ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0339 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2009.506

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0339
Datum uitspraak: 24-11-2009
Datum publicatie: 21-12-2009
Zaaknummer(s): 2009.506
Onderwerp: Financieel toezicht
Beslissingen: Een berisping met aanzegging
Inhoudsindicatie: De jaarstukken zijn te laat ingeleverd. De Kamer acht de klacht gegrond. Omdat het de tweede keer is, wordt de maatregel van berisping met aanzegging opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM - 6

Beslissing van 24 november 2009 zoals bedoeld in artikel 43, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 506.2009 ingesteld door:

BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT,

(hierna ook: het BFT)

gevestigd te Utrecht,

klager,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Verloop van de procedure

Bij brief ingekomen op 12 augustus 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Binnen de daarvoor gestelde termijn is geen verweerschrift ontvangen.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2009, alwaar de gemachtigde van het BFT is verschenen. De gerechtsdeurwaarder is niet verschenen.  Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 24 november 2009.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.

Het BFT heeft geconstateerd dat de gerechtsdeurwaarder, de jaarstukken niet (volledig) tijdig heeft ingediend, ondanks een brief van het BFT van 15 juli 2009 waarin hij daarop is gewezen. Met name is de privé-vermogensopstelling (V-staat) niet tijdig ingediend.

2. De klacht

Het BFT verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door de jaarstukken niet (volledig) tijdig in te dienen.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft geen verweer gevoerd en is niet ter zitting verschenen om zijn handelswijze toe te lichten.

4. De beoordeling van de klacht

4.1. Uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht is dat  een gerechtsdeurwaarder overeenkomstig het bepaalde in artikel 17, eerste lid, juncto artikel 31, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet, verplicht is tot het indienen van jaarstukken bij het BFT binnen zes maanden na afloop van het boekjaar. De gerechtsdeurwaarder moet immers op grond van voormelde wettelijke bepalingen jaarlijks, zowel ten aanzien van zijn kantoorvermogen als ten aanzien van zijn privé-vermogen een balans opmaken en, voor wat betreft de kantoorwerkzaamheden, een staat van baten en lasten. Deze stukken dienen te worden vergezeld van een verslag van het onderzoek daarover van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dat voor wat betreft de jaarrekening van het kantoor ten minste een beoordelingskarakter draagt.

4.2 De klacht wordt door de Kamer aldus opgevat dat de gerechtsdeurwaarder weigert te voldoen aan de wettelijke verplichting.

4.3 De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht niet weersproken. Uit een uitspraak van deze kamer van 16 december 2008 blijkt dat klager ook over 2007 de privé-vermogensopstelling (V-staat) niet heeft ingediend en dat hij toen evenmin heeft gereageerd op de hierover ingediende klacht.

4.4 Naar het oordeel van de Kamer heeft de gerechtsdeurwaarder door te handelen op de wijze als hiervoor omschreven dan ook tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld zodat de klacht gegrond zal worden verklaard.

4.5 Omdat de gerechtsdeurwaarder nu al voor het tweede achtereenvolgende jaar de gevraagde vermogensopstelling niet heeft ingeleverd ziet de Kamer aanleiding voor het opleggen van na te melden maatregel.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op, met de aanzegging dat, indien zich andermaal een van de in artikel 34, eerste lid, bedoelde handelingen voordoet, een geldboete, schorsing of ontzetting uit het ambt zal worden overwogen.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, en mrs. G.H.I.J. Hage en

J.J.L Boudewijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

24 november  2009, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.