ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0338 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2009.505

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0338
Datum uitspraak: 24-11-2009
Datum publicatie: 21-12-2009
Zaaknummer(s): 2009.505
Onderwerp: Financieel toezicht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De jaarstukken worden te laat ingeleverd. De Kamer acht de klcht gegrond maar omdat het de eerste keer is, wordt geen maatregel opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM - 6

Beslissing van 24 november 2009 zoals bedoeld in artikel 43, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 505.2009 ingesteld door:

BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT,

(hierna ook: het BFT)

gevestigd te Utrecht,

klager,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Verloop van de procedure

Bij brief ingekomen op 12 augustus 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Op 11 september 2009 is het daartegen ingediende verweerschrift ontvangen.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2009, alwaar de gerechtsdeurwaarder, zijn fiscaal-jurist en de gemachtigde van het BFT zijn verschenen. Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 24 november 2009.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.

Het BFT heeft geconstateerd dat de gerechtsdeurwaarder de jaarstukken niet (volledig) tijdig heeft ingediend, ondanks een brief van het BFT van 15 juli 2009 waarin hij daarop is gewezen. Met name zijn de kantoor jaarrekening, de beoordeling c.q. de accountantsverklaring en de privé-vermogensopstelling (V-staat) niet tijdig ingediend.

2. De klacht

Het BFT verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door de jaarstukken niet (volledig) tijdig in te dienen.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

3.1. De gerechtsdeurwaarder betwist dat de V-staat niet tijdig is ingediend, maar erkent dat de overige jaarstukken te laat zijn ingediend. Hij voert aan dat de ontstane situatie hem niet aan te rekenen valt omdat hij daarin door toedoen van zijn vorige accountant in terecht is gekomen. Deze situatie is ook bekend bij het BFT.

4. De beoordeling van de klacht

4.1. Uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht is dat een gerechtsdeurwaarder overeenkomstig het bepaalde in artikel 17, eerste lid, juncto artikel 31, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet, verplicht is tot het indienen van jaarstukken bij het BFT binnen zes maanden na afloop van het boekjaar. De gerechtsdeurwaarder moet immers op grond van voormelde wettelijke bepalingen jaarlijks, zowel ten aanzien van zijn kantoorvermogen als ten aanzien van zijn privé-vermogen een balans opmaken en, voor wat betreft de kantoorwerkzaamheden, een staat van baten en lasten. Deze stukken dienen te worden vergezeld van een verslag van het onderzoek daarover van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dat voor wat betreft de jaarrekening van het kantoor ten minste een beoordelingskarakter draagt.

4.2. De klacht wordt door de Kamer aldus opgevat dat de gerechtsdeurwaarder niet heeft voldaan aan zijn wettelijke verplichting. Niet in geschil is dat de volledige jaarstukken niet tijdig zijn ingediend. Dit betekent dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld zodat de klacht gegrond zal worden verklaard.

4.6. Omdat de gerechtsdeurwaarder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij alles wat in zijn vermogen lag heeft gedaan om de stukken tijdig in te dienen en omdat het de eerste keer is dat hij de jaarstukken te laat heeft ingediend zal de Kamer gelet op de bijzonder omstandigheden van dit geval het opleggen van een maatregel achterwege laten.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        laat het opleggen van een maatregel achterwege.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, en mrs. G.H.I.J. Hage en

J.J.L Boudewijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

24 november 2009, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.