ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0354 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2009.569verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0354
Datum uitspraak: 22-12-2009
Datum publicatie: 23-02-2010
Zaaknummer(s): 2009.569verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet tegen voorzittersbeslissing waarbij klager kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard wegens overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen een klacht kan worden ingediend. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 22 december 2009 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer 569.2009 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ],

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij beschikking van 25 augustus 2009 (zaaknummer 309.2009) heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen de gerechtsdeurwaarder ingediende klacht.

Bij brief van 7 september 2009 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 15 september 2009, ingekomen 18 september 2009, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 10 november 2009 waar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 22 december 2009.

2. De gronden van het verzet

2.1 In verzet heeft klager aangevoerd dat de conclusie van de voorzitter dat klager vrijwillige betalingen aan de gerechtsdeurwaarder heeft gedaan onjuist is. Het betreft betalingen gedaan met betrekking tot het dossier van [     ] welke de gerechtsdeurwaarder in behandeling had als incasso-opdracht. Op 17 januari 2000 zijn twee bedragen ontrokken aan de dossiers met nummer 98.06272 en 97.03.2110, dossiers waarin een executoriale titel voorhanden was, en afgeboekt in het dossier waarin geen titel voorhanden was.

2.2 De conclusie dat klager op de hoogte was van voormelde transactie is eveneens onjuist. De gerechtsdeurwaarder heeft geen enkel bewijs overgelegd waaruit dat blijkt, noch heeft hij klager geïnformeerd over de stand van zaken nadat de inning in 2001 was gestopt. Zou de gerechtsdeurwaarder namelijk de geïnde bedragen hebben afgeboekt op de in zijn overzicht van 20 september 2000 vermelde dossiers, dan waren deze schulden voldaan. Eerst op 16 december 2005 kreeg klager te horen dat de schuld in het dossier van zijn zoon was opgelopen en werd hem duidelijk dat op dit dossier vanaf 20 september 2000 niets meer was voldaan. Pas op 31 juli 2007 werd klager door de gerechtsdeurwaarder geïnformeerd over de transacties van gelden tussen de verschillende dossiers. De klacht is dus op tijd ingediend, aldus klager in verzet.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder kort samengevat dat deze onrechtmatig heeft gehandeld, aangezien hij bedragen heeft onttrokken aan het beslag en heeft verrekend met een vordering die niet op naam van klager stond en waarvoor hij dus geen titel had. De gerechtsdeurwaarder heeft klager daarover niet, dan wel veel te laat, heeft geïnformeerd.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft ten aanzien van de klacht overwogen dat de Gerechtsdeurwaarderswet geen termijn kent waarbinnen een klacht moet worden ingediend. Mede gelet op artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens moet evenwel gelden dat een klacht binnen een redelijke termijn moet worden ingediend. In tuchtprocedures tegen gerechtsdeurwaarders wordt daarbij in het algemeen een termijn van drie jaar gehanteerd, te rekenen vanaf het moment dat de klager op de hoogte was of redelijkerwijs had moeten zijn van de gedraging waarop de klacht betrekking heeft.

5.2 De voorzitter heeft voorts overwogen dat er van uit moet worden gegaan dat klager ruim voor 2007 van het overboeken op de hoogte is geraakt. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die zouden meebrengen dat hij de klacht niet binnen drie jaar nadien heeft kunnen indienen.

5.3 Op grond hiervan is klager door de voorzitter kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De door klager in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter. Bij de stukken door klager overgelegd bij zijn inleidende klacht zit een brief van de gerechtsdeurwaarder van 12 september 2000 in welke brief de gerechtsdeurwaarder op verzoek van klager een overzicht geeft van de op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder nog openstaande vorderingen. In die brief staan de bij de gerechtsdeurwaarder in behandeling zijnde vorderingen op klager vermeld, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen dossiers van klager waarin al beslag ten laste van klager is gelegd en twee dossiers, waaronder een dossier van de zoon van klager waarin nog geen beslag is gelegd.

6.2 Klager was dus al in 2000 op de hoogte van het feit dat in het dossier van zijn zoon nimmer heeft meegelopen in het ten laste van klager gelegde beslag. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder dat de wijze waarop bedragen over de dossiers werden verdeeld berusten op met klager gemaakte afspraken, is door klager op geen enkele wijze weersproken. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder dat geen ontvangsten op grond van de ten laste van klager gelegde beslagen zijn overgeboekt naar een dossier waarin geen titel was, is evenmin door klager weersproken.

6.3 Bijzondere omstandigheden die maken dat klager ondanks de overschrijding van de redelijke termijn in zijn klacht had moeten worden ontvangen, zijn in verzet niet gebleken.

7. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter met verbetering van de gronden daarom juist. Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, mr. H.M. Patijn en M.J-M.L. Baudoin (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 december 2009 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.