ECLI:NL:TACAKN:2009:YH0088 Accountantskamer Zwolle 09/1251 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2009:YH0088
Datum uitspraak: 04-12-2009
Datum publicatie: 11-10-2010
Zaaknummer(s): 09/1251 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met tijdelijke doorhaling
Inhoudsindicatie:   Niet voldoen aan PE-verplichting. Niet reageren op correspondentie van het Nivra. Beperkte verdiensten uit accountantspraktijk noch ‘de door opdrachtgevers gestelde lage eisen aan vakkennis’ doen iets af aan de PE-verplichting. Volharding in weigering dienaangaande leidt tot tijdelijke doorhaling.

 

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING van 4 december 2009

in de zaak met nummer 09 / 1251 WTRA AK van

de voorzitter van het KONINKLIJK NEDERLANDS INSTITUUT VAN REGISTERACCOUNTANTS (NIVRA),

kantoorhoudende te Amsterdam,

K L A G E R ,

gemachtigde: mr. J.K. Drewes,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

wonende en kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .


1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van:

- het op 27 juli 2009 bij de Accountantskamer binnengekomen klaagschrift van 23 juli 2009 met bijlagen;

- het verweerschrift van betrokkene, gedateerd en binnengekomen op 26 augustus 2009.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 25 september 2009, waar aanwezig waren: - aan de zijde van klager - diens gemachtigde mr. J.K. Drewes, advocaat te Amsterdam, en R.S.A. Karsten - en aan de zijde van betrokkene - betrokkene Y RA in persoon.

1.3 Partijen hebben bij gelegenheid van genoemde zitting hun standpunten doen toelichten, onderscheidenlijk toegelicht (de gemachtigde van klager aan de hand van pleitnotities, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

1.4 De inhoud van de gedingstukken, waaronder ook de hiervoor onder 1.3 vermelde pleitnotities, geldt als hier ingevoegd.

2. De vaststaande feiten

2.1 Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.2 Betrokkene is sinds 21 augustus 1991 ingeschreven in het accountantsregister bij het NIVRA. Hij is openbaar accountant en heeft voor het jaar 2007 geen verzoek ingediend tot gehele of gedeeltelijke ontheffing van de verplichting om activiteiten (de PE-activiteiten) op het gebied van permanente educatie te verrichten.

2.3 Aan betrokkene is op 24 januari 2008 (en op 11 februari 2009) een e-mailbericht verzonden waarin betrokkene er op attent is gemaakt dat hij nog niet had voldaan aan de PE-verplichtingen over het jaar 2007 (en 2008). Bij brief van 14 juli 2008 is betrokkene erop gewezen dat volgens de gegevens van het NIVRA betrokkene minder dan 20 PE-punten in 2007 had behaald. Daarbij is hem een termijn van drie maanden gesteld om alsnog te voldoen aan de PE-verplichting 2007. Deze termijn eindigde op 15 oktober 2008. Betrokkene is erop gewezen dat het niet voldoen aan de PE-verplichtingen als overtreding van de beroepsregels werd beschouwd en dat in dat geval vastgesteld zou worden of er een tuchtklacht ingediend moest worden. Betrokkene heeft op deze e-mailberichten en op de brief niet gereageerd.

2.4  Bij brief van 20 maart 2009 heeft klager betrokkene ervan op de hoogte gesteld dat besloten was een tuchtzaak jegens hem voor te bereiden. Daarbij zijn de gegevens vermeld zoals die van hem bekend waren met het verzoek deze te controleren op juistheid. Betrokkene is erop gewezen dat deze gegevens betrokken zullen worden bij de beslissing al dan niet een tuchtklacht in te dienen. Betrokkene heeft ook op deze brief niet gereageerd.

2.5 Tot aan de datum van de indiening van het onderhavige klaagschrift had betrokkene geen PE-punten voor het jaar 2007 (en al evenmin voor het jaar 2008) geregistreerd. Betrokkene heeft ook geen PE-punten over deze jaren behaald.

3. De klacht

3.1 Ten grondslag aan de door klager ingediende klacht liggen blijkens het klaagschrift en de daarop namens klager gegeven toelichting ter zitting de volgende verwijten:

  1. Betrokkene heeft in strijd met de artikelen 33, eerste lid sub a. van de Wet op de Registeraccountants (Wet RA) juncto A-130.7 van de Verordening Gedragscode RA’s (VGC), juncto 3, tweede lid van de Nadere voorschriften permanente educatie RA’s (NVPE) over het jaar 2007 geen PE-activiteiten verricht. Zulks levert tevens een overtreding op van de artikelen A-100.4 onder c., A-130.1, A-130.2 en A-130.3 VGC.
  2. Betrokkene heeft in strijd met de artikelen 33, eerste lid sub a. Wet RA juncto A-130.7 VGC juncto 8, eerste en zesde lid NVPE niet voldaan aan de registratieplicht van zijn PE-activiteiten ten aanzien van het jaar 2007.
  1. Betrokkene heeft in strijd met artikel 33, eerste lid sub b. Wet RA in het geheel niet gereageerd op herhaalde aanmaningen van het NIVRA inzake de op hem rustende PE-verplichtingen over 2007 (en 2008), hetgeen onbetamelijk en in strijd moet worden geacht met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

3.2 Betrokkene is conform het bepaalde in artikel 9, eerste lid van de NVPE op 14 juli 2008 een termijn van drie maanden gesteld waarbinnen betrokkene alsnog zijn PE-verplichtingen voor 2007 diende na te komen. Deze termijn eindigde op 15 oktober 2008. Betrokkene heeft desondanks niet aan zijn verplichtingen voldaan.

4. De gronden van de beslissing

4.1 Omtrent de klacht en het daartegen ter zitting gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.2 Artikel 1 van de Wet RA bepaalt dat er een Orde van registeraccountants is onder de naam Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) en dat deze tot leden heeft degenen die in het in artikel 55 van deze wet bedoelde accountantsregister ingeschreven zijn. Het NIVRA is een openbaar lichaam in de zin van artikel 134 van de Grondwet. Het NIVRA heeft als wettelijke taak de bevordering van een goede beroepsuitoefening door de registeraccountants en de behartiging van hun gemeen-schappelijk belang. De taak omvat mede de zorg voor de eer van de stand van de registeraccountants.

4.3 Artikel 33, eerste lid, van de Wet RA bepaalt dat de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen aan tuchtrechtspraak op de voet van de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) is onderworpen ter zake van:

a. enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens deze wet bepaalde

en

b. enig ander dan onder a bedoeld handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.4 Aan de ledenvergadering van het NIVRA is in artikel 19, eerste lid van de Wet op de Registeraccountants de bevoegdheid toegekend om verordeningen op te stellen, die zij noodzakelijk acht voor het vervullen van de taak van de Orde.

Voorts is in het tweede lid van artikel 19 van die Wet bepaald dat de ledenvergadering bij verordening gedrags- en beroepsregels vast stelt welke gelden voor allen die zijn ingeschreven in het accountantsregister. Bedoelde gedrags- en beroepsregels zijn onder meer vastgesteld bij de VGC.

Het in deze verordeningen geregelde is daarmee krachtens die Wet bepaald; handelen of nalaten in strijd daarmee is aan tuchtrechtspraak onderworpen.

4.5 De VGC bestaat uit vier delen. Deel A bevat (onder andere) de fundamentele beginselen van de beroepsethiek voor de registeraccountants.

4.6 Artikel A-100.4 VGC bepaalt dat de registeraccountant vijf fundamentele beginselen in acht neemt, te weten integriteit, objectiviteit, deskundigheid en zorgvuldigheid, geheimhouding en professioneel gedrag. Het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid houdt (onder meer) in dat de registeraccountant zijn deskundigheid en vaardigheid houdt op het niveau dat is vereist om aan een cliënt of werkgever adequate professionele diensten te kunnen verlenen (artikel A-100.4 sub c. VGC). In hoofdstuk A-130 VGC is het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid nader uitgewerkt. Voor de permanente educatie zijn de artikelen A-130.1, A-130.2, A-130.3 en A-130.7 VGC van belang.

4.7 Artikel A-130.1 VGC herhaalt het hiervoor opgenomen fundamentele beginsel van artikel A-100.4 sub c. VGC. Artikel A-130.2 VGC bepaalt dat deskundige dienstverlening van de registeraccountant een deugdelijke oordeelsvorming bij de toepassing van professionele kennis en vaardigheid vereist. Volgens de toelichting bij dit artikel kan professionele deskundigheid worden onderverdeeld in het verwerven van professionele deskundigheid en het in stand houden van professionele deskundigheid. Voor het in stand houden van de professionele deskundigheid van de registeraccountant is volgens de in artikel A-130.3 VGC opgenomen toelichting kennis van en inzicht in de relevante vaktechnische, beroepsmatige en algemeen economische ontwikkelingen vereist. Permanente educatie stelt blijkens die toelichting de registeraccountant in staat, in de omgeving waarin hij beroepsmatig werkzaam is, in continuïteit deskundig op te treden.

4.8 Op grond van artikel A-130.7 VGC kan het bestuur van het NIVRA nadere voorschriften geven aangaande het bepaalde in artikel A-130.1 tot en met A-130.6 VGC (onder andere) ten aanzien van permanente educatie. Het bestuur van het NIVRA heeft van die bevoegdheid gebruik gemaakt en op 14 december 2006 de Nadere voorschriften permanente educatie (RA’s) vastgesteld. Deze Nadere voorschriften zijn in werking getreden op 1 januari 2007 en krachtens artikel 19, derde lid, juncto artikel 19, zesde lid Wet RA verbindend voor alle leden.

4.9 Deze Nadere voorschriften verplichten in principe iedere registeraccountant om activiteiten op het gebied van permanente educatie te verrichten. In het tweede lid van artikel 2 zijn een drietal uitzonderingen opgenomen, welke in het geval van betrokkene in 2007 niet van toepassing waren.

Artikel 3, tweede lid NVPE bepaalt dat de registeraccountant minimaal 120 PE­-punten per drie aaneengesloten kalenderjaren en minimaal 20 PE-punten per kalenderjaar behaalt. Artikel 3, zesde lid NVPE biedt aan het bestuur van het NIVRA de mogelijkheid om op grond van bijzondere omstandigheden een gehele of gedeeltelijke ontheffing van de PE-verplichting te verlenen.

Voorts bepaalt artikel 8, eerste lid NVPE dat de registeraccountant volgens een door het bestuur aangegeven wijze van registratie aantekening houdt van zijn PE-activiteiten en het daarmee behaalde aantal PE-punten via het door de Orde beschikbaar gestelde online-registratiesysteem op haar website en is in het zesde lid van artikel 8 bepaald dat de registeraccountant de PE-activiteiten en het daarmee behaalde aantal PE-punten in een bepaald kalenderjaar zo spoedig mogelijk doch uiterlijk de laatste dag van februari in het daarop volgende jaar registreert.

Tenslotte dient de registeraccountant ingevolge artikel 8, zevende lid NVPE op verzoek van het bestuur de registratie- en deelnamebewijzen over te leggen.

4.10 Betrokkene valt, als in het jaar 2007 in het register ingeschreven accountant, onder het toepassingsbereik van de NVPE. Hij heeft geen verzoek tot gehele of gedeeltelijke ontheffing van de PE-verplichtingen ingediend.

Zijn verweer dat hij in aanmerking dient te komen voor een vrijstelling, wijst de Accountantskamer af. Voor zover betrokkene doelt op toepassing door het bestuur van het NIVRA van diens in artikel 3, zesde lid NVPE geregelde bevoegdheid om ontheffing te verlenen van het vereiste om PE-activiteiten te verrichten, stuit dit verweer reeds af op de constatering dat betrokkene niet, laat staan tijdig, om een dergelijke ontheffing heeft verzocht. Voor zover betrokkene doelt op de uitzonderingen gemeld in artikel 2, tweede lid NVPE, stuit het verweer af op het feit dat betrokkene als openbaar accountant professionele diensten, hoe bescheiden ook, heeft verricht en nog steeds verricht en reeds daarom die uitzonderingen niet op hem van toepassing zijn.

Het tegenverzoek van betrokkene om “het NIVRA te machtigen een extra categorie in de registers te creëren voor die accountants die weinig of geen risico’s lopen” wordt als niet op de wet gegrond verworpen. Toewijzing van een dergelijk verzoek, waartoe de Accountantskamer overigens niet de bevoegdheid heeft, zou rechtstreeks in strijd zijn met de wettelijke taak van het NIVRA, zoals onder meer is vastgelegd in de artikelen 1 juncto 19 Wet RA.

Op het handelen of nalaten van betrokkene in de jaren 2007 tot en met 2009 zijn derhalve de VGC en de NVPE onverkort van toepassing. Voor de jaren 2008 en 2009 wordt in casu gedoeld op de registratie- en informatieverplichting voor in het jaar 2007 verrichte PE-activiteiten.

4.11 Vast is komen te staan dat betrokkene in het jaar 2007 geen PE-activiteiten heeft verricht.

Betrokkene heeft zodoende voor het jaar 2007 niet voldaan aan het bepaalde in artikel 3, tweede lid NVPE. De NVPE zijn een nadere uitwerking van de in de VGC opgenomen bepalingen omtrent het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid. Betrokkene heeft aldus tevens in strijd gehandeld met het bepaalde in de VGC, in het bijzonder met de artikelen A-100.4 sub c., A-130.1, A-130.2 en A-130.3, nu evenmin is gebleken dat betrokkene op andere wijze zijn deskundigheid en vaardigheid op het vereiste niveau heeft gehouden.

4.12 Betrokkene heeft terzake als verweer gevoerd dat hij opereert in een marktsegment dat niet interessant is voor een registeraccountant, waarin hij wordt gezien als een “veredelde boekhouder”en waarbij door zijn cliënten, gering in aantal, geen hoge eisen worden gesteld aan zijn vakkennis. Bovendien stelt hij dat zijn beperkte verdiensten hem onvoldoende financiële ruimte en tijd laten om aan zijn PE-verplichtingen te voldoen. Hij heeft wel overwogen zich als registeraccountant te laten uitschrijven, doch heeft dat nagelaten, omdat hij hiervoor hard heeft moeten studeren en deze titel ziet als een “eretitel”.

Dit verweer, dat overigens duidt op een groot gebrek aan kennis van het kader waarbinnen een registeraccountant zijn beroep uitoefent en de titel registeraccountant (RA) mag worden gevoerd, wordt als in strijd met de voor iedere registeraccountant geldende regels, zoals hiervoor in rechtsoverwegingen 4.2 tot en met 4.9 is weergegeven, verworpen. Een registeraccountant, die professionele diensten verleent, en – kort samengevat – zijn vak niet bijhoudt, handelt bovendien rechtstreeks in strijd met het belang van een goede beroepsuitoefening, zoals gewaarborgd is in artikel 33, eerste lid sub b. Wet RA.

Het vorenstaande brengt met zich dat het in rechtsoverweging 3.1 sub a. weergegeven  onderdeel van de klacht gegrond is.

4.13 Uit de bewoordingen van artikel 8, eerste lid en zesde lid NVPE blijkt dat ‘PE-activiteiten plus het daarmee behaalde aantal punten’ geregistreerd dienen te worden. Hieruit vloeit voort dat, indien geen PE-activiteiten worden verricht, ook geen registratie van dergelijke activiteiten kan plaats vinden. Nu klager geen PE-activiteiten heeft verricht, volgt de Accountantskamer klager dan ook niet in zijn stelling dat betrokkene heeft nagelaten aan zijn registratieplicht te voldoen.

Dit brengt mee dat het in rechtsoverweging 3.1 sub b. weergegeven onderdeel van de klacht ongegrond is.

4.14 Betrokkene heeft ter zitting bevestigd dat hij in de jaren 2008 en 2009 niet heeft gereageerd op de e-mailberichten van 24 januari 2008 en 11 februari 2009 en de brie-ven van klager van 14 juli 2008 en van 20 maart 2009.

De Accountantskamer acht het in het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep (artikel 33, lid 1 sub b van de Wet RA) en in overeenstemming met het beginsel van professionaliteit ( artikel 33, lid 1 sub a van de  Wet RA juncto artikel A-100.4 sub e. juncto A-150.1) dat een registeraccountant aan op hem jegens het NIVRA rustende informatieverplichtingen op adequate wijze en binnen redelijke termijn voldoet, zodat het NIVRA aan de in het algemeen belang aan deze opgedragen taak, te weten onder meer het bevorderen van een goede beroepsuitoefening (artikelen 1, derde lid en 19 Wet RA), kan voldoen.

De e-mailberichten waren erop gericht om betrokkene te wijzen op een achterstand in zijn PE-verplichting en de brief van 14 juli 2008 eveneens op een vervolgprocedure voor het geval betrokkene de achterstand niet binnen drie maanden (voor 15 oktober 2008) zou hebben ingehaald. Hierin heeft betrokkene geen aanleiding hoeven zien op de inhoud te reageren.

In de brief van 20 maart 2009 is betrokkene echter verzocht om een bijgevoegd antwoordformulier te retourneren. Nu betrokkene daaraan niet heeft voldaan heeft hij in strijd gehandeld met een goede uitoefening van het accountantsberoep.

Ook het in rechtsoverweging 3.1 sub c. weergegeven onderdeel van de klacht is derhalve gegrond.

4.15  Gelet op het voorgaande staat vast dat betrokkene nalatig is geweest, zulks in strijd met zowel het bepaalde krachtens de Wet RA als met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep (artikel 33, eerste lid Wet RA). De klacht moet daarom, voor zover weergegeven onder rechtsoverweging 3.1 sub a. en c., gegrond worden verklaard.

4.16 Op grond van artikel 2 Wtra kan de Accountantskamer een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. Bij het bepalen van de zwaarte van de op te leggen maatregel wordt in aanmerking genomen dat het, ondanks diverse aanmaningen, nalaten te voldoen aan de PE-verplichtingen en daarmee aan de VGC en de Wet RA duidt op een gebrek aan besef van het belang dat het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid heeft voor een adequate, professionele dienstverlening en het publieke vertrouwen in een goede uitoefening van het accountantsberoep. Zulks geldt temeer nu het NIVRA in de communicatie met zijn leden zeer ruime aandacht heeft gegeven aan het bestaan en de noodzaak van deze PE-verplichtingen, betrokkene daar ook persoonlijk op heeft gewezen en betrokkene op het aan hem gerichte verzoek tot het verschaffen van informatie niet heeft gereageerd.

In het geval van betrokkene is daarbij van belang dat hij heeft erkend tot op heden, dus ook in 2008 en een groot deel van 2009, geen PE-activiteiten te hebben verricht en ook voornemens te zijn deze in de toekomst niet te gaan verrichten.

Het publieke vertrouwen in de stand van de registeraccountants wordt hiermee geschaad. Het nalaten door betrokkene moet hem daarom zwaar worden aangerekend. Eén van de vereisten voor een goede beroepsuitoefening is immers het constant op peil houden van de deskundigheid zowel in de diepte als in de breedte. Door in 2007 (en daarna) geen PE-activiteiten te verrichten en aldus niet te voldoen aan de verplichte permanente educatie, heeft betrokkene dit essentiële vereiste genegeerd.

4.17 Alles in aanmerking nemende acht de Accountantskamer oplegging van de maatregel van tijdelijke doorhaling van de inschrijving van de accountant in het register, als bedoeld in artikel 55 , eerste lid Wet RA, voor de duur van één jaar  passend en geboden.

De Accountantskamer heeft overwogen aan betrokkene de maatregel van (definitieve) doorhaling op te leggen, maar wil betrokkene de mogelijkheid niet ontnemen er alsnog voor te kiezen zijn werkzaamheden in het komende jaar, welke volgens zijn zeggen van beperkte duur en omvang zijn, neer te leggen zodat zijn inschrijving na ommekomst van de tijdelijke doorhaling als niet actieve registeraccountant kan worden voortgezet en op hem alsdan geen PE-verplichtingen meer in de zin van de NVPE zullen rusten.

Indien betrokkene na ommekomst van de tijdelijke doorhaling toch nog als registeraccountant actief wenst te zijn, en hij in overleg met het bestuur van het NIVRA niet zodanig zijn werkzaamheden kan beperken, zoals bijvoorbeeld het niet meer afgeven van samenstellingsverklaringen, dat het bestuur bereid is hem een ontheffing als bedoeld in artikel 3, zesde lid NVPE te verlenen, dan zal betrokkene na ommekomst van de tijdelijke doorhaling aan de krachtens de VGC en de NVPE gestelde eisen van permanente educatie moeten voldoen.

De Accountantskamer wijst klager, in het geval betrokkene zijn werkzaamheden na ommekomst van de tijdelijke doorhaling voortzet zonder aan eisen van vakbekwaamheid te voldoen, op de mogelijkheid ex artikel 41 Wtra te verzoeken om, bij wege van voorlopige voorziening en in afwachting van een uitspraak op een hernieuwde klacht, de inschrijving van betrokkene tijdelijk door te halen.

4.18 Klager dient ingevolge artikel 9, tweede lid juncto artikel 47 Wtra, zodra deze uitspraak onherroepelijk is en de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd, er voor zorg te dragen dat de opgelegde maatregel in het register bedoeld in artikel 55, eerste lid Wet RA wordt opgenomen.

4.19 Op grond van al het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. De beslissing

De Accountantskamer:

1. verklaart de klacht, voor zover weergegeven onder rechtsoverweging 3.1 sub b. ongegrond;

2. verklaart de klacht voor het overige gegrond;

3. legt ter zake de maatregel op van tijdelijke doorhaling van de inschrijving van betrokkene in het register bedoeld in artikel 55, eerste lid Wet RA voor de duur van één jaar. Deze doorhaling gaat in op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden èn de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd en eindigt daarna na ommekomst van één jaar;

4. verstaat dat de voorzitter van het NIVRA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak èn de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer zorgt voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in het register bedoeld in artikel 55, eerste lid Wet RA;

5. verklaart betrokkene niet ontvankelijk in zijn tegenverzoek.

Aldus beslist en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2009 door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. E.F. Smeele en mr. M.J. van Lee (rechterlijke leden), prof. dr. G.C.M. Majoor RA en P. van de Streek AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris.

_________                                                                              __________

secretaris                                                                                 voorzitter