ECLI:NL:TACAKN:2009:YH0002 Accountantskamer Zwolle 09/1134 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2009:YH0002
Datum uitspraak: 26-10-2009
Datum publicatie: 15-02-2010
Zaaknummer(s): 09/1134 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond met berisping
  • Klacht gegrond met geldboete
Inhoudsindicatie: Niet volledig voldoen aan cursusverplichting. Niet voldoen aan registratieverplichting. Niet reageren op correspondentie van NIVRA.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING van 26 oktober 2009

in de zaak met nummer 09 / 1134 WTRA AK van

de voorzitter van het KONINKLIJK NEDERLANDS INSTITUUT VAN REGISTERACCOUNTANTS  (NIVRA),

kantoorhoudende te Amsterdam,

K L A G E R ,

Gemachtigde: mr. N.J. Mekkes te Amsterdam,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

wonende te [woonplaats],

kantoorhoudende te [kantoorplaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

(a)     het op 10 juli 2009 bij de Accountantskamer binnengekomen klaagschrift van 9 juli 2009, met bijlagen;

(b)     het op 12 augustus 2009 bij de Accountantskamer binnengekomen verweer-schrift van betrokkene van 10 augustus 2009, met bijlage.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 31 augustus 2009, waar aanwezig waren: - aan de zijde van klager – diens gemachtigde mr. N.J. Mekkes, advocaat te Amsterdam, vergezeld van F.E. van Gelder van het NIVRA en

- aan de zijde van betrokkene - betrokkene Y RA in persoon.

1.3 Partijen hebben bij gelegenheid van genoemde zitting hun standpunten doen toelichten, onderscheidenlijk toegelicht (de gemachtigde van klager aan de hand van pleitnotities, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

1.4 De inhoud van de gedingstukken, waaronder ook de hiervoor onder 1.3 vermelde pleitnotities, geldt als hier ingevoegd.

2. De vaststaande feiten

2.1 Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.2 Betrokkene is sinds [datum] ingeschreven in het accountantsregister bij het NIVRA. Hij is openbaar accountant en heeft voor het jaar 2007 geen verzoek ingediend tot gehele of gedeeltelijke ontheffing van de verplichting om activiteiten (de PE-activiteiten) op het gebied van permanente educatie te verrichten.

2.3 Aan betrokkene is op 24 januari 2008 een e-mailbericht verzonden waarin hij erop attent is gemaakt dat hij nog niet had voldaan aan de PE-verplichtingen over het jaar 2007. Op 14 juli 2008 is betrokkene er per gewone post op gewezen dat volgens de gegevens van het NIVRA betrokkene minder dan 20 PE-punten in 2007 had behaald. Daarbij is hem een termijn van drie maanden gesteld om alsnog te voldoen aan de PE-verplichtingen 2007. Deze termijn eindigde op 15 oktober 2008. Betrokkene is erop gewezen dat het niet voldoen aan deze PE-verplichting als overtreding van de beroepsregels zou worden be-schouwd en dat in dat geval vastgesteld zou worden of er een tuchtklacht ingediend moest worden. Betrokkene heeft op geen van beide berichten gereageerd.

2.4 Ook met betrekking tot het jaar 2008 is aan betrokkene een e-mailbericht verzonden waarin hij erop attent is gemaakt dat hij nog niet had voldaan aan zijn PE-verplichting. Dat bericht dateert van 11 februari 2009. Betrokkene heeft op dit bericht niet gereageerd.

2.5 Het NIVRA heeft op 20 maart 2009 een brief naar betrokkene gezonden, waarin werd medegedeeld dat besloten was een tuchtzaak jegens hem voor te bereiden. Daarbij zijn de gegevens vermeld zoals die van hem bekend waren met het verzoek deze te controleren op juistheid en een bijgevoegd antwoordformulier, ingevuld te retourneren. Deze gegevens zouden worden betrokken bij de beslissing al dan niet een tuchtklacht in te dienen. Deze brief werd naar een onjuist (want voormalig) adres van betrokkene gezonden.

2.6 Tot aan de datum van de indiening van het onderhavige klaagschrift had betrokkene geen PE-punten voor het jaar 2007 (en al evenmin voor het jaar 2008) geregistreerd. Betrokkene heeft over het jaar 2007 wel 3,5 PE-punten behaald.

3. De klacht

3.1 Ten grondslag aan de door klager ingediende klacht liggen blijkens het klaagschrift  en de daarop namens klager gegeven toelichting ter zitting de volgende verwijten:

  1. Betrokkene heeft in strijd met de artikelen 33, eerste lid sub a van de Wet op de Registeraccountants (WRA) juncto A-130.7 van de Verordening Gedragscode (VGC) juncto 3, tweede lid van de Nadere voorschriften permanente educatie RA’s (NVPE) over het jaar 2007 geen, althans onvoldoende PE-punten behaald. Zulks levert tevens een overtreding op van de artikelen A-100.4 onder c, A-130.1, A-130.2 en A-130.3 VGC.
  2. Betrokkene heeft in strijd met de artikelen 33, eerste lid sub a WRA juncto A-130.7 VGC juncto 8, tweede en zesde lid NVPE (naar de Accountantskamer begrijpt: in het geval betrokkene toch PE-activiteiten heeft verricht) daarvan niet op de voorgeschreven wijze aantekening gehouden.
  3. Betrokkene heeft in strijd met artikel 33, eerste lid sub b WRA in het geheel niet gereageerd op herhaalde aanmaningen van het NIVRA inzake de op hem rustende PE-verplichting over 2007 (en 2008), hetgeen in strijd moet worden geacht met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

3.2 Betrokkene is conform het bepaalde in artikel 9, eerste lid NVPE op 14 juli 2008 een termijn van drie maanden gesteld waarbinnen betrokkene alsnog zijn PE-verplichtingen diende na te komen. Deze termijn eindigde op 15 oktober 2008. Betrokkene heeft desondanks niet aan zijn verplichtingen voldaan.  

4. De gronden van de beslissing

4.1 Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountants-kamer het volgende.

4.2 Artikel 1 WRA bepaalt dat er een Orde van registeraccountants is onder de naam Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) en dat deze tot leden heeft degenen die in het in artikel 55 van deze wet bedoelde accountantsregister ingeschreven zijn. Het NIVRA is een openbaar lichaam in de zin van artikel 134 van de Grondwet. Het NIVRA heeft als wettelijke taak de bevordering van een goede beroepsuitoefening door de registeraccountants en de behartiging van hun gemeenschappelijk belang. De taak omvat mede de zorg voor de eer van de stand van de registeraccountants.

4.3 Artikel 33, eerste lid WRA bepaalt dat de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen aan tuchtrechtspraak op de voet van de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) is onderworpen ter zake van:

a. enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens deze wet bepaalde

en

b. enig ander dan onder a bedoeld handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.4 Aan de ledenvergadering van het NIVRA is onder meer in artikel 19, eerste lid WRA de bevoegdheid toegekend om verordeningen op te stellen, die zij noodzakelijk acht voor het vervullen van de taak van de Orde.

Voorts is in het tweede lid van artikel 19 van die Wet bepaald dat de ledenvergadering bij verordening gedrags- en beroepsregels vaststelt welke gelden voor allen die zijn ingeschre-ven in het accountantsregister. Bedoelde gedrags- en beroepsregels zijn onder meer vast-gesteld bij voormelde Verordening gedragscode.

Het in deze verordeningen geregelde is daarmee krachtens die Wet bepaald; handelen of nalaten in strijd daarmee is aan tuchtrechtspraak onderworpen.

4.5 De Verordening gedragscode bestaat uit vier delen. Deel A bevat (onder andere) de fundamentele beginselen van de beroepsethiek voor de registeraccountants en is van toepassing op iedere register­accountant.

4.6 Artikel A-100.4 VGC bepaalt dat de registeraccountant vijf fundamentele beginselen in acht neemt, te weten integriteit, objectiviteit, deskundigheid en zorgvul-digheid, geheimhouding en professioneel gedrag. Het fundamentele beginsel van deskun-digheid en zorgvuldigheid houdt (onder meer) in dat de registeraccountant zijn deskun-digheid en vaardigheid op het niveau houdt dat is vereist om aan een cliënt of werkgever adequate professionele diensten te kunnen verlenen (artikel A-100.4 sub c VGC). In hoofdstuk A-130 VGC is het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid nader uitgewerkt. Voor de permanente educatie zijn de artikelen A-130.1, A-130.2, A-130.3 en A-130.7 VGC van belang.

4.7 Artikel A-130.1 VGC herhaalt het hiervoor opgenomen fundamentele beginsel van artikel A-100.4 sub c. VGC. Artikel A-130.2 VGC bepaalt dat deskundige dienstverlening van de registeraccountant een deugdelijke oordeelsvorming bij de toepassing van professionele kennis en vaardigheid vereist, waarbij professionele deskundigheid kan worden onderverdeeld in het verwerven van professionele deskundigheid en het in stand houden van professionele deskundigheid. Voor het in stand houden van de professionele deskundigheid van de registeraccountant is volgens artikel A-130.3 VGC kennis van en inzicht in de relevante vaktechnische, beroepsmatige en algemeen economische ontwikkelingen vereist. Permanente educatie stelt de registeraccountant in staat in de omgeving waarin hij beroepsmatig werkzaam is in continuïteit deskundig op te treden.

4.8 Op grond van artikel A-130.7 VGC kan het bestuur van het NIVRA nadere voorschriften geven aangaande het bepaalde in artikel A-130.1 tot en met A-130.6 VGC (onder andere) ten aanzien van permanente educatie. Het bestuur van het NIVRA heeft van die bevoegdheid gebruik gemaakt en op 14 december 2006 de Nadere voorschriften permanente educatie (RA’s) vastgesteld. Deze Nadere voorschriften zijn in werking getreden op 1 januari 2007 en krachtens artikel 19, derde lid WRA verbindend voor alle leden.

4.9 Deze Nadere voorschriften verplichten in principe iedere registeraccountant om activiteiten op het gebied van permanente educatie te verrichten. (In het tweede lid van artikel 2 zijn een drietal uitzonderingen opgenomen.) Artikel 3, tweede lid NVPE bepaalt dat de registeraccountant minimaal 120 PE­-punten per drie aaneengesloten kalenderjaren en minimaal 20 PE-punten per kalenderjaar behaalt. De regeling biedt aan het bestuur van het NIVRA de mogelijkheid om op grond van bijzondere omstandigheden een gehele of gedeeltelijke ontheffing van de PE-verplichting te verlenen. Artikel 8, eerste lid NVPE bepaalt dat de registeraccountant volgens een door het bestuur aangegeven wijze van registratie aantekening houdt van zijn PE-activiteiten en het daarmee behaalde aantal PE-punten via het door de Orde beschikbaar gestelde online-registratiesysteem op zijn website. In het zesde lid van artikel 8 NVPE wordt voorts bepaald dat de register-accountant de PE-activiteiten en het daarmee behaalde aantal PE-punten in een bepaald kalenderjaar zo spoedig mogelijk doch uiterlijk de laatste dag van februari in het daarop volgende jaar registreert.

Ten slotte dient de registeraccountant ingevolge artikel 8, zevende lid NVPE op verzoek van het bestuur de registratie en deelnamebewijzen over te leggen.

4.10 Betrokkene valt als in het register ingeschreven accountant onder het toepas-singsbereik van de NVPE. Hij heeft geen verzoek tot gehele of gedeeltelijke ontheffing van de PE-verplichtingen ingediend. Op het handelen of nalaten van betrokkene in de jaren 2007 tot en met 2009 zijn de VGC en de NVPE van toepassing. Voor de jaren 2008 en 2009 wordt in casu gedoeld op de registratie- en informatieverplichting voor in het jaar 2007 verrichte PE-activiteiten.

4.11 Vast is komen te staan dat betrokkene in het jaar 2007 slechts voor 3,5 punten aan PE-activiteiten heeft verricht en dat hij bij het indienen van onderhavige klacht de wel door hem verrichte PE-activiteiten nog steeds niet had geregistreerd.

4.12 Betrokkene heeft zodoende niet voldaan aan het bepaalde in de artikelen 3, tweede lid, en 8, eerste en zesde lid NVPE. Die NVPE zijn een nadere uitwerking van de in de VGC opgenomen bepalingen omtrent het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid. Betrokkene heeft aldus tevens in strijd gehandeld met het bepaalde in de VGC, in het bijzonder met de artikelen A-100.4, sub c, A-130.1, A-130.2 en A-130.3 nu evenmin is gebleken dat betrokkene op andere wijze zijn deskundigheid en vaardigheid op het vereiste niveau heeft gehouden. Het niet hebben voldaan aan de registratieverplichting is, zoals hierna onder rechtsoverweging 4.15 nader wordt overwogen, tevens in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep en het beginsel van professionaliteit.

Het vorenstaande brengt met zich dat de eerste twee onderdelen van de klacht gegrond zijn.

4.13 Betrokkene heeft met betrekking tot zijn in de jaren 2008 en 2009 in het geheel niet reageren op de herhaalde aanmaningen van zijn beroepsorganisatie inzake zijn PE-verplichtingen als verweer aangevoerd dat de betreffende door het NIVRA aan hem verzonden correspondentie hem nooit heeft bereikt, omdat deze waren gericht aan een adres waar hij slechts in de periode mei 2004 - september 2004 tijdelijk heeft gewoond.

4.14 De Accountantskamer is allereerst van oordeel dat een in het register ingeschreven accountant zelf verantwoordelijk is voor de juistheid van zijn gegevens, waaronder ook zijn adresgegevens, in dat register, in dier voege dat hij elke wijziging dient op te geven en de opname daarvan in het register dient te controleren, en dat hij in elk geval bij de jaarlijkse verzoeken  tot “update” van die gegevens door het NIVRA aan zijn leden opgave doet van de van belang zijnde wijzigingen. Niet aannemelijk is geworden dat betrokkene aan deze zorgplicht heeft voldaan.

Zulks is met name van belang, omdat artikel 9, eerste lid NVPE voorschrijft dat aan een betrokkene bij het verzaken van zijn PE-verplichtingen eerst nog een termijn van maximaal 3 maanden dient te worden vergund om alsnog aan die verplichtingen te voldoen, voordat het bestuur van het NIVRA een tuchtklacht kan indienen. Aan dit ontvankelijkheidsvereiste met betrekking tot een (enkel) op de NVPE gegronde tuchtklacht kan derhalve door het bestuur van het NIVRA worden voldaan door de betrokken registeraccountant op het in het register voorkomende adres aan te schrijven.

Overigens is de Accountantskamer van oordeel dat in verband met het tijdig kunnen bereiken van de geadresseerde het opportuun is dat correspondentie van het NIVRA aan haar leden met betrekking tot hun professioneel functioneren in ieder geval ook verzonden wordt aan het adres waar de registeraccountant zijn professionele werkzaamheden verricht. Zulks geldt ook voor de brief waarbij ingevolge artikel 9, eerste lid NVPE aan de betrokken accountant een termijn voor herstel wordt verleend.

Het verweer kan betrokkene in zoverre niet baten.

      4.15  Voorts acht de accountantskamer het in het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep (artikel 33, lid 1 sub b. WRA) en in overeenstemming met het beginsel van professionaliteit ( artikel 33, lid 1 sub a. WRA juncto artikel A-100.4 sub e. juncto A-150.1 VGC) dat een registeraccountant aan op hem jegens het NIVRA rustende informatieverplichtingen voldoet en/of op aan hem gerichte schriftelijke verzoeken om informatie of medewerking op adequate wijze en binnen redelijke termijn reageert, zodat het NIVRA aan de in het algemeen belang aan deze opgedragen taak, te weten onder meer het bevorderen van een goede beroepsuitoefening (artikelen 1, derde lid en 19 WRA), kan voldoen. Een informatieverplichting met betrekking tot het verrichten en registreren van PE-activiteiten is tevens gegrond op artikel 8, zevende lid NVPE.

In dit kader is wel van belang, voor zover het betreft een schriftelijk verzoek van het NIVRA, dat dit verzoek de betrokkene heeft bereikt. Om te kunnen reageren, dient betrok-kene immers kennis van een dergelijk verzoek te hebben.

Niet aannemelijk is geworden dat de brief van het NIVRA van 20 maart 2009, waarin onder meer aan betrokkene wordt verzocht een antwoordformulier ingevuld te retourneren, betrokkene daadwerkelijk heeft bereikt, terwijl aan betrokkene verzonden e-mails, waarvan moet worden aangenomen dat deze hem wel hebben bereikt, geen verzoek tot het geven van een reactie door betrokkene inhouden, doch hem er enkel op wezen dat hij volgens het NIVRA nog niet aan zijn PE-verplichtingen had voldaan.

Vast staat echter wel dat betrokkene de door hem behaalde 3,5 punten niet heeft geregistreerd, terwijl hij wist dat zulks van hem verlangd werd. In zoverre is dit nalaten, zoals hiervoor reeds overwogen, tevens in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep en in strijd met het beginsel van professionaliteit.

In zoverre is dat onderdeel van de klacht gegrond.

4.16 Gelet op het voorgaande staat vast dat betrokkene nalatig is geweest, zulks zowel in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Wet op de Registeraccountants als het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep (artikel 33, eerste lid WRA). De klacht moet daarom gegrond worden verklaard.

4.17 Op grond van artikel 2 Wtra kan de Accountantskamer een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. Bij het bepalen van de zwaarte van de op te leggen maatregel wordt in aanmerking genomen dat het, ondanks diverse aanmaningen, nalaten te voldoen aan de PE-verplichtingen en daarmee de VGC en de WRA duidt op een gebrek aan besef van het belang dat het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid heeft voor een adequate, professionele dienstverlening en het publieke vertrouwen in een goede uitoefening van het accountantsberoep. Zulks geldt temeer nu het NIVRA in de communicatie met zijn leden zeer ruime aandacht heeft gegeven aan het bestaan en de noodzaak van deze PE-verplichtingen en betrokkene daar in een tweetal e-mails ook persoonlijk op heeft gewezen.

Het nalaten door betrokkene moet hem daarom zwaar worden aangerekend. Eén van de vereisten voor een goede beroepsuitoefening is immers het constant op peil houden van de deskundigheid zowel in de diepte als in de breedte. Door in 2007 slechts een verwaarloosbaar aantal PE-punten te behalen en aldus niet te voldoen aan de verplichte permanente educatie heeft betrokkene dit essentiële vereiste genegeerd.

4.18 Anderzijds houdt de Accountantskamer bij het opleggen van die maatregel en het bepalen van de zwaarte ervan rekening met de moeilijke privé-omstandigheden waarin betrokkene ten tijde van zijn hiervoor vastgestelde nalaten verkeerde, alsmede met de omstandigheden dat betrokkene er blijk van heeft gegeven het laakbare van zijn nalatigheid in te zien en dat hij ter zitting heeft verklaard reeds bezig te zijn met het zo veel mogelijk inhalen van zijn achterstand in PE-verrichtingen.

4.19 Alles in aanmerking nemende, waaronder ook het feit dat betrokkene - zij het ruim zes jaar geleden en ter zake van andere feiten dan de onderhavige - een tuchtrechtelijke maatregel (schriftelijke waarschuwing) opgelegd heeft gekregen, acht de Accountantskamer oplegging van de maatregelen schriftelijke berisping en geldboete passend en geboden. Bij de beslissing tot het mede opleggen van een geldboete en het bepalen van de hoogte ervan heeft de Accountantskamer rekening gehouden met het bij het niet volgen van de educatie door betrokkene behaalde economisch voordeel ten opzichte van zijn collega-accountants en met het gegeven dat betrokkene slechts 3,5 van het over het jaar 2007 vereiste minimumaantal van 20 PE-punten heeft behaald.

Betrokkene wordt erop gewezen dat bij niet tijdige betaling van de opgelegde boete de Accountantskamer op grond van artikel 5, vierde lid Wtra verplicht is te overwegen of aan betrokkene alsnog de maatregel van (tijdelijke) doorhaling moet worden opgelegd.

4.20 Aan het schriftelijkheidsvereiste van de berisping wordt voldaan door de opneming ervan in het dictum van deze uitspraak. De voorzitter van het NIVRA dient ingevolge artikel 9, tweede lid juncto 47 Wtra, zodra deze uitspraak onherroepelijk is en de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd, er voor zorg te dragen dat de opgelegde maatregelen in het register bedoeld in artikel 55, eerste lid WRA wordt opgenomen.

4.21 Op grond van al het hiervoor overwogene dient als volgt te worden beslist.

5. De beslissing

De Accountantskamer:

·        verklaart de klacht gegrond als in voormelde rechtsoverwegingen omschreven;

·        legt ter zake aan betrokkene op:

- een berisping

  en

- een geldboete van € 1.650,-- (éénduizend zeshonderdvijftig euro), welke boete binnen één maand na het uitvaardigen van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer betaald dient te worden door overmaking van voormeld bedrag op rekeningnummer 56.99.92.400 ten name van het Ministerie van Financiën te ’s-Gravenhage onder vermelding van het zaaksnummer 09/1134 WTRA AK;

·        verstaat dat de voorzitter van het NIVRA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak en na de uitvaardiging van de last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer zorgt voor opname van genoemde tuchtrechtelijke maatregelen in het register bedoeld in artikel 55, eerste lid WRA.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. M.J. van Lee en mr. H. de Hek (rechterlijke leden), drs. E.J.F.A. de Haas RA en J. Maan AA (accountantsleden), in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van de Accountantskamer van 26 oktober 2009.

_________                                                                              __________

secretaris                                                                                 voorzitter