ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0347 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2009.719

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0347
Datum uitspraak: 08-12-2009
Datum publicatie: 21-12-2009
Zaaknummer(s): 2009.719
Onderwerp: Beroepsorganisatie
Beslissingen: Schorsing
Inhoudsindicatie: Kantoor houden buiten vestigingsplaats. De Kamer heeft bij beslissing van 14 juli 2009 (LJN YB0305) de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping met aanzegging opgelegd wegens het kantoor houden buiten de vestigingsplaats zonder toestemming van de Minister. Naar het oordeel van de Kamer heeft de gerechtsdeurwaarder een voortgezette inbreuk gemaakt op het vestigingsbeleid van gerechtsdeurwaarders als bedoeld in artikel 16 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet. Hij heeft geen verzoek ingediend tot het vestigen van een nevenkantoor, noch de feitelijke situatie teruggedraaid. Hiermee staat vast dat de gerechtsdeurwaarder aan de eerdere beslissing van de Kamer is voorbijgegaan. De Kamer legt de maatregel van schorsing op voor de duur van drie maanden.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 8 december 2009 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 719.2009 ingediend door:

HEt BESTUUR VAN DE Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders ,

gevestigd te ‘s-Gravenhage,

klaagster,

gemachtigde [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief van 25 november 2009, ingekomen op 26 november 2009, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 1 december 2009 alwaar de gemachtigde van klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Ter zitting is tevens behandeld de mogelijke toepassing van het bepaalde in artikel 38 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 8 december 2009.

1. De feiten

a)      Beklaagde is als gerechtsdeurwaarder benoemd met als vestigingsplaats [     ].

b)      Op 2 april 2009 heeft klaagster een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder wegens het handelen in strijd met het bepaalde in artikel 16 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet door feitelijk geen kantoor te houden in zijn vestigingsplaats.

c)      Bij beslissing van 14 juli 2009 is de tegen de gerechtsdeurwaarder ingediende klacht door de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders gegrond verklaard en is de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping opgelegd , met de aanzegging dat, indien andermaal door hem een van de in artikel 34, eerste lid, bedoelde handelingen of verzuimen wordt gepleegd, een geldboete, schorsing of ontzetting uit het ambt zal worden overwogen. In de beslissing heeft de Kamer onder meer vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarder formeel kantoor houdt op zijn woonadres maar feitelijk kantoor houdt te [     ].

d)     Klaagster heeft tegen voormelde beslissing hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam.

2. De klacht

2.1 Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij de hem verweten en tuchtrechtelijk gesanctioneerde gedraging niet heeft gestaakt. Klaagster verwijst naar de daartoe door haar overgelegde producties waaronder diverse aankondigingen door de gerechtsdeurwaarder gedaan in landelijke dagbladen en een afdruk van de website van de gerechtsdeurwaarder. In de aankondigingen en op de website wordt als kantooradres van de gerechtsdeurwaarder slechts het adres te [     ] vermeld. Een verwijzing naar het kantoor op het woonadres van de gerechtsdeurwaarder ontbreekt.

2.2 De gerechtsdeurwaarder laat zich niets gelegen aan de eerder door de Kamer gegeven beslissing van 14 juli 2009. Daarmee handelt de gerechtsdeurwaarder niet zoals een goed gerechtsdeurwaarder betaamt en handelt hij in strijd met artikel 1 van de Verordening Beroeps- en gedragsregels. Tevens blijft de gerechtsdeurwaarder handelen in strijd met het artikel 16 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

2.3 Op het adres te [     ] wat door de gerechtsdeurwaarder wordt vermeld in zijn brieven en exploten en van waaruit hij zijn deurwaarderspraktijk uitvoert, is tevens een incasso-organisatie gevestigd. Klaagster is er niet gerust op dat er sprake is van fysieke en functionele scheiding tussen beide organisaties. Klaagster vreest voor vermenging van gegevens en administratie.

2.4 Klaagster acht de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder uitermate ernstig. De uitspraak van de Kamer en de opgelegde maatregel wordt door de gerechtsdeurwaarder niet serieus genomen. In dat kader geeft klaagster de Kamer in overweging gebruik te maken van haar bevoegdheid als neergelegd in artikel 38 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet, te weten de onmiddellijke schorsing van de gerechtsdeurwaarder.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting erkend dat hij feitelijk kantoor houdt in [     ]. Het betreft een verzamelgebouw waarin ook een incassobedrijf is gevestigd. Vanwege de samenwerking met dat bedrijf heeft de gerechtsdeurwaarder zijn kantoor verplaatst. Het bedrijf doet incasso´s. De gerechtsdeurwaarder wordt ingeschakeld als er ambtshandelingen moeten worden verricht. De gerechtsdeurwaarder heeft bestreden dat hij een belang heeft in het incassobedrijf. De computersystemen zijn gescheiden. De gerechtsdeurwaarder heeft overwogen een verzoek tot vestiging van een nevenkantoor in te dienen. Dat is hem afgeraden. De gerechtsdeurwaarder beseft dat hij achteraf onjuist heeft gehandeld en heeft verklaard alles terug te willen draaien.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 De Kamer ziet, mede gezien het feit dat direct op de klacht wordt beslist, geen aanleiding voor ambtshalve toepassing van het bepaalde in artikel 38 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet (GDW) zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.3 De vraag of de gerechtsdeurwaarder met zijn handelwijze inbreuk heeft gemaakt op het voor gerechtsdeurwaarders geldende vestigingsbeleid en in het bijzonder op het bepaalde in artikel 16 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet is in de eerdere beslissing van de Kamer al bevestigend beantwoord. De gerechtsdeurwaarder heeft ook erkend dat hij feitelijk kantoor houdt in [     ].

4.4 Door zijn handelwijze heeft de gerechtsdeurwaarder een voortgezette inbreuk gemaakt op het vestigingsbeleid van gerechtsdeurwaarders als bedoeld in artikel 16 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet. Hij heeft geen verzoek ingediend tot het vestigen van een nevenkantoor, noch de feitelijke situatie teruggedraaid. Hiermee staat vast dat de gerechtsdeurwaarder aan de eerdere beslissing van de Kamer is voorbijgegaan. Het handelen van de gerechtsdeurwaarder is in strijd met de tuchtrechtelijke norm als vastgelegd in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet, en geoordeeld moet worden dat de gerechtsdeurwaarder daarmee ernstig tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Weliswaar heeft de gerechtsdeurwaarder ter zitting het boetekleed aangetrokken en aangegeven zich weer in [     ] te zullen vestigen, doch dat laat onverlet dat hij tot aan de zitting van de Kamer in strijd met de Gerechtsdeurwaarderswet heeft gehandeld ondanks de eerdere beslissing van de Kamer van 14 juli 2009. Dat hij gemeend heeft de uitkomst van het hoger beroep af te kunnen wachten komt voor zijn rekening en risico.

5. Gelet op de ernst van de verweten gedragingen en de omstandigheid dat de bij de eerdere beslissing aan de gerechtsdeurwaarder opgelegde maatregel kennelijk geen effect geeft gesorteerd, acht de Kamer het opleggen van na te melden maatregel op zijn plaats.

6. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-          verklaart de klacht gegrond,

-          legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van schorsing op voor de duur van drie maanden, welke maatregel van kracht wordt op een na onherroepelijk worden van de beslissing per aangetekende brief aan de gerechtsdeurwaarder door de Kamer mee te delen datum.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, mr. G.H.I.J. Hage en J.C.M. van der Weijden (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 december 2009 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.