ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0336 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2009.203

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0336
Datum uitspraak: 24-11-2009
Datum publicatie: 21-12-2009
Zaaknummer(s): 2009.203
Onderwerp: Financieel toezicht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De gerrechtsdeurwaarder heeft zijn jaarstukken niet tijdig bij het BFT ingeleverd. De Kamer acht de klacht gegrond maar legt geen maatregel op.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 

Beslissing van 24 november 2009 zoals bedoeld in artikel 43, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 503.2009 ingesteld door:

BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT,

(hierna ook: het BFT)

gevestigd te Utrecht,

klager,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Verloop van de procedure

Bij brief ingekomen op 12 augustus 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 23 september 2009 heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd op de klacht en meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2009.Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 24 november 2009.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.

Het BFT heeft geconstateerd dat de gerechtsdeurwaarder de jaarstukken niet tijdig heeft ingediend, ondanks een brief van het BFT van 15 juli 2009 waarin hij daarop is gewezen.

2. De klacht

Het BFT verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door de jaarstukken niet tijdig in te dienen.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder erkent dat de jaarstukken te laat zijn ingediend. Hij biedt daarvoor zijn excuses aan en meldt dat het niet weer zal voorkomen.

4. De beoordeling van de klacht

4.1. Uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht is dat  een gerechtsdeurwaarder overeenkomstig het bepaalde in artikel 17, eerste lid, juncto artikel 31, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet, verplicht is tot het indienen van jaarstukken bij het BFT binnen zes maanden na afloop van het boekjaar. De gerechtsdeurwaarder moet immers op grond van voormelde wettelijke bepalingen jaarlijks, zowel ten aanzien van zijn kantoorvermogen als ten aanzien van zijn privé-vermogen een balans opmaken en, voor wat betreft de kantoorwerkzaamheden, een staat van baten en lasten. Deze stukken dienen te worden vergezeld van een verslag van het onderzoek daarover van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dat voor wat betreft de jaarrekening van het kantoor ten minste een beoordelingskarakter draagt.

4.2. De klacht wordt door de Kamer aldus opgevat dat de gerechtsdeurwaarder niet heeft voldaan aan zijnwettelijke verplichting. De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht erkend. Niet gezegd kan worden dat de gerechtsdeurwaarder ter zake van het te laat indienen van de jaarstukken geen verwijt treft. Dat deze situatie is ontstaan valt de gerechtsdeurwaarder dan ook aan te rekenen.

4.5. Vorenstaande leidt ertoe dat de klacht naar het oordeel van de Kamer gegrond dient te worden verklaard. De gerechtsdeurwaarder heeft door te handelen op de wijze als hiervoor omschreven tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld.

4.6. De Kamer ziet geen aanleiding voor het opleggen van een maatregel. De Kamer heeft hierbij in aanmerking genomen dat de gerechtsdeurwaarder in 2007 de stukken na een rappel van het BFT tijdig heeft ingediend, dat de uiterste datum voor het indienen van de stukken over 2008 op 29 juli 2009 was bepaald en dat de volledige stukken, zoals ter zitting is meegedeeld, bij het BFT op 13 augustus 2009 zijn ontvangen.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, en mrs. G.H.I.J. Hage en

J.J.L Boudewijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

24 november 2009, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.