ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0330 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2009.194

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0330
Datum uitspraak: 13-10-2009
Datum publicatie: 19-10-2009
Zaaknummer(s): 2009.194
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie: Een gerechtsdeurwaarder zendt een dagvaarding ter betekening aan een collega onder de mededeling dat een recente adresverificatie is gedaan en biedt aan die verificatie over te leggen. Later blijkt dat recent twee maanden geleden was en de gerechtsdeurwaarder betekent de dagvaarding een maand na ontvangst aan een adres waar klager niet meer woonachtig was. Deze gerechtsdeurwaarder betekent het vonnis ook op het oude adres. Bestond voor de eerste gerechtsdeurwaarder aanleiding nogmaals een adresverificatie te doen alvorens de opdracht aan zijn collega te versturen? Onder de omstandigheden van het geval had de gerechtsdeurwaarder dat naar het oordeel van de Kamer moeten doen. Voor klager had die verificatie geen soulaas geboden omdat hij op het moment dat de opdracht naar de collega werd verzonden nog woonachtig was op het adres wat in de GBA stond vermeld. Mag de gerechtsdeurwaarder die de dagvaarding moest betekenen voor de adresverificatie vertrouwen op zijn collega? De Kamer vindt dat dat onder de gegeven omstandigheden niet het geval is. Onder de in de beslissing omschreven omstandigheden had de gerechtsdeurwaarder ook voor de betekening van het vonnis een adresverificatie moeten doen. Klacht op die onderdelen gegrond en een maatregel opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 1

Beslissing van 13 oktober 2009 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderwet inzake de klacht met nummer 194.2009 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

1. [     ],

waarnemend gerechtsdeurwaarder te [     ],

gemachtigde [     ],

2. [     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagden.

Verloop van de procedure

Bij brief van 20 maart 2009, ingekomen op 23 maart 2009, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagden.

Bij brief van 1 april 2009, ingekomen op 2 april 2009, heeft beklaagde sub 1 verweerschrift ingediend.

Bij brief van 7 mei 2009, ingekomen op 8 mei 2009, heeft beklaagde sub 2 een verweerschrift ingediend.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 1 september 2009 alwaar klager, de gemachtigde van beklaagde sub 1 en beklaagde sub 2 zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

Bij brief van 3 september 2009 heeft de gemachtigde van beklaagde sub 1 naar aanleiding van een ter zitting gedaan verzoek van de Kamer aanvullende informatie gegeven.

De uitspraak is bepaald op 13 oktober 2009.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)      Het kantoor van gerechtsdeurwaarder sub 1, voorheen genaamd [     ] gerechtsdeurwaarders, heeft een vordering op klager in handen gekregen. Bij brieven van 26 mei 2006 en 9 juni 2006 is klager aangeschreven op een adres in [     ].

b)      Na een adresverificatie heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 op 14 juni 2006 bericht uit het GBA ontvangen dat klager was verhuisd naar [     ]. Bij brieven van 14 juni 2006, 20 juli 2006 en 2 augustus 2006 is klager door gerechtsdeurwaarder sub 1 op het nieuwe adres te [     ] tot betaling van de vordering aangeschreven.

c)      Bij brief van 16 augustus 2006 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 gerechtsdeurwaarder sub 2 verzocht tot dagvaarding van klager over te gaan. In de brief staat onder meer vermeld: ”.…..Wij hebben de adresgegevens van betrokkenen recent gecontroleerd en kunnen u op verzoek een kopie toesturen. Gelieve alleen bij twijfel de adresgegevens te verifiëren……”

d)      Klager is verhuisd naar [     ]. Bij brief van 24 augustus 2006 heeft de gemeente [     ] klager onder meer medegedeeld dat zijn aangifte van adreswijziging met ingang van 22 augustus 2006 is verwerkt in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens.

e)      Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft de dagvaarding op 29 augustus 2006 niet in persoon aan klager betekend aan het adres [     ] te [     ].

f)        Bij vonnis van 4 oktober 2006 is klager door de kantonrechter te [     ] bij verstek veroordeeld tot betaling van een geldsom.

g)      Bij exploot van 7 december 2006 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 het vonnis niet in persoon aan klager betekend aan het adres [     ] te [     ].

h)      Uit informatie van de Gemeentelijke Basisadministratie van 18 december 2006 blijkt dat klager sinds 23 augustus 2006 niet meer woonachtig is aan het adres [     ] te [     ].

i)        Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft het dossier van klager op 22 november 2007 gesloten en overgedragen aan gerechtsdeurwaarder sub 1.

j)        Gerechtsdeurwaarder sub1 heeft het vonnis verder tegen klager tenuitvoergelegd onder meer door het leggen van beslag op 30 december 2008.

2. De klacht

Klager verwijt gerechtsdeurwaarders samengevat het volgende:

a)      Zij hebben de dagvaarding betekend aan een adres alwaar klager sinds 22 augustus 2006 was uitgeschreven. Klager heeft zich daardoor niet kunnen verweren in de procedure en heeft daardoor schade geleden.

b)      Het vonnis wordt eerst zes weken na de zitting betekend en wordt in een brievenbus gedeponeerd op een adres waar klager niet woonachtig is.

c)      In het exploot en het vonnis staat een verifieerbaar fout adres, terwijl er wel een kostenpost “verificatie GBA” is opgenomen, en is daarom volgens klager niet rechtsgeldig.

d)      Klager is nooit in het bezit gesteld van de stukken en in geen enkel schrijven wordt aangegeven waar klager bezwaar kan maken. Het lijkt erop dat er met opzet verkeerde informatie is gegeven om te voorkomen dat klager alsnog bezwaar zou maken.

e)      Ondanks belofte wordt door gerechtsdeurwaarder sub 2 geen antwoord gegeven op door klager verzonden brieven.

f)        Aan klager wordt op 5 februari 2007 door een medewerker van de gerechtsdeurwaarder sub 2 verteld dat klagers termijn om bezwaar tegen het vonnis (de verzettermijn) is verlopen, hetgeen onjuist was nu de verzettermijn pas ging lopen nadat klager kennis had genomen van het vonnis.

g)      De kosten zijn opgelopen zonder dat volledig duidelijk is waar de extra kosten vandaan komen.

h)      Door het beslag wordt ook de zorgtoeslag van zijn vriendin ingehouden met wie klager niet getrouwd is en ook geen samenwoningscontract heeft. De zorgtoeslag wordt dus niet rechtsgeldig ingehouden, aldus klager.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

3.1 Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft aangevoerd dat klager buitengerechtelijk is aangeschreven eerst op het door [     ] opgegeven adres van klager te [     ] en na een adresverificatie op het adres van [     ] te [     ]. Omdat er geen reactie van klager kwam is een dagvaarding opgesteld en ter betekening naar een collega deurwaarder verzonden. Die is tot betekening van de dagvaarding overgegaan, heeft als rolgemachtigde opgetreden, heeft de verkregen titel betekend en een aanvang genomen met de executie. Zijn collega heeft het dossier gesloten omdat klager niet meer in zijn rechtsgebied woonachtig was. Vervolgens is de tenuitvoerlegging voortgezet.

3.2 Op 5 juni 2008 heeft klager telefonisch contact opgenomen kennelijk naar aanleiding van het verhaalsonderzoek. Volgens de telefoonnotities heeft klager medegedeeld het niet eens te zijn met de vordering. Klager kondigde aan alle stukken op te sturen. Vervolgens is niets meer van klager vernomen totdat er beslag is gelegd. Klager stelt dat de inleidende dagvaarding op onjuiste wijze is betekend en dat er ten onrechte vonnis zou zijn gewezen. Klager is medegedeeld dat het op zijn weg ligt om zich een weg te zoeken binnen het stelsel van de aanwezige rechtsmiddelen. Klager is het in artikel 143 Rv bepaalde uiteengezet. Op 19 januari 2009 heeft klager stukken opgestuurd. Een medewerker heeft hem telefonisch doorgegeven hoe hoog de vordering inclusief kosten was opgelopen. Een deel van de kosten is rechtreeks te herleiden uit de door klager zelf toegestuurde stukken. De overige executiekosten worden uiteengezet in het exploot van derdenbeslag. Ook is klager na bestudering van de stukken nog een brief gestuurd.

3.3 Klager vermeldt de naam van zijn partner niet. Daarom kan niet worden bekeken of in een bepaald dossier ten laste van de vriendin van klager beslag is gelegd. In het dossier van klager is alleen ten laste van hem beslag gelegd.

3.4 Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft samengevat aangevoerd dat hij van gerechtsdeurwaarder sub 1 op 16 augustus 2006 de opdracht heeft gekregen tot dagvaarding van klager over te gaan op het adres [     ] te [     ]. In de opdrachtbrief wordt aangegeven dat het adres van klager recent is gecontroleerd. Het vonnis is ook op het oude adres van klager betekend. Eerst op 18 december 2006 is hem gebleken dat klager per 23 augustus 2006 niet meer woonachtig was op zijn oude adres. Op 7 februari 2007 is klager het vonnis en het betekeningsexploot toegezonden. Klager had toen nog verzet kunnen aantekenen tegen het verstekvonnis

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Alvorens tot beoordeling van de klacht over te gaan, wordt overwogen dat op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet slechts gerechtsdeurwaarders (waarnemend gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders inbegrepen) aan tuchtrechtspraak zijn onderworpen. De

gerechtsdeurwaarderskantoren [     ] en [     ] kunnen niet worden aangemerkt als beklaagden. Gerechtsdeurwaarders [     ] en [     ] hebben zich opgeworpen als beklaagden en worden als zodanig aangemerkt. Hiermee is in de aanhef van deze beschikking al rekening is gehouden.

4.2 Onderzocht dient te worden of de gerechtsdeurwaarders hebben gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Vaste rechtspraak van de Kamer is dat controle op adresgegevens standaard onderdeel van de procedure dient te zijn bij het betekenen van een dagvaarding.

Het betekenen aan het juiste adres vormt gelet op de gevolgen immers een belangrijk facet van rechtsbescherming. Het is van groot belang dat een dergelijke ambtshandeling wordt verricht op basis van recente gegevens.

De gerechtsdeurwaarder heeft bovendien directe toegang tot de Wet op de Gemeentelijke Basis Administratie, zodat voldoening aan die plicht ook niet praktisch bezwaarlijk is. De gerechtsdeurwaarder kan bij het betekenen van een ambtelijk stuk niet zonder meer afgaan op gegevens van zijn opdrachtgever of op oude adresgegevens die niet opnieuw zijn gecheckt.

4.3 De eerste vraag die door de Kamer dient te worden beantwoord is of er voor gerechtsdeurwaarder sub 1 aanleiding bestond het adres van klager nogmaals te verifiëren alvorens op 16 augustus 2006 aan gerechtsdeurwaarder sub 2 de opdracht te verstrekken tot dagvaarding over te gaan.

4.4 Vast staat dat door het kantoor van gerechtsdeurwaarder sub 1 een adresverificatie heeft plaatsgevonden waaruit op 14 juni 2006 is gebleken dat klager woonachtig was te [     ] aan het adres [     ]. Aan dat adres zijn door gerechtsdeurwaarder sub 1 vervolgens drie brieven geschreven met het verzoek tot betaling van het verschuldigde over te gaan. Op die brieven is geen enkele reactie van klager gekomen.

4.5 Naar het oordeel van de Kamer had dit laatste voor gerechtsdeurwaarder sub 1 aanleiding moeten zijn om nogmaals een adresverificatie te doen alvorens de

opdracht aan gerechtsdeurwaarder sub 2 te verzenden. De adresverificatie van 14 juni 2006 was ten tijde van het verzenden van de opdracht al twee maanden oud en derhalve niet meer “recent”te noemen. In die zin is de klacht als vermeld onder 2 a terecht voorgesteld.

4.6 Wel kan worden vastgesteld dat een adresverificatie klager niet had kunnen baten. Op grond van door klager overgelegde stukken is immers vast komen te staan dat klager eerst op 22 augustus 2006 is uitgeschreven op het adres [     ] te [     ]. Een verificatie rond of op 16 augustus 2006 had dan ook geen andere uitkomst kunnen geven dan dat klager nog steeds stond ingeschreven op dat adres.

4.7 Ten aanzien van gerechtsdeurwaarder sub 2 dient de vraag te worden beantwoord of hij mocht vertrouwen op de mededeling van gerechtsdeurwaarder sub 1 dat het adres van klager recent was gecontroleerd. Daarnaast dient de vraag te worden beantwoord of er voor hem aanleiding bestond voorafgaande aan de betekening van het tegen klager gewezen vonnis het adres nog eens te verifiëren.

4.8 Het is de Kamer bekend dat in de gerechtsdeurwaarderpraktijk het vast gebruik is dat de gerechtsdeurwaarder die het exploot opstelt ook een adresverificatie uitvoert. Formeel blijft de gerechtsdeurwaarder die het exploot betekent echter verantwoordelijk voor de juiste wijze van betekening. Hij heeft daarin een eigen verantwoordelijkheid.

4.9 Gezien de inhoud van de brief van 16 augustus 2006 waarin wordt medegedeeld dat desgewenst een kopie van de adresverificatie kon worden toegezonden en het feit dat de dagvaarding eerst op 29 augustus 2006 is betekend had het gezien de eigen verantwoordelijkheid van de gerechtsdeurwaarder bij het betekenen van ambtelijke stukken naar het oordeel van de Kamer op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen een kopie van een adresverificatie op te vragen. Dan was het duidelijk geworden dat het woord recent inhield dat de verificatie twee maanden daarvoor was gedaan en dus niet meer zo recent was als de brief doet vermoeden. De klacht als bedoeld onder 2a is ook hier terecht voorgesteld.

4.10 Het gegeven dat na betekening van de dagvaarding taal nog teken van klager was vernomen had voor gerechtsdeurwaarder sub 2 ook aanleiding moeten zijn een adresverificatie te doen voor betekening van het vonnis op 7 december 2006 aangezien op dat moment weer ruim drie maanden waren verstreken. Klachtonderdeel 2b is eveneens terecht voorgesteld.

4.11 De overige klachten van klager dienen ongegrond te worden verklaard. Dat het exploot en het vonnis niet rechtsgeldig zouden zijn omdat er een verkeerd adres in staat vermeld is onjuist.

4.12 Dat klager nooit in het bezit is gesteld van de stukken en door gerechtsdeurwaarder sub 2 geen antwoord wordt gegeven op door klager verzonden brieven wordt weersproken door de door klager zelf overgelegde stukken. Zo stelt klager onder meer dat hij op 7 februari 2007 het dossier van gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft ontvangen. Dat klager niet op de hoogte is geweest van de voor dagvaarding aan hem verzonden brieven is hiervoor al verklaard.

4.13 Dat in geen enkel schrijven wordt aangegeven waar klager bezwaar kan maken is gelegen in het feit dat het in het civiele recht niet gebruikelijk is aan “rechtsmittelbelehrung” te doen en er ook geen rechtsregel is die dat voorschrijft. Dat er met opzet verkeerde informatie is gegeven is door gerechtsdeurwaarder sub 2 bestreden en door klager onvoldoende nader onderbouwd.

4.14 De kosten worden door gerechtsdeurwaarder sub 2 nader verklaard in zijn brief aan klager van 7 februari 2007.

4.15 Dat het gelegde beslag ook de zorgtoeslag van de vriendin van klager heeft getroffen is -naar ter zitting is gebleken- veroorzaakt doordat klager de zorgtoeslag ook voor zijn vriendin in één bedrag kreeg uitgekeerd. Dat kan niet aan de gerechtsdeurwaarder sub 1 worden tegengeworpen.

5. De klacht is daarom deels gegrond en deels ongegrond. Er is gezien het feit dat adresverificatie klager op 16 augustus 2006 niet zou hebben gebaat geen aanleiding gerechtsdeurwaarder sub 1 een maatregel op te leggen. Gezien de nadelen die na betekening van het vonnis voor klager zijn opgetreden zijn er termen aanwezig gerechtsdeurwaarder sub 2 wel een maatregel op te leggen.

6. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-         verklaart de klacht 2 a ten aanzien van gerechtsdeurwaarder sub 1 gegrond;

-         laat het opleggen van een maatregel achterwege;

-         verklaart de klacht 2a ten aanzien van gerechtsdeurwaarder sub 2 gegrond;

-         legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;

-         verklaart de overige klachten ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, mr. H.M. Patijn en mr. A.C.J.J.M. Seuren (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2009 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.