ECLI:NL:TACAKN:2009:YH0062 Accountantskamer Zwolle 09/1133 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2009:YH0062
Datum uitspraak: 21-12-2009
Datum publicatie: 14-09-2010
Zaaknummer(s): 09/1133 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond met berisping
  • Klacht gegrond met geldboete
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Niet voldoen aan PE-verplichting. Niet reageren op correspondentie van Nivra.

 

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING van 21 december 2009

in de zaak met nummer 09 / 1133 WTRA AK van

de voorzitter van het KONINKLIJK NEDERLANDS INSTITUUT VAN REGISTERACCOUNTANTS (NIVRA),

kantoorhoudende te Amsterdam,

K L A G E R ,

gemachtigde: mr. N.J. Makkes,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E.


1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van:

-         het op 10 juli 2009 bij de Accountantskamer binnengekomen klaagschrift van 9 juli 2009 met bijlagen;

-         het op 3 september 2009 bij de Accountantskamer binnengekomen verweerschrift van 1 september 2009 met bijlagen.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 2 november 2009, waar aanwezig waren: - aan de zijde van klager - diens gemachtigde mr. N.J. Makkes, advocaat te Amsterdam, en - aan de zijde van betrokkene - betrokkene Y RA in persoon.

1.3 Partijen hebben bij gelegenheid van genoemde zitting hun standpunten doen toelichten, onderscheidenlijk toegelicht (de gemachtigde van klager aan de hand van pleitnotities, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

1.4 De inhoud van de gedingstukken, waaronder ook de hiervoor onder 1.3 vermelde pleitnotities, geldt als hier ingevoegd.

2. De vaststaande feiten

2.1 Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.2 Betrokkene is sinds 14 augustus 1985 ingeschreven in het accountantsregister bij het NIVRA. Hij is thans openbaar accountant. Krachtens eigen opgave stond betrokkene het gehele jaar 2007 bij het NIVRA geregistreerd als zelfstandig gevestigd openbaar accountant, werkzaam bij A B.V. Betrokkene heeft vanuit deze vennootschap in het voorjaar 2007 als accountant een zogenaamde inbrengverklaring afgegeven.

2.3 Betrokkene heeft voor het jaar 2007 geen verzoek ingediend tot gehele of gedeeltelijke ontheffing van de verplichting om activiteiten (PE-activiteiten) op het gebied van permanente educatie te verrichten. Betrokkene heeft gedurende het jaar 2007 of daarna evenmin een verzoek ingediend tot indeling in de categorie waarvoor de verplichting geldt tot permanente educatie als bedoeld in artikel 5 van de Nadere voorschriften permanente educatie (RA’s) (verder: NVPE).

2.4 Per e-mailbericht van 24 januari 2008 en bij brief van 14 juli 2008 is betrokkene erop gewezen dat volgens de gegevens van het NIVRA betrokkene minder dan 20 PE-punten in 2007 had behaald. In de brief van 14 juli 2008 is hem een termijn van drie maanden gesteld om alsnog te voldoen aan de PE-verplichtingen 2007. Deze termijn eindigde op 15 oktober 2008. Betrokkene is erop gewezen dat het niet voldoen aan de PE-verplichtingen als overtreding van de beroepsregels werd beschouwd en dat in dat geval vastgesteld zou worden of er een tuchtklacht ingediend moest worden. Betrokkene heeft op deze e-mail noch op de brief gereageerd.

2.5  Bij brief van 20 maart 2009 is betrokkene ervan op de hoogte gesteld dat besloten was een tuchtzaak jegens hem voor te bereiden. Daarbij zijn de gegevens vermeld zoals die van hem bekend waren met het verzoek deze te controleren op juistheid. Expliciet is vermeld dat betrokkene voor 2007 bij het NIVRA geregistreerd stond als openbaar accountant (categorie H). Het NIVRA heeft daarbij te kennen gegeven dat het van de juistheid van de vermelde gegevens zou uitgaan, indien betrokkene niet van de gelegenheid gebruik zou maken om voor 10 april 2009 een bijgevoegd antwoordformulier te retourneren. Betrokkene is erop gewezen dat deze gegevens betrokken zouden worden bij de beslissing al dan niet een tuchtklacht in te dienen. Betrokkene heeft ook op deze brief niet gereageerd.

2.6 Tot aan de datum van de indiening van het onderhavige klaagschrift had betrokkene geen PE-punten voor het jaar 2007 (en al evenmin voor het jaar 2008) geregistreerd.

3. De klacht

3.1 Ten grondslag aan de door klager ingediende klacht liggen blijkens het klaagschrift en de daarop namens klager gegeven toelichting ter zitting de volgende verwijten:

  1. Betrokkene heeft in strijd met de artikelen 33, eerste lid sub a. van de Wet op de Registeraccountants (WRA) juncto A-130.7 van de Verordening gedrags-code RA’s (VGC), juncto 3, tweede lid van de NVPE over het jaar 2007 geen PE-activiteiten verricht. Zulks levert tevens een overtreding op van de artikelen A-100.4 onder c., A-130.1, A-130.2 en A-130.3 VGC.

       b.   Betrokkene heeft in strijd met de artikelen 33, eerste lid sub a. WRA juncto A-130.7 VGC juncto 8, eerste en zesde lid NVPE niet voldaan aan de registratieplicht 

             van zijn PE-activiteiten ten aanzien van het jaar 2007.

  1. Betrokkene heeft in strijd met artikel 33, eerste lid sub b. WRA in de jaren 2008 en 2009 niet gereageerd op herhaalde aanmaningen van het NIVRA inzake de op hem rustende PE-verplichtingen, hetgeen onbetamelijk en in strijd moet worden geacht met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

3.2 De Accountantskamer merkt op dat klager ter zitting zijn klacht in verband met het niet nakomen door betrokkene van zijn PE-verplichtingen over het jaar 2008, voor zover deze verplichtingen zien op het verrichten van PE-activiteiten, heeft ingetrokken, nu klager aan betrokkene over dat jaar (nog) niet een termijn heeft gesteld als bedoeld in artikel 9, eerste lid NVPE.

4. De gronden van de beslissing

4.1 Omtrent de klacht en het daartegen ter zitting gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.2 Artikel 1 van de WRA bepaalt dat er een Orde van registeraccountants is onder de naam Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) en dat deze tot leden heeft degenen die in het in artikel 55 van deze Wet bedoelde accountantsregister ingeschreven zijn. Het NIVRA is een openbaar lichaam in de zin van artikel 134 van de Grondwet. Het NIVRA heeft als wettelijke taak de bevordering van een goede beroepsuitoefening door de registeraccountants en de behartiging van hun gemeenschappelijk belang. De taak omvat mede de zorg voor de eer van de stand van de registeraccountants.

4.3 Artikel 33, eerste lid WRA bepaalt dat de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen aan tuchtrechtspraak op de voet van de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) is onderworpen ter zake van:

a. enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens deze wet bepaalde

en

b. enig ander dan onder a bedoeld handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.4 Aan de ledenvergadering van het NIVRA is in artikel 19, eerste lid WRA de bevoegdheid toegekend om verordeningen op te stellen, die zij noodzakelijk acht voor het vervullen van de taak van de Orde.

Voorts is in het tweede lid van artikel 19 van die Wet bepaald dat de ledenvergadering bij verordening gedrags- en beroepsregels vaststelt welke gelden voor allen die zijn ingeschreven in het accountantsregister. Bedoelde gedrags- en beroepsregels zijn onder meer vastgesteld bij de VGC.

Het in deze verordeningen geregelde is daarmee krachtens die Wet bepaald; handelen of nalaten als registeraccountant in strijd daarmee is aan tuchtrechtspraak onderworpen.

4.5 De VGC bestaat uit vier delen. Deel A bevat (onder andere) de fundamentele beginselen van de beroepsethiek voor de registeraccountants.

4.6 Artikel A-100.4 VGC bepaalt dat de registeraccountant vijf fundamentele beginselen in acht neemt, te weten integriteit, objectiviteit, deskundigheid en zorgvuldigheid, geheimhouding en professioneel gedrag. Het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid houdt (onder meer) in dat de registeraccountant zijn deskundigheid en vaardigheid op het niveau houdt dat is vereist om aan een cliënt of werkgever adequate professionele diensten te kunnen verlenen (artikel A-100.4 sub c. VGC). In hoofdstuk A-130 VGC is het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid nader uitgewerkt. Voor de permanente educatie zijn de artikelen

A-130.1, A-130.2, A-130.3 en A-130.7 VGC van belang.

4.7 Artikel A-130.1 VGC herhaalt het hiervoor opgenomen fundamentele beginsel van artikel A-100.4 sub c. VGC. Artikel A-130.2 VGC bepaalt dat deskundige dienstverlening van de registeraccountant een deugdelijke oordeelsvorming bij de toepassing van professionele kennis en vaardigheid vereist. Volgens de toelichting bij dit artikel kan professionele deskundigheid worden onderverdeeld in het verwerven van professionele deskundigheid en het in stand houden van professionele deskundigheid. Voor het in stand houden van de professionele deskundigheid van de registeraccountant is volgens de in artikel A-130.3 VGC opgenomen toelichting kennis van en inzicht in de relevante vaktechnische, beroepsmatige en algemeen economische ontwikkelingen vereist. Permanente educatie stelt blijkens die toelichting de registeraccountant in staat in de omgeving waarin hij beroepsmatig werkzaam is in continuïteit deskundig op te treden.

4.8 Op grond van artikel A-130.7 VGC kan het bestuur van het NIVRA nadere voorschriften geven aangaande het bepaalde in artikel A-130.1 tot en met A-130.6 VGC (onder andere) ten aanzien van permanente educatie. Het bestuur van het NIVRA heeft van die bevoegdheid gebruik gemaakt en op 14 december 2006 de NVPE (RA’s) vastgesteld. Deze zijn in werking getreden op 1 januari 2007 en krachtens artikel 19, derde lid juncto zesde lid WRA verbindend voor alle leden.

4.9 Deze NVPE verplichten in principe iedere registeraccountant om activiteiten op het gebied van permanente educatie te verrichten. In het tweede lid van artikel 2 zijn drie uitzonderingen opgenomen, die in het geval van betrokkene in 2007 niet van toepassing waren.

Artikel 3, tweede lid NVPE bepaalt dat de registeraccountant minimaal 120 PE­-punten per drie aaneengesloten kalenderjaren en minimaal 20 PE-punten per kalenderjaar behaalt. Artikel 3, zesde lid NVPE biedt aan het bestuur van het NIVRA de mogelijkheid om desverzocht op grond van bijzondere omstandigheden een gehele of gedeeltelijke ontheffing van de PE-verplichting te verlenen.

Voorts bepaalt artikel 8, eerste lid NVPE dat de registeraccountant volgens een door het bestuur aangegeven wijze van registratie aantekening houdt van zijn PE-activiteiten en het daarmee behaalde aantal PE-punten via het door de Orde beschikbaar gestelde online-registratiesysteem op haar website. In het zesde lid van artikel 8 is bepaald dat de registeraccountant de PE-activiteiten en het daarmee behaalde aantal PE-punten in een bepaald kalenderjaar zo spoedig mogelijk doch uiterlijk de laatste dag van februari in het daarop volgende jaar registreert.

Ten slotte dient de registeraccountant ingevolge artikel 8, zevende lid NVPE op verzoek van het bestuur de registratie- en deelnamebewijzen over te leggen.

4.10 Betrokkene valt, als in het jaar 2007 in het register ingeschreven accountant, onder het toepassingsbereik van de NVPE. Hij heeft geen verzoek tot gehele of gedeeltelijke ontheffing van de PE-verplichting ingediend. Op het handelen of nalaten van betrokkene in de jaren 2007 tot en met 2009 zijn de VGC en de NVPE van toepassing. Voor de jaren 2008 en 2009 wordt in casu gedoeld op de registratie- en informatieverplichting voor in het jaar 2007 verrichte PE-activiteiten.

4.11 Vast is komen te staan dat betrokkene in het jaar 2007 geen voor hem geldende PE-activiteiten heeft verricht. Betrokkene heeft zodoende voor het jaar 2007 niet voldaan aan het bepaalde in artikel 3, tweede lid NVPE.

De NVPE zijn een nadere uitwerking van de in de VGC opgenomen bepalingen omtrent het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid. Betrokkene heeft aldus tevens in strijd gehandeld met het bepaalde in de VGC, in het bijzonder met de artikelen A-100.4 sub c., A-130.1, A-130.2 en A-130.3, nu evenmin is gebleken dat betrokkene op andere wijze in voldoende mate zijn deskundigheid en vaardigheid op het vereiste niveau heeft gehouden.

4.12 Naar aanleiding van de door betrokkene ter zake van dit onderdeel van de klacht gevoerde verweren, wordt het volgende overwogen.

4.13 Betrokkene heeft betoogd dat hij in de jaren 2007 en 2008 - hoewel hij mede naar aanleiding van zijn eigen opgave bij het NIVRA stond geregistreerd als openbaar accountant - feitelijk werkzaam was als accountant in business en dat hij aan de verplichting tot het verrichten van permanente educatie in die periode heeft mogen voldoen en ook daadwerkelijk heeft voldaan door het verrichten van zelfstudie (als bedoeld in artikel 5, derde lid NVPE).

Namens klager is betoogd dat een in het accountantsregister van het NIVRA ingeschreven accountant zelf verantwoordelijk is voor de juistheid van zijn gegevens in dat register, waaronder de gegevens inzake de functie en de functiecategorie. Nu betrokkene op grond van zijn eigen opgave krachtens besluiten van het NIVRA in het kader van de Algemene contributieverordening voor het jaar 2007 als openbaar accountant is aangemerkt, mocht het NIVRA ook in het kader van de NVPE voor het jaar 2007 ervan uitgaan dat betrokkene had te gelden als openbaar accountant.

4.14 De Accountantskamer merkt allereerst op dat, mede gezien de samenhang van de VGC en de NVPE, voor de definitie van de openbaar accountant en de accountant in business in de zin van de NVPE dient te worden aangesloten bij de definitie als geregeld in de VGC.

Het verweer van betrokkene begrijpt de Accountantskamer aldus dat hij stelt dat zijn vennootschap A B.V., alhoewel deze in de jaren daarvoor kon worden aangemerkt als een accountantskantoor, in het jaar 2007 (en 2008) geen accountantskantoor meer in de zin van de VGC was, nu - gezien het feit er slechts eenmalig een inbrengverklaring is afgegeven - niet gezegd kon worden dat vanuit dit kantoor (nog) bedrijfsmatig professionele diensten werden verricht en dat hij, alhoewel werkzaam bij zijn vennootschap, daarom voor 2007 (en 2008) ook niet meer als openbaar accountant kon worden aangemerkt (zie onderdeel q. juncto d. onder definities van de VGC).

4.15 De Accountantskamer komt echter aan een beslissing op dit verweer niet toe, nu op na te melden grond er vanuit dient te worden gegaan dat betrokkene in het kader van de toepassing van de NVPE over het jaar 2007 de PE-verplichtingen diende na te komen die gelden voor een openbaar accountant.

4.16 Daargelaten de vraag (feitelijk het standpunt van klager) of de op grond van de eigen opgave van betrokkene genomen en door deze niet bestreden besluiten van het NIVRA, om hem in het kader van de Algemene contributieverordening voor de boekjaren september 2006 tot en met augustus 2007 en september 2007 tot en met augustus 2008 aan te merken als openbaar accountant, met zich brengen dat het NIVRA tevens geacht moet worden in het kader van artikel 6, eerste lid NVPE te hebben vastgesteld dat betrokkene zich voor het jaar 2007 voor zijn PE-verplichtingen diende te houden aan artikel 4 NVPE, kort gezegd de PE-verplichtingen die gelden voor onder meer een openbaar accountant, dient in ieder geval ervan uit gegaan te worden dat op 11 april 2009 het NIVRA tot deze vaststelling is gekomen, welke vaststelling niet (tijdig) door betrokkene is bestreden.

Vast staat immers dat het bestuur van het NIVRA betrokkene bij brief van 20 maart 2009 expliciet heeft gemeld dat het NIVRA betrokkene over 2007 in het kader van de NVPE beschouwde als openbaar accountant (categorie H) en dat het bestuur van de juistheid daarvan zou uitgaan, indien betrokkene niet op uiterlijk 10 april 2009 een bijgevoegd antwoordformulier zou retourneren met de vermelding dat zulks onjuist was.

Vast staat voorts dat betrokkene op deze brief noch gereageerd heeft, noch, voor zover al mogelijk, binnen 6 weken na 11 april 2009 of daarna in bezwaar is gekomen tegen deze vaststelling van het bestuur van het NIVRA.

Nu tenslotte betrokkene bij het bestuur van het NIVRA ook geen verzoek als bedoeld in artikel 6, tweede lid NVPE heeft ingediend, is hij krachtens de NVPE gehouden over het gehele jaar 2007 die PE-activiteiten te verrichten die ingevolge artikel 4   NVPE voor een openbaar accountant gelden.

4.17 Nu betrokkene heeft aangevoerd dat hij zich in 2007 heeft beperkt tot zelfstudie, moet het er voor worden gehouden dat hij in 2007 geen (dan overigens niet geregistreerde) PE-activiteiten in de zin van artikel 4 van de NVPE heeft verricht. Immers, in het kader van artikel 4 NVPE levert zelfstudie geen PE-punten op.

Ten slotte merkt de Accountantskamer op dat de door betrokkene aangevoerde persoonlijke omstandigheden vanaf april/mei 2007 kennelijk niet meer in de weg stonden aan het hervatten van zijn werkzaamheden, zodat niet valt in te zien dat betrokkene zich niet tevens van zijn PE-verplichtingen zou hebben kunnen kwijten.

4.18 Het vorenstaande brengt mee dat het eerste onderdeel van de klacht gegrond is.

 4.19  Uit de bewoordingen van artikel 8, eerste lid en zesde lid van de NVPE blijkt dat “PE-activiteiten plus het daarmee behaalde aantal punten” dienen te worden geregistreerd. Hieruit vloeit voort dat, als geen PE-activiteiten worden verricht, ook geen registratie van dergelijke activiteiten kan plaatsvinden. Nu, zoals hiervoor overwogen, ervan moet worden uitgegaan dat klager geen PE-activiteiten in de zin van de NVPE heeft verricht, volgt de Accountantskamer klager dan ook niet in zijn stelling dat betrokkene heeft nagelaten aan zijn registratieplicht te voldoen.

Dit brengt met zich dat het tweede deel van de klacht ongegrond is.

4.20 Betrokkene heeft niet betwist dat hij in de jaren 2008 en 2009 niet heeft gereageerd op de e-mailberichten van 24 januari 2008 en 11 februari 2009 en de brieven van klager van 14 juli 2008 en van 20 maart 2009. Hij heeft hierover ter zitting verklaard dit slordig van zichzelf te vinden.

4.21 De Accountantskamer acht het in het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep (artikel 33, lid 1 sub b. WRA) en in overeenstemming met het beginsel van professionaliteit (artikel 33, lid 1 sub a. WRA juncto artikel A-100.4 sub e. juncto A-150.1 VGC) dat een registeraccountant aan op hem jegens het NIVRA rustende informatieverplichtingen op adequate wijze en binnen redelijke termijn voldoet, zodat het NIVRA aan de in het algemeen belang aan deze opgedragen taak, te weten onder meer het bevorderen van een goede beroepsuitoefening (artikelen 1, derde lid en 19 WRA), kan voldoen.

De e-mailberichten van 24 januari 2008 en 11 februari 2009 strekten ertoe betrokkene te wijzen op een achterstand in zijn PE-verplichtingen. Hetzelfde geldt voor de brief van 14 juli 2008, waarin bovendien wordt gewezen op een mogelijke tuchtklacht-procedure voor het geval betrokkene de achterstand niet binnen drie maanden (voor 15 oktober 2008) zou hebben ingehaald. Hierin heeft betrokkene geen aanleiding hoeven zien op de inhoud van de stukken te reageren.

In de brief van 20 maart 2009 is betrokkene echter verzocht een bijgevoegd antwoordformulier te retourneren. Nu betrokkene aan dat verzoek niet heeft voldaan, heeft hij gehandeld in strijd met een goede uitoefening van het accountantsberoep.

Ook het derde onderdeel van de klacht is daarom in zoverre gegrond.

4.22 Gelet op het voorgaande staat vast dat betrokkene nalatig is geweest, zulks in strijd met zowel het bepaalde krachtens de WRA als het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep (artikel 33, eerste lid WRA). De klacht moet daarom, voor zover hiervoor weergegeven onder 3.1 sub a. en sub c., gegrond worden verklaard.

4.23 Op grond van artikel 2 Wtra kan de Accountantskamer een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. Bij het bepalen van de zwaarte van de op te leggen maatregel wordt in aanmerking genomen dat het, ondanks diverse aanmaningen, nalaten te voldoen aan de PE-verplichtingen en daarmee aan de VGC en de WRA duidt op een gebrek aan besef van het belang dat de bevordering van deskundigheid en zorgvuldigheid toevertrouwd kan worden aan een daartoe voldoende slagvaardige beroepsorganisatie die met enig gezag kan optreden en niet overgeleverd is aan de vrijwillige medewerking en instemming van elke individuele beroepsbeoefenaar. Dat schaadt de - door betrokkene zelf ook onderschreven - belangen van deskundigheid en zorgvuldigheid en het schaadt het publieke vertrouwen in de stand van de registeraccountants.

Anderzijds houdt de accountantskamer wel rekening met het feit dat betrokkene wel blijk heeft gegeven van erkenning van het belang van deskundigheidsbevordering en dat hij zich heeft voorgenomen diverse cursussen te gaan volgen en voortaan wel aan zijn PE-verplichtingen te voldoen.

4.24 Alles in aanmerking nemende acht de Accountantskamer oplegging van de maatregelen berisping en geldboete passend en geboden. Bij de beslissing tot het mede opleggen van de geldboete en het bepalen van de hoogte ervan heeft de Accountantskamer rekening gehouden met het bij het niet volgen van de educatie door betrokkene behaalde economisch voordeel ten opzichte van zijn collega-accountants en met het gegeven dat betrokkene over het jaar 2007 in het geheel geen educatiepunten heeft behaald. Betrokkene wordt erop gewezen dat bij niet tijdige betaling van de opgelegde boete de Accountantskamer op grond van artikel 5, vierde lid Wtra verplicht is te overwegen of aan betrokkene alsnog de maatregel van (tijdelijke) doorhaling moet worden opgelegd.

4.25 Aan het schriftelijkheidsvereiste van de berisping wordt voldaan door de opneming ervan in het dictum van deze uitspraak. De voorzitter van het NIVRA dient ingevolge artikel 9, tweede lid juncto artikel 47 Wtra, zodra deze uitspraak onherroepelijk is en de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd, ervoor zorg te dragen dat de opgelegde maatregelen in het register bedoeld in artikel 55, eerste lid WRA worden opgenomen.

4.26 Op grond van al het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. De beslissing

De Accountantskamer:

1. verklaart de klacht, voor zover weergegeven onder rechtsoverweging 3.1 sub b., ongegrond;

2. verklaart de klacht voor het overige gegrond in voege als hiervoor omschreven;

3. legt ter zake aan betrokkene op:

    -         een berisping

   en

   -         een geldboete ten bedrage van € 2.000,-- (tweeduizend euro), welke boete dient te worden betaald binnen een maand nadat door de voorzitter van de 

             Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging is uitgevaardigd, door overmaking van voormeld bedrag op rekeningnummer 56.99.92.400 ten name van het 

             Ministerie van Financiën te ‘s-Gravenhage onder vermelding van het zaaksnummer 09/1133 WTRA AK.

4. verstaat dat de voorzitter van het NIVRA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak en de last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer zorgt voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregelen in het register, bedoeld in artikel 55, eerste lid WRA .

Aldus beslist door mr. W.F. Boele, voorzitter, mr. M.B. Werkhoven en mr. H. de Hek (rechterlijke leden), drs. E.J.F.A. de Haas RA en D.J. ter Harmsel AA (accountantsleden), in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van de Accountantskamer van 21 december 2009.

_________                                                                              __________

secretaris                                                                                 voorzitter

Deze uitspraak is naar partijen verzonden op :______________________