ECLI:NL:TACAKN:2009:YH0089 Accountantskamer Zwolle 09/1031 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2009:YH0089
Datum uitspraak: 03-11-2009
Datum publicatie: 11-10-2010
Zaaknummer(s): 09/1031 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond met berisping
  • Klacht gegrond met geldboete
Inhoudsindicatie:   Niet voldoen aan PE-verplichting. Niet reageren op correspondentie van het Nivra. Het ‘slechts verrichten van adviserende werkzaamheden’ doen niets af aan de PE-verplichting.

 

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING van 3 november 2009

in de zaak met nummer 09 / 1031 WTRA AK van

de voorzitter van het KONINKLIJK NEDERLANDS INSTITUUT VAN REGISTERACCOUNTANTS (NIVRA),

kantoorhoudende te Amsterdam,

K L A G E R ,

gemachtigde: mr. J.K. Drewes,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

wonende te [plaats],

kantoorhoudende te Alkmaar,

B E T R O K K E N E .


1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van het op 2 juli 2009 bij de Accountantskamer binnengekomen klaagschrift van 1 juli 2009 met bijlagen.

1.2 De Accountantskamer heeft van betrokkene geen schriftelijke reactie hierop ontvangen.

1.3 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 21 september 2009, waar aanwezig waren: - aan de zijde van klager - diens gemachtigde mr. J.K. Drewes, advocaat te Amsterdam, - en aan de zijde van betrokkene - betrokkene Y RA in persoon.

1.4 Partijen hebben bij gelegenheid van genoemde zitting hun standpunten doen toelichten, onderscheidenlijk toegelicht (de gemachtigde van klager aan de hand van pleitnotities, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

1.5 De inhoud van de gedingstukken, waaronder ook de hiervoor onder 1.3 vermelde pleitnotities, geldt als hier ingevoegd.

2. De vaststaande feiten

2.1 Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.2 Betrokkene is sinds 2 december 1981 ingeschreven in het accountantsregister bij het NIVRA. Hij was tot voor kort (derhalve ook in 2007) ingeschreven als openbaar accountant en heeft voor het jaar 2007 geen  verzoek ingediend tot gehele of gedeeltelijke ontheffing van de verplichting om activiteiten (de PE-activiteiten) op het gebied van permanente educatie te verrichten.

Betrokkene is thans ingeschreven als accountant in business.

2.3 Bij brief van 14 juli 2008 is betrokkene erop gewezen dat volgens de gegevens van het NIVRA betrokkene minder dan 20 PE-punten in 2007 had behaald. Daarbij is hem een termijn van drie maanden gesteld om alsnog te voldoen aan de PE-verplichtingen 2007. Deze termijn eindigde op 15 oktober 2008. Betrokkene is erop gewezen dat het niet voldoen aan de PE-verplichtingen als overtreding van de beroepsregels zou worden beschouwd en dat in dat geval vastgesteld zou worden of er een tuchtklacht ingediend moest worden. Betrokkene heeft op deze brief niet gereageerd.

2.4 Op 20 maart 2009 heeft het NIVRA aan betrokkene een brief verzonden waarin is aangegeven dat door het NIVRA jegens betrokkene een tuchtzaak werd voorbereid. Daarbij zijn de gegevens vermeld zoals die van hem bekend waren met het verzoek deze te controleren op juistheid en een bijgevoegd antwoordformulier ingevuld te retourneren. Betrokkene is erop gewezen dat deze gegevens betrokken zouden worden bij de beslissing al dan niet een tuchtklacht in te dienen. Deze brief is aan een onjuist, want voormalig, woonadres van betrokkene verzonden.

2.5 Tot aan de datum van de indiening van het onderhavige klaagschrift had betrokkene geen PE-punten voor het jaar 2007 (en al evenmin voor het jaar 2008) geregistreerd. Betrokkene heeft ook geen PE-punten over deze jaren behaald.

3. De klacht

3.1 Ten grondslag aan de door klager ingediende klacht liggen blijkens het klaagschrift en de daarop namens klager gegeven toelichting ter zitting de volgende verwijten:

a.   Betrokkene heeft in strijd met de artikelen 33, eerste lid sub a van de Wet op de Registeraccountants (WRA) juncto A-130.7 van de Verordening gedragscode RA’s (VGC), juncto 3, tweede lid van de Nadere voorschriften permanente educatie RA’s  NVPE) over het jaar 2007 geen PE-activiteiten verricht. Zulks levert tevens een overtreding op van de artikelen A-100.4 onder c., A-130.1,


A-130.2 en A-130.3 VGC.

b.   Betrokkene heeft in strijd met de artikelen 33, eerste lid sub a. WRA juncto A-130.7 VGC juncto 8, eerste en zesde lid NVPE niet voldaan aan de registratie-plicht van zijn PE-activiteiten ten aanzien van het jaar 2007.

c.   Betrokkene heeft in strijd met artikel 33, eerste lid sub b. WRA in het geheel niet gereageerd op herhaalde aanmaningen van het NIVRA inzake de op hem rustende PE-verplichtingen over 2007 (en 2008), hetgeen onbetamelijk en in strijd moet worden geacht met het belang van een goede uitoefening van het accountants-beroep.

3.2 Betrokkene is conform het bepaalde in artikel 9, eerste lid NVPE op 14 juli 2008 een termijn van drie maanden gesteld waarbinnen betrokkene alsnog zijn PE-verplichtingen over het jaar 2007 diende na te komen. Deze termijn eindigde op 15 oktober 2008. Betrokkene heeft desondanks niet aan zijn verplichtingen voldaan.

3.3 De Accountantskamer merkt op dat klager ter zitting zijn klacht in verband met het niet nakomen door betrokkene van zijn PE-verplichtingen over het jaar 2008, voor zover deze verplichtingen zien op het verrichten van PE-activiteiten, heeft ingetrokken, nu klager aan betrokkene over dat jaar (nog) niet een termijn heeft gesteld als bedoeld in artikel 9, eerste lid NVPE.

4. De gronden van de beslissing

4.1 Omtrent de klacht en het daartegen ter zitting gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.2 Artikel 1 WRA bepaalt dat er een Orde van registeraccountants is onder de naam Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) en dat deze tot leden heeft degenen die in het in artikel 55 van deze wet bedoelde accountantsregister ingeschreven zijn. Het NIVRA is een openbaar lichaam in de zin van artikel 134 van de Grondwet. Het NIVRA heeft als wettelijke taak de bevordering van een goede beroepsuitoefening door de registeraccountants en de behartiging van hun gemeen-schappelijk belang. De taak omvat mede de zorg voor de eer van de stand van de registeraccountants.

4.3 Artikel 33, eerste lid WRA bepaalt dat de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen aan tuchtrechtspraak op de voet van de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) is onderworpen ter zake van:

a. enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens deze wet bepaalde

en

b. enig ander dan onder a bedoeld handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.4 Aan de ledenvergadering van het NIVRA is in artikel 19, eerste lid WRA de bevoegdheid toegekend om verordeningen op te stellen, die zij noodzakelijk acht voor het vervullen van de taak van de Orde.

Voorts is in het tweede lid van artikel 19 van die Wet bepaald dat de ledenvergadering bij verordening gedrags- en beroepsregels vaststelt welke gelden voor allen die zijn ingeschreven in het accountantsregister. Bedoelde gedrags- en beroepsregels zijn onder meer vastgesteld bij de Verordening gedragscode.

Het in deze verordeningen geregelde is daarmee krachtens die Wet bepaald; handelen of nalaten in strijd daarmee is aan tuchtrechtspraak onderworpen.

4.5 De Verordening gedragscode bestaat uit vier delen. Deel A bevat (onder andere) de fundamentele beginselen van de beroepsethiek voor de registeraccountants en is van toepassing op iedere registeraccountant.

4.6 Artikel A-100.4 VGC bepaalt dat de registeraccountant vijf fundamentele beginselen in acht neemt, te weten integriteit, objectiviteit, deskundigheid en zorgvuldigheid, geheimhouding en professioneel gedrag. Het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid houdt (onder meer) in dat de registeraccountant zijn deskundigheid en vaardigheid houdt op het niveau dat is vereist om aan een cliënt of werkgever adequate professionele diensten te kunnen verlenen (artikel A-100.4 sub c. VGC). In hoofdstuk A-130 VGC is het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid nader uitgewerkt. Voor de permanente educatie zijn de artikelen A-130.1, A-130.2, A-130.3 en A-130.7 VGC van belang.

4.7 Artikel A-130.1 VGC herhaalt het hiervoor opgenomen fundamentele beginsel van artikel A-100.4 sub c. VGC. Artikel A-130.2 VGC bepaalt dat deskundige dienstverlening van de registeraccountant een deugdelijke oordeelsvorming bij de toepassing van professionele kennis en vaardigheid vereist. Volgens de toelichting bij dit artikel kan professionele deskundigheid worden onderverdeeld in het verwerven van professionele deskundigheid en het in stand houden van professionele deskundigheid. Voor het in stand houden van de professionele deskundigheid van de registeraccountant is volgens de in artikel A-130.3 VGC opgenomen toelichting kennis van en inzicht in de relevante vaktechnische, beroepsmatige en algemeen economische ontwikkelingen vereist. Permanente educatie stelt blijkens die toelichting de registeraccountant in staat, in de omgeving waarin hij beroepsmatig werkzaam is, in continuïteit deskundig op te treden.

4.8 Op grond van artikel A-130.7 VGC kan het bestuur van het NIVRA nadere voorschriften geven aangaande het bepaalde in artikel A-130.1 tot en met A-130.6 VGC (onder andere) ten aanzien van permanente educatie. Het bestuur van het NIVRA heeft van die bevoegdheid gebruik gemaakt en op 14 december 2006 de Nadere voorschriften permanente educatie (RA’s) vastgesteld. Deze Nadere voorschriften zijn in werking getreden op 1 januari 2007 en krachtens artikel 19, derde lid, juncto artikel 19, zesde lid, WRA verbindend voor alle leden.

4.9 Deze Nadere voorschriften verplichten in principe iedere registeraccountant om activiteiten op het gebied van permanente educatie te verrichten. In het tweede lid van artikel 2 zijn een drietal uitzonderingen opgenomen, welke in het geval van betrokkene niet van toepassing zijn. Artikel 3, tweede lid NVPE bepaalt dat de registeraccountant minimaal 120 PE­-punten per drie aaneengesloten kalenderjaren en minimaal 20 PE-punten per kalenderjaar behaalt. Artikel 3, zesde lid NVPE biedt aan het bestuur van het NIVRA de mogelijkheid om desverzocht op grond van bijzondere omstandigheden een gehele of gedeeltelijke ontheffing van de PE-verplichting te verlenen.

Voorts bepaalt artikel 8, eerste lid NVPE dat de registeraccountant volgens een door het bestuur aangegeven wijze van registratie aantekening houdt van zijn PE-activiteiten en het daarmee behaalde aantal PE-punten via het door de Orde beschikbaar gestelde online-registratiesysteem op zijn website en is in het zesde lid van artikel 8 bepaald dat de registeraccountant de PE-activiteiten en het daarmee behaalde aantal PE-punten in een bepaald kalenderjaar zo spoedig mogelijk doch uiterlijk de laatste dag van februari in het daarop volgende jaar registreert.

Ten slotte dient de registeraccountant ingevolge artikel 8, zevende lid NVPE op verzoek van het bestuur de registratie- en deelnamebewijzen over te leggen.

4.10 Betrokkene valt als in het jaar 2007 in het register ingeschreven accountant, onder het toepassingsbereik van de NVPE. Op het handelen of nalaten van betrokkene in de jaren 2007 tot en met 2009 zijn de VGC en de NVPE van toepassing. Voor de jaren 2008 en 2009 wordt in casu gedoeld op de registratie- en informatieverplichting voor in het jaar 2007 verrichte PE-activiteiten.

4.11 Vast is komen te staan dat betrokkene in het jaar 2007 geen PE-activiteiten heeft verricht. Hij heeft voor dat jaar geen verzoek tot gehele of gedeeltelijke ontheffing van de PE-verplichting ingediend.

Betrokkene heeft zodoende voor het jaar 2007 niet voldaan aan het bepaalde in artikel 3, tweede lid NVPE. De NVPE zijn een nadere uitwerking van de in de VGC opgenomen bepalingen omtrent het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid. Betrokkene heeft aldus tevens in strijd gehandeld met het bepaalde in de VGC, in het bijzonder met de artikelen A-100.4, sub c, A-130.1, A-130.2 en A-130.3 nu evenmin is gebleken dat betrokkene op andere wijze zijn deskundigheid en vaardigheid op het vereiste niveau heeft gehouden.

Het verweer van betrokkene dat hij sedert 2006, in de accountantspraktijk waar hij werkzaam was, slechts adviserende werkzaamheden heeft verricht en voornemens was zijn accountantswerkzaamheden geheel te beëindigen -hetgeen langer heeft geduurd dan betrokkene heeft voorzien- maakt dit niet anders. Voor de periode waarin nog geen sprake was van een wijziging in zijn inschrijving als openbaar accountant, valt betrokkene als in het register ingeschreven openbaar accountant onder het toepassingsbereik van de NVPE zoals hiervoor is beschreven. Daarenboven miskent betrokkene met dit verweer dat, indien voor het jaar 2007 geconcludeerd zou moeten worden dat hij ingevolge de toepasselijke bepalingen van de VGC als accountant in business aangemerkt zou moeten worden, hij ook als accountant in business PE-activiteiten diende te verrichten.

Betrokkene heeft voorts geen verzoek tot ontheffing bij het bestuur ingediend.

Het vorenstaande brengt met zich dat het eerste onderdeel van de klacht gegrond is.

4.12 Uit de bewoordingen van artikel 8, eerste lid en zesde lid NVPE blijkt dat ‘PE-activiteiten plus het daarmee behaalde aantal punten’ geregistreerd dienen te worden. Hieruit vloeit voort dat, indien geen PE-activiteiten worden verricht, ook geen registratie van dergelijke activiteiten kan plaats vinden. Nu klager geen PE-activiteiten heeft verricht, volgt de Accountantskamer klager niet in zijn stelling dat betrokkene heeft nagelaten aan zijn registratieplicht te voldoen.

Dit brengt mee dat het tweede deel van de klacht ongegrond is.

4.13 Betrokkene heeft ter zitting bevestigd dat hij in de jaren 2008 en 2009 niet heeft gereageerd op de brieven van klager van 14 juli 2008 en van 20 maart 2009. Hij heeft aangegeven dit zelf niet correct te vinden.

4.14 De Accountantskamer acht het in het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep (artikel 33, lid 1 sub b. WRA) en in overeenstemming met het beginsel van professionaliteit (artikel 33, lid 1 sub a. WRA juncto artikel A-100.4    sub e. juncto A-150.1 VGC) dat een registeraccountant aan op hem jegens het NIVRA rustende informatieverplichtingen voldoet en/of op aan hem gerichte verzoeken om informatie of medewerking op adequate wijze en binnen redelijke termijn reageert, zodat het NIVRA aan de in het algemeen belang aan deze opgedragen taak, te weten onder meer het bevorderen van een goede beroepsuitoefening (artikelen 1, derde lid en 19 WRA), kan voldoen. Een informatieverplichting met betrekking tot het verrichten en registreren van PE-activiteiten is tevens gegrond op artikel 8, zevende lid NVPE.

De brief van 14 juli 2008 was er op gericht om betrokkene te wijzen op een achterstand in zijn PE-verplichting en op de klachtprocedure voor het geval betrokkene de achterstand niet binnen drie maanden (voor 15 oktober 2008) zou hebben ingehaald. Hierin heeft betrokkene geen aanleiding hoeven zien op de inhoud van deze brief richting klager te reageren.

In de brief van 20 maart 2009 is betrokkene echter verzocht om een bijgevoegd antwoordformulier te retourneren. Nu betrokkene daaraan niet heeft voldaan, heeft hij in strijd gehandeld met een goede uitoefening van het accountantsberoep en het beginsel van professionaliteit.

Ook het derde onderdeel van de klacht is derhalve gegrond.

4.15 Gelet op het voorgaande staat vast dat betrokkene nalatig is geweest, zulks zowel in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Wet op de Registeraccountants als het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep (artikel 33, eerste lid WRA). De klacht moet daarom, voor zover weergegeven onder rechtsoverweging 3.1 sub a. en c., gegrond worden verklaard.

4.16 Op grond van artikel 2 Wtra kan de Accountantskamer een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. Bij het bepalen van de zwaarte van de op te leggen maatregel wordt in aanmerking genomen dat het, ondanks diverse aanmaningen, nalaten te voldoen aan de PE-verplichtingen en daarmee aan de VGC en de WRA duidt op een gebrek aan besef van het belang dat het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid heeft voor een adequate, professionele dienstverlening en het publieke vertrouwen in een goede uitoefening van het accountantsberoep. Zulks geldt temeer nu het NIVRA in de communicatie met zijn leden zeer ruime aandacht heeft gegeven aan het bestaan en de noodzaak van deze PE-verplichtingen, betrokkene daar ook persoonlijk op heeft gewezen en betrokkene op het aan hem gerichte verzoek tot het verschaffen van informatie niet heeft gereageerd.

Het publieke vertrouwen in de stand van de registeraccountants wordt hiermee geschaad. Het nalaten door betrokkene moet hem daarom zwaar worden aangerekend.  Eén van de vereisten voor een goede beroepsuitoefening is immers het constant op peil houden van de deskundigheid zowel in de diepte als in de breedte. Door in 2007 geen PE-punten te behalen en aldus niet te voldoen aan de verplichte permanente educatie, heeft betrokkene dit essentiële vereiste genegeerd.

4.17 Alles in aanmerking nemende acht de Accountantskamer oplegging van de maatregelen berisping en geldboete passend en geboden. Bij de beslissing tot het mede opleggen van de geldboete en het bepalen van de hoogte ervan heeft de Accountantskamer rekening gehouden met het bij het niet volgen van de educatie door betrokkene behaalde economisch voordeel ten opzichte van zijn collega-accountants en met het gegeven dat betrokkene over het jaar 2007 in het geheel geen educatiepunten heeft behaald. Betrokkene wordt erop gewezen dat bij niet tijdige betaling van de opgelegde boete de Accountantskamer op grond van artikel 5, vierde lid Wtra verplicht is te overwegen of aan betrokkene alsnog de maatregel van (tijdelijke) doorhaling moet worden opgelegd.

4.18 Aan het schriftelijkheidsvereiste van de berisping wordt voldaan door de opneming ervan in het dictum van deze uitspraak. De voorzitter van het NIVRA dient ingevolge artikel 9, tweede lid juncto artikel 47 Wtra, zodra deze uitspraak onherroepelijk is en de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd, er voor zorg te dragen dat de opgelegde maatregelen in het register bedoeld in artikel 55, eerste lid WRA worden opgenomen.

4.19 Op grond van al het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.


5. De beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht, voor zover weergegeven onder rechtsoverweging 3.1 sub b. ongegrond;
  • verklaart de klacht voor het overige gegrond;
  • legt ter zake aan betrokkene op:

- een berisping

en

- een geldboete ten bedrage van € 2.000,- (tweeduizend euro), welke boete binnen een maand na het uitvaardigen van een last tot ten uitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer betaald dient te worden door overmaking van voormeld bedrag op rekeningnummer 56.99.92.400 ten name van het Ministerie van Financiën te ‘s-Gravenhage onder vermelding van het zaaksnummer 09/1031 WTRA AK;

  • verstaat dat de voorzitter van het NIVRA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak en de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer zorgt voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregelen in het register bedoeld in artikel 55, eerste lid WRA.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. W.F. Boele  en mr. H. de Hek (rechterlijke leden), S.L.J. Graafsma RA en J. Maan AA (accountantsleden), en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2009 in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris.

_________                                                                              __________

secretaris                                                                                 voorzitter