ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0325 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2009.119verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0325
Datum uitspraak: 23-06-2009
Datum publicatie: 18-09-2009
Zaaknummer(s): 2009.119verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Afkortingen in proces-verbaal. Artikel 15 Gerechtsdeurwaarderswet. Beslissing op verzet. De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond. De Kamr is het met de voorzitter eens.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 23 juni 2009 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 10 februari 2009 met nummer 573.2008 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 119.2009 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen van 27 november 2008 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Op 23 januari 2009 is het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarders ontvangen.

De beslissing van de voorzitter van 10 februari 2009 is bij brief van 16 februari 2009 aan klager verzonden.

Op17 februari 2009 is het verzetschrift van klager tegen voormelde beslissing van de voorzitter ontvangen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 mei 2009. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 23 juni 2009.

2. De gronden van het verzet

Klager stelt in verzet – samengevat – ten eerste dat de beslissing van de voorzitter niet juist is omdat, anders dan de voorzitter heeft overwogen, volgens de Gerechtsdeurwaarderswet geen afkortingen zijn toegestaan in een exploot. Ten tweede stelt klager zich op het standpunt dat volgens het convenant dat tussen hem en zijn voormalige partner is gesloten, de daarin vermelde alimentatieverplichtingen slechts van kracht bleven totdat die verplichtingen in onderling overleg of door een rechterlijke uitspraak zijn gewijzigd. Klager stelt dat er sprake is geweest van een wijziging in onderling overleg. Ten derde is klager van mening dat de gerechtsdeurwaarder bij de executie van het vonnis het convenant ten onrechte - en ook onjuist - heeft geïnterpreteerd. De gerechtsdeurwaarder is daartoe echter niet bevoegd maar de rechter. Ten vierde stelt klager dat er onduidelijkheden staan in de specificatie van de in het exploot genoemde bedragen.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht stelt klager – samengevat – dat in het echtscheidingsconvenant is vastgelegd dat bij eventuele geschillen omtrent de interpretatie of de uitvoering van het convenant partijen zich tot de rechter zullen wenden en niet tot een gerechtsdeurwaarder. Het niet/wijzigingsbeding heeft zijn kracht verloren doordat er onderlinge afspraken zijn gemaakt. Spontane herleving van de oude alimentatieafspraken, zoals in het convenant gemaakt zijn, zijn dan ook niet zonder meer van kracht. Als laatste verwijt klager de gerechtsdeurwaarder dat het exploot niet in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 15 van de Gerechtsdeurwaarderswet. Het exploot  bevat onduidelijkheden  met betrekking tot de specificatie van de bedragen en afkortingen hetgeen in strijd is met de bepaling dat een exploot geen afkortingen mag bevatten.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft geoordeeld dat er geen sprake is van tuchtrechtelijk handelen en heeft daartoe als volgt overwogen.

‘4.2 … De gerechtsdeurwaarder heeft van de advocaat van de ex-echtgenote van klager opdracht gekregen achterstallige alimentatie op te vorderen.

Het te betalen bedrag aan alimentatie staat vermeld in het van de beschikking onderdeel uitmakende convenant. Een gerechtsdeurwaarder is op grond van de wet (art. 11 Gerechtsdeurwaarderswet) verplicht om als hij daarom wordt verzocht alimentatiebedragen die op grond van een beschikking verschuldigd zijn te incasseren en zonodig de beschikking verder te executeren.

4.3 Uit de stukken blijkt dat er discussie bestaat over de hoogte van de alimentatieverplichtingen van klager. Of de argumenten dienaangaande van klager dan wel van zijn ex-echtgenote doorslaggevend zijn, dient door de burgerlijke rechter te worden vastgesteld en ligt niet ter beoordeling aan de gerechtsdeurwaarder voor. Evenmin is het aan de tuchtrechter zich hierover uit te laten.

4.4 De enkele in het exploot voorkomende afkortingen zijn dermate algemeen gebruikelijk en duidelijk dat dit niet kan leiden tot het oordeel dat er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen.’

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Inderdaad bepaalt artikel 15, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet dat het exploot van de gerechtsdeurwaarder zonder afkortingen dient te zijn opgesteld. Naar het oordeel van de Kamer is enkel de afkorting tgv.knd. niet algemeen gebruikelijk. Het is echter niet aannemelijk dat klager daardoor zo in verwarring zou zijn gebracht dat hij daardoor niet begreep waar het exploot over ging, zoals door hem gesteld.

Zo dit al het geval was had hij de gerechtsdeurwaarder om opheldering kunnen verzoeken. Naar het oordeel van de Kamer is klager door het gebruik van de gewraakte afkortingen dan ook niet in zijn belangen geschaad. Voor het overige schaart de Kamer zich ook achter de overige overwegingen van de voorzitter.

6.2 Vorenstaande leidt de Kamer tot het oordeel dat de door klager in verzet aangevoerde gronden geen aanleiding geven om af te wijken van de beslissing van de voorzitter, die de Kamer juist acht. Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend voorzitter, en mr. A.C.A. Wildenburg en J. Smit (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 juni 2009 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.