ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0352 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2009.342

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0352
Datum uitspraak: 22-12-2009
Datum publicatie: 23-02-2010
Zaaknummer(s): 2009.342
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder onzorgvuldig handelen door tegen de instructies in tot tweemaal toe af te zien van de verkoop van inbeslag genomen roerende zaken. De Kamer is van oordeel dat het gezien de gegeven omstandigheden het niet onbegrijpelijk is dat de eerste aangezegde verkoop geen doorgang heeft gevonden. ten aanzien van de tweede aangezegde verkoop kon de gerechtsdeurwaarder dat niet doen zonder overleg met klaagster.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 22 december 2009 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met zaaknummer 342.2009 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

gemachtigde: mr. G. Paulich,

advocaat te Amersfoort,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen van 8 mei 2009, ingekomen op 12 mei 2009, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief met bijlagen van 21 juli 2009, ingekomen op 22 juli 2009, heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

De klacht is behandeld ter zitting van 10 november 2009, alwaar klaagster, namens haar gemachtigde de heer S.C. van Vugt, en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter terechtzitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 22 december 2009.

1. De feiten

a)      Ten gunste van klaagster is op 26 maart 2008 een vonnis gewezen. Een collega van de gerechtsdeurwaarder heeft in opdracht van de gemachtigde d.d. 31 maart 2008 het vonnis betekend en heeft beslag gelegd op de bankrekening van de debiteur.

b)      In opdracht van deze collega heeft de gerechtsdeurwaarder op 27 mei 2008 beslag gelegd op drie auto’s en een aanhangwagen van de debiteur.

c)      Bij brief van 11 juni 2008 heeft de gerechtsdeurwaarder zijn opdrachtgever ondermeer het volgende geschreven: ”(…..)Thans delen wij u mede beslag te hebben gelegd op 3 auto’s en 1 aanhangwagen van betrokkenen. Behoudens uw tegenbericht zullen wij in principe tot verkoop ervan overgaan. Volledigheidshalve delen wij nog mede dat over het algemeen de verkoop onvoldoende oplevert om de kosten ervan te rechtvaardigen. Derhalve zullen wij trachten tot een regeling te komen.”

d)      Bij brief van 7 augustus 2008 heeft de gerechtsdeurwaarder zijn opdrachtgever onder meer geschreven dat deze om een betalingsregeling van € 200,00 per maand had verzocht en de vraag gesteld of met dit voorstel akkoord kon worden gegaan.

e)      De aanvankelijk op 12 augustus 2009 geplande verkoop van de beslagen zaken is niet doorgegaan omdat deze in afwachting van een antwoord op het voorstel is aangehouden. Klaagster heeft op 13 augustus 2008 het voorstel afgewezen en heeft een tegenvoorstel gedaan. Op dit voorstel is nooit gereageerd.

f)        Klaagster heeft op 14 augustus 2008 besloten om de behandeling van haar zaak bij de collega-gerechtsdeurwaarder te sluiten en rechtstreeks opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder te worden, omdat volgens deze de verkoop niet was doorgegaan wegens miscommunicatie tussen hemzelf en zijn collega.

g)      Op 15 september 2008 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder opdracht gegeven herhaald beslag te leggen op de bankrekening van de debiteur en de verkoop van de in beslag genomen zaken herhaald aan te kondigen. Op 25 september 2008 heeft klaagster in dit verband een voorschot aan de gerechtsdeurwaarder betaald van € 1.200,00. De verkoop is daarop opnieuw aangezegd, dit maal tegen 17 oktober 2008. Ook deze verkoop heeft geen doorgang gevonden.

h)      Hierna is opdracht gegeven voor openbare verkoop op 27 januari 2009. Deze verkoop is niet doorgegaan. De gerechtsdeurwaarder heeft klaagster bij brief van 22 januari 2009 laten weten dat de debiteur was opgeheven en uitgeschreven uit het handelsregister. Bovendien waren de in beslag genomen zaken inmiddels verdwenen.

i)        Bij brief van 24 februari 2009 heeft de gemachtigde van klaagster de gerechtsdeurwaarder aansprakelijk gesteld voor de geleden schade.

j)        Bij brief van 16 maart 2009 heeft de gerechtsdeurwaarder de aansprakelijkheid afgewezen, onder andere omdat het risico dat in beslaggenomen zaken verdwijnen altijd bestaat als deze niet in bewaring zijn genomen (klaagster wilde de kosten hiervoor niet betalen) en het niet aangaat om dit risico op zijn kantoor af te wentelen.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze zonder enig overleg met haar of haar gemachtigde een tegen 12 augustus 2008 aangezegde verkoop van in beslag genomen roerende zaken heeft afgeblazen. Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder voorts af te hebben gezien van een tegen 17 oktober 2008 aangezegde executoriale verkoop. Klaagster is van mening dat de gerechtsdeurwaarder onzorgvuldig heeft gehandeld. Hij heeft niet voortvarend gehandeld en heeft tegen de instructies in de verkoop niet laten doorgaan. Klaagster verwijt het de gerechtsdeurwaarder dat zij nu haar vordering niet meer kan incasseren.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

3.1 De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Hij heeft nooit gezegd, zoals klaagster heeft gesteld, dat de verkoop van de auto’s voldoende zou opleveren om de vordering en alle kosten te voldoen. Hij heeft bij brief van 11 juni 2008 aan zijn opdrachtgever, zijn collega, te kennen gegeven dat hij zou aansturen op een regeling met de debiteur. De tegen 12 augustus 2008 aangezegde verkoop is aangehouden omdat het voorstel van de debiteur voor commentaar aan de collega was doorgeven in afwachting van het antwoord daarop.

3.2 In de brief van 1 september 2008 is uitvoerig uiteengezet hoe de executie zou kunnen verlopen en is een specificatie van de kosten verstrekt, ook van de kosten gemoeid met een inbewaringgeving. Klaagster vond de kosten hiervan te hoog en wilde zich beraden, zoals blijkt uit haar e-mail van 5 september 2008.

3.3 Medio september 2008 heeft klaagster telefonisch meegedeeld dat zij afzag van een inbewaringgeving. Zij wilde dat de debiteur zou worden bewogen om € 200,00 per maand te voldoen. De verkoop van de auto’s is opnieuw aangezegd en er is bankbeslag gelegd. De debiteur betaalde € 300,00 medio oktober 2008 en beloofde maandelijks betalingen te zullen doen. Alle acties waren in overleg met klaagster erop gericht om de debiteur tot betaling te dwingen en waren niet gericht op de daadwerkelijke verkoop. Klaagster stelt nu achteraf dat zij nooit toestemming heeft gegeven om de verkoop aan te houden. De gerechtsdeurwaarder geeft toe dat hij het tegendeel niet kan bewijzen. Zij heeft ook niet geprotesteerd tegen het niet doorgaan van de verkoop. Toen in januari 2009 bleek dat de debiteur zijn betalingsbeloften niet nakwam, is in overleg met klaagster besloten tot verkoop van de auto’s. Helaas bleken die toen verdwenen te zijn.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Alvorens tot beoordeling van de klacht over te gaan, wordt overwogen dat op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet slechts gerechtsdeurwaarders (waarnemend gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders inbegrepen) aan tuchtrechtspraak zijn onderworpen.

Het gerechtsdeurwaarderskantoor [     ] kan niet worden aangemerkt als beklaagde. Gerechtsdeurwaarder [     ] heeft zich opgeworpen als beklaagden en wordt als zodanig aangemerkt. Hiermee is in de aanhef van deze beschikking al rekening is gehouden.

4.2 Onderzocht dient te worden of de gerechtsdeurwaarder heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Naar het oordeel van de Kamer kan ten aanzien van de eerste aangezegde verkoop slechts worden vastgesteld dat deze is uitgesteld vanwege de door de debiteur verzochte betalingsregeling. Uit de stukken blijkt dat de brief van de gerechtsdeurwaarder van 7 augustus 2009 waarin mededeling wordt gedaan van de voorgestelde regeling op 12 augustus 2008 is ontvangen door de gemachtigde van klaagster. Vervolgens heeft klaagster op 12 of 13 augustus 2008 telefonisch contact opgenomen met de gerechtsdeurwaarder en heeft aangegeven de regeling niet te willen accepteren. Namens klaagster is wel een tegenvoorstel aan de debiteur gedaan. Onder die omstandigheden is het niet onbegrijpelijk dat de verkoop van 12 augustus 2009 geen doorgang heeft gevonden. Weliswaar had de gerechtsdeurwaarder er beter aan gedaan hierover overleg te plegen met klaagster of haar gemachtigde maar tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken. Eerder is sprake van een miscommunicatie.

4.4 Ten aanzien van het niet doorgaan van de aangezegde verkoop tegen 17 oktober 2009 ligt het voorgaande anders. In de brief van 15 september 2008 waarbij de gerechtsdeurwaarder reageert op een telefonisch onderhoud met klaagster van die dag staat duidelijk vermeld dat klaagster heeft verzocht herhaald beslag op de bankrekening van de debiteur te leggen. Verder bevestigt de gerechtsdeurwaarder dat klaagster heeft verzocht de verkoop van de in beslag genomen zaken aan te zeggen. De gerechtsdeurwaarder heeft vervolgens een voorschot gevraagd voor de met de verzochte handelingen gepaard gaande kosten en -zodra hij het voorschot zou hebben ontvangen- zou de gerechtsdeurwaarder zo spoedig mogelijk overgaan tot het nemen van de verzochte maatregelen.

4.5 Vast staat dat klaagster het gevraagde voorschot aan de gerechtsdeurwaarder heeft overgemaakt. Onder die omstandigheden kon de gerechtsdeurwaarder niet zonder overleg met klaagster de tegen 17 oktober 2009 aangezegde verkoop geen doorgang laten vinden. De gerechtsdeurwaarder heeft nog betoogd dat de in overleg met klaagster genomen acties erop waren gericht om de debiteur tot betaling te bewegen en niet op de daadwerkelijke verkoop van de auto’s. Dit standpunt is niet nader onderbouwd en het had op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen daarvan melding te maken in zijn brief van 15 september 2009. Dit klachtonderdeel is terecht voorgesteld.

5. De klacht dient op een onderdeel gegrond te worden verklaard. Naar het oordeel van de Kamer zijn er geen termen aanwezig om tot het opleggen van een maatregel over te gaan.

6. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        laat het opleggen van een maatregel achterwege.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, mr. H.M. Patijn en M.J-M.L. Baudoin (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 december 2009 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.