillen die in het verleden zijn ontstaan en dat deze kwijting ook gold voor de heren A en B in privé en voor BV5.

3. De klacht

3.1 De klacht betreft, blijkens de 6e alinea van het oorspronkelijke klaagschrift en de 4e alinea van de eerste bijlage bij de een nadere specificatie van de klacht inhoudende brief (gedateerd 19 mei 2009) van klaagster aan de Accountantskamer, het navolgende.

3.2 Betrokkene heeft een vordering van BV5 (ten bedrage van

€ 285.525,35) op BV3 ten onrechte opgenomen in de jaarrekening 2001 van laatstgenoemde en is daarbij niet onafhankelijk geweest van zijn compagnon drs. B AA.

4. De gronden van de beslissing

4.1 Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het navolgende.

4.2 Betrokkene heeft ter zitting primair een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van de klacht jegens hem, daartoe stellende -zakelijk weergegeven - dat die klacht betrekking heeft op handelen van hem dat zich meer dan zes jaren voor het moment van indiening van de klacht heeft voorgedaan, terwijl dat handelen - in elk geval - meer dan drie jaren voor dat moment door klaagster is geconstateerd.

4.3 De Accountantskamer overweegt met betrekking tot dit verweer als volgt.

4.4 Ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Wtra neemt de Accountantskamer een klacht niet in behandeling indien tussen het moment van het verweten handelen of nalaten en het moment van indiening van de klacht een periode van zes jaar is verstreken. Ook kan geen klacht meer worden ingediend indien op het moment van indienen van de klacht drie jaren zijn verstreken nadat het verweten handelen of nalaten is geconstateerd.

4.5 Vast is komen te staan dat betrokkene de jaarrekening 2001 van BV3 heeft opgemaakt, dat hij deze op 5 maart 2003 van een samenstellingsverklaring heeft voorzien en gezonden aan de directie en aandeelhouders van die vennootschap en voorts, dat deze jaarrekening ter goedkeuring is besproken op de algemene vergadering van aandeelhouders van BV3 op 9 mei 2003, op welke vergadering

- blijkens de notulen ervan en ter terechtzitting door hemzelf bevestigd - onder anderen A aanwezig was en dat tijdens die vergadering expliciet de verwerking van de overname van de litigieuze schulden aan de orde is gekomen.

4.6 A heeft bovendien ter zitting van de Accountantskamer verklaard dat hij vanaf het moment dat hij bekend was met de jaarrekening 2001 en de bijbehorende samenstellingsverklaring, aan betrokkene en B  heeft laten weten dat hij van opvatting was dat betrokkene in verband met zijn partnerschap met B onvoldoende onafhankelijk was om die jaarrekening op te stellen en de samenstellingverklaring daarbij af te geven. Gezien het feit dat betrokkene op 5 maart 2003 de door hem opgemaakte jaarstukken aan de directie en aandeelhouders van BV3 heeft gezonden en A op dat moment zowel lid van die directie was en zijn beheersvennootschap mede-aandeelhoudster was, dient ervan te worden uitgegaan dat klaagster in ieder geval daags na 5 maart 2003 en ruim voor de aandeelhoudersvergadering van 9 mei 2003 van de bemoeienis van betrokkene bij het opmaken van de jaarstukken 2001 op de hoogte was.

4.7 Bij die stand van zaken moet worden geconcludeerd dat:

a.  het aan betrokkene verweten handelen, te weten het op 5 maart 2003 definitief opmaken van de jaarrekening en het daarin opnemen van de schuld aan BV5 met de daarbij behorende toelichting en het voorts afgeven van een samenstellingsverklaring,  terwijl hij een kantoorgenoot was van de (in)direct belanghebbende B, heeft plaatsgevonden meer dan 6 jaar voor het moment van het indienen van de klacht (op 6 mei 2009) en

b.  dat klaagster, via haar bestuurder A, hiervan meer dan drie jaar voor het indienen van de klacht op de hoogte was.

Beide constateringen brengen - ieder voor zich reeds - mee dat klaagster te laat is met het indienen van haar klacht, die daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

5. De beslissing

De Accountantskamer verklaart de onderhavige klacht jegens betrokkene niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. M.J. van Lee en mr. H. de Hek (rechterlijke leden), drs. E.J.F.A. de Haas RA en J. Maan AA (accountantsleden), in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van de Accountantskamer van 14 oktober 2009.

_________                                                                              __________

secretaris                                                                                 voorzitter