ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0340 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2009.545verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0340
Datum uitspraak: 24-11-2009
Datum publicatie: 21-12-2009
Zaaknummer(s): 2009.545verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie: Beslissing in verzet. De voorzitter acht de klacht kennelijk ongegrond. De Kamer is het niet met de voorzitter eens en vernietigt de beslissing. De klachten dat niet op brieven wordt gereageerd en geen duidelijke overzicht van het verschuldigde wordt verstrekt, worden gegrond verklaard. Maatregel van berisping wordt opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 24 november 2009 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 14 juli 2009 met nummer

254.2009 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 545.2009 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter van 14 juli 2009 is bij brief van 3 augustus 2009 aan klager verzonden.

Op 18 augustus 2009 is het verzetschrift van klager tegen voormelde beslissing ontvangen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2009.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 24 november 2009.

2. De gronden van het verzet

Klager stelt in verzet – samengevat – dat door hem aan de gerechtsdeurwaarder

€ 116,07 teveel is betaald en dat de gerechtsdeurwaarder niet en/of niet voldoende communiceert over wat klager verschuldigd zou zijn.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

De termijn waarbinnen het verzetschrift bij de Kamer diende te zijn ontvangen begon op 4 augustus 2009 en eindigde op 17 augustus 2009.

Het verzetschrift is blijkens de stempel op de enveloppe op 17 augustus 2009 ter post bezorgd en is ontvangen op 18 augustus 2009.

Nu het verzetschrift voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen is het verzet ontvankelijk.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht stelt klager – samengevat – dat de gerechtsdeurwaarder:

1)       onvoldoende inhoudelijk heeft gereageerd op klagers brieven en zichzelf bovendien heeft tegengesproken;

2)       hem onterecht heeft aangesproken tot betaling van een restant bedrag, omdat klager inmiddels niets meer is verschuldigd;

3)       onduidelijk is, doordat hij verschillende te betalen bedragen heeft vermeld en nodeloos en bovendien niet gemaakte kosten heeft opgevoerd.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen:

4.1. Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Dat geval doet zich hier niet voor. Klager heeft zijn verschillende klachtonderdelen niet onderbouwd, bijvoorbeeld met concrete voorbeelden die zijn standpunt ondersteunen.

4.3 Indien klager een eventuele beslaglegging wil tegengaan geldt dat bij een geschil met betrekking tot de (verdere) tenuitvoerlegging van een executoriale titel artikel 438 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een algemene regeling geeft. Krachtens deze bepaling dienen geschillen met betrekking tot de executie voorgelegd te worden aan de bevoegde (executie)rechter. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geëigende weg.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De beslissing van de voorzitter kan om na te melden redenen niet in stand blijven en dient dan daarom te worden vernietigd.

6.2 Vast staat dat laatstelijk in maart 2007 een opgave aan klager is verstrekt van het dan in totaal verschuldigde. Ter zitting en uit het verzetschrift is gebleken dat niet inhoudelijk is gereageerd op een door klager op 23 februari 2009 om 0.21 uur gezonden reactie op een e-mail van de gerechtsdeurwaarder van 27 januari 2009 van 12.56 uur. Daarentegen heeft de gerechtsdeurwaarder bij brief van 19 maart 2009 wel een aankondiging beslaglegging en een verzoek tot informatie verzonden aan de werkgever van klagers echtgenote.

6.3 Voorts is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder tot op heden geen duidelijk overzicht heeft verstrekt van het verschuldigde en evenmin heeft gereageerd op de op 8 april 2009 door klager aan de gerechtsdeurwaarder gezonden brief.

6.4 Vorenstaande in samenhang bezien leidt tot het oordeel dat de klacht gegrond dient te worden verklaard omdat de gerechtsdeurwaarder onzorgvuldig en daarmee tuchtwaardig heeft gehandel, gelet daarop ziet de Kamer tevens aanleiding tot het opleggen van na te melden maatregel.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet gegrond;

-                     verklaart de klacht gegrond;

-                     legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, en mrs. G.H.I.J. Hage en

J.J.L. Boudewijn (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 november 2009 in tegenwoordigheid van H.A.J. van der Lee, secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.