ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0332 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2009.185

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0332
Datum uitspraak: 13-10-2009
Datum publicatie: 19-10-2009
Zaaknummer(s): 2009.185
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie: De gerechtsdeurwaarder gaat op verzoek van de eigenaar-verhuurder mee op huisbezoek bij klaagster. Klaagster wordt bij binnenkomst alleen de naam van de gerechtsdeurwaarder genoemd en niet zijn functie. Verder wordt klaagster mede gedeeld dat de gerechtsdeurwaarder een gespreksverslag maakt van het bezoek. Later blijkt dat van het bezoek een proces-verbaal van bevindingen is opgemaakt dat in een dagvaardingsprocedure tegen klaagster is overgelegd. De Kamer oordeelt dat een gerechtsdeurwaarder zich niet in alle gevallen waarin een proces-verbaal van bevinding wordt opgemaakt in zijn hoedanigheid bekend hoeft te maken. In dit geval is de Kamer van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder dat wel had moeten doen. Het betrof een huisbezoek aan een prive-woning waar onduidelijkheid bestond over de aanwezigheid en de hoedanigheid van de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder vindt achteraf zelf ook dat hij zijn hoedanigheid bekend had moeten maken. Klacht gegrond en een maatregel opgelegd.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 13 oktober 2009 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderwet inzake de klacht met nummer 185.2009 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ].

klaagster,

gemachtigde [     ] ,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief van 18 maart 2009, ingekomen op 19 maart 2009, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 20 april 2009, ingekomen op 23 april 2009, een verweerschrift ingediend.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 1 september 2009 alwaar klaagster, haar gemachtigde en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 13 oktober 2009.

1. De feiten

a)      Klaagster huurt een woning te [     ]. De verhuurder en eigenaar van deze woning is de [     ] ([     ]).

b)      Op 13 juni 2008 heeft de directeur van de [     ] vergezeld door de gerechtsdeurwaarder voor een bespreking met klaagster de woning van klaagster bezocht.

c)      Van het bezoek zijn gespreksnotities gemaakt die op verzoek van de directeur van de [     ] naderhand door de gerechtsdeurwaarder is vastgelegd in een proces-verbaal van constatering van 13 juni 2008.

d)      Bij exploot van 30 januari 2009 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster gesommeerd de woning te [     ] te ontruimen bij gebreke waarvan klaagster tot ontruiming zou worden gedagvaard voor de rechtbank. In het exploot wordt gerefereerd aan het door hem opgemaakt proces-verbaal van constatering.

2. De klacht

2.1 Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder kort gezegd dat deze zich niet onafhankelijk en onpartijdig heeft opgesteld. De gerechtsdeurwaarder is op verzoek van de verhuurder tevens eigenaar van de woning van klaagster meegegaan naar de met klaagster gemaakte afspraak. Beide heren zijn gezamenlijk aangekomen, zijn samen naar binnen getreden en zijn gezamenlijk vertrokken. In combinatie met het feit dat de gerechtsdeurwaarder willens en wetens zijn hoedanigheid heeft verzwegen en doelbewust een andere rol heeft aangenomen is bij klaagster de indruk gewekt dat de gerechtsdeurwaarder een medewerker was verbonden aan het kantoor van verhuurder.

2.2 Daarnaast heeft de gerechtsdeurwaarder zich niet op een juiste wijze gepresenteerd in de uitoefening van zijn ambt. Hij heeft willens en wetens gezwegen en geen tekst en uitleg gegeven over zijn rol als gerechtsdeurwaarder. Integendeel, hij heeft opzettelijk de rol van notulist op zich genomen. Daarmee heeft hij voor klaagster een verwarrende en onduidelijke situatie geschapen.

2.3 De gerechtsdeurwaarder wist, althans behoorde te weten dat de verhuurder voornemens was klaagster uit de woning te zetten. De gerechtsdeurwaarder had kunnen voorzien dat de verhuurder hem zou inschakelen bij de te voeren juridische procedure en had daarom terughoudend moeten zijn in het verrichten van niet-ambtshalve taken. De gerechtsdeurwaarder had zich moeten onthouden van het achteraf opmaken van een proces-verbaal van constatering en het uitbrengen van een exploot.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft samengevat aangevoerd dat de verhuurder zichzelf en de gerechtsdeurwaarder, slechts bij naam en niet bij functie, heeft voorgesteld bij aanvang van het bezoek. De verhuurder heeft hem desgevraagd medegedeeld dat hij klaagster tevoren heeft medegedeeld dat hij vergezeld zou worden door een gerechtsdeurwaarder. Klaagster heeft op enig moment aangegeven dat zij er de voorkeur aan gaf zonder aanwezigheid van een derde het gesprek te vervolgen. Daarop heeft de verhuurder medegedeeld dat de gerechtsdeurwaarder slechts een gespreksverslag maakte. Achteraf bezien had hij zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder direct bij het betreden van de woning ondubbelzinnig moeten melden. Ook al betrof het geen ambtshandeling dan nog dient er aan duidelijkheid over de functie niets te wensen over te laten.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. 4.2 Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.3 Het opmaken van een proces-verbaal van constatering is geen ambtshandeling in de zin van artikel 2 maar een nevenwerkzaamheid als vermeld in artikel 20 van de Gerechtsdeurwaarderswet. Blijkens de memorie van toelichting op dit artikel strekt deze bepaling er uitsluitend toe dat het een gerechtsdeurwaarder als nevenactiviteit is toegestaan door hemzelf waargenomen materiele feiten vast te leggen in een proces-verbaal van constateringen. Dit proces-verbaal kan later in een procedure worden ingebracht zodat wellicht daarmee een kostbare bewijsopdracht kan worden voorkomen. Zo is het inschakelen van een gerechtsdeurwaarder voor het opmaken van een proces-verbaal van constatering, ter controle op naleving van bij civiele vonnissen opgelegde verboden, algemeen gebruikelijk en in de rechtspraak aanvaard. Legitimatie vooraf is dan niet aan de orde en zou het doel van de controle ook voorbijschieten. Hieruit volgt dat een gerechtsdeurwaarder zich niet in alle gevallen als zodanig bekend hoeft te maken.

4.4 In het onderhavige geval had de gerechtsdeurwaarder zich naar het oordeel van de Kamer wel als zodanig bekend moeten maken. Het betrof hier een huisbezoek van de verhuurder-eigenaar waarbij onduidelijkheid bestond over de aanwezigheid en hoedanigheid van de gerechtsdeurwaarder bij dit bezoek. Bij het betreden van privéwoningen dient ter bescherming van het huisrecht geen onduidelijkheid te bestaan met welk doel en welke personen de woning betreden. Die onduidelijkheid bestond hier wel. Een gespreksverslag is naar het oordeel van de Kamer van een volstrekt andere gewicht dan het opmaken van een proces-verbaal van constatering dat dient om te worden gebruikt in een civiele procedure. De gerechtsdeurwaarder heeft ook erkend dat hij zich in dit geval direct als zodanig bekend had moeten maken.

5. De Kamer acht termen aanwezig tot het opleggen van na te melden maatregel over te gaan. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-         verklaart de klacht gegrond,

-         legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, mr. H.M. Patijn en mr. A.C.J.J.M. Seuren (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2009 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.