ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0323 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2009.121verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0323
Datum uitspraak: 23-06-2009
Datum publicatie: 18-09-2009
Zaaknummer(s): 2009.121verzet
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De voorzitterverklaart de klacht kennelijk ongegrond. De Kamer is het met de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 23 juni 2009 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 3 februari 2009 met nummer 476.2008 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 121.2009 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen ingekomen op 23 oktober 2008 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder. 

Op 24 november 2008 is het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarder ontvangen.

De beslissing van de voorzitter van 3 februari 2009 is bij brief van 4 februari 2009 aan klager verzonden.

Op 17 februari 2009 is het verzetschrift van klager tegen voormelde beslissing van de voorzitter ontvangen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 mei 2009. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 23 juni 2009.

2. De gronden van het verzet

Klager stelt in verzet – samengevat – dat:

1)                   hij niet begrijpt waarom zijn raadsman in twijfel wordt getrokken, nu de deurwaarder geen aangetekende brief heeft gestuurd aan de advocaat. Het is klager daarom niet duidelijk waarom de voorzitter niet aan de verzending van de brief van de gerechtsdeurwaarder twijfelt;

2)                   het niet duidelijk is of [     ] in opdracht van de [     ] handelt;

3)                   hij niet begrijpt dat de gerechtsdeurwaarder na de gestelde verzending van voormelde brief aan klagers advocaat, de zaak 7 maanden heeft laten liggen;

4)                   het een vordering betreft uit 1995 en de [     ] zich niet heeft gemeld toen klager in de schuldsanering zat. Klager beroept zich op verjaring;

5)                   de gerechtsdeurwaarder dreigt met beslag terwijl klager leeft van een inkomen dat onder de beslagvrije voet ligt, klager meent dat dit intimidatie is.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht stelt klager – samengevat – dat de gerechtsdeurwaarder sinds 30 september 2008 weer met hem correspondeert, in plaats van met zijn advocaat. Sinds april 2007 wordt hij door de gerechtsdeurwaarder benaderd in verband met de vordering. Klager heeft een advocaat ingeschakeld, die aan de gerechtsdeurwaarder op 20 januari 2008 een brief heeft verstuurd. Volgens zijn advocaat is deze brief nooit beantwoord en de kopie die de gerechtsdeurwaarder hem op 3 oktober 2008 heeft toegestuurd is waarschijnlijk nooit verstuurd.

Voorts is het klager gebleken dat de gerechtsdeurwaarder niet in opdracht werkt van de [     ] maar in opdracht van [     ], waarmee klager nooit een contract heeft afgesloten. Klager vraagt zich af hoe [     ] aan zijn gegevens is gekomen. Hij is tot slot van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder hem intimideert.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet. Daartoe is onder meer overwogen:

‘4.2 Dat geval doet zich hier niet voor. De gerechtsdeurwaarder heeft zich op het standpunt gesteld dat nu er geen reactie is gevolgd op zijn brief aan de advocaat van klager van 13 februari 2008, hij zich vrij acht om zich weer rechtstreeks tot klager te wenden. Dit standpunt is niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm. Dit te meer nu klager kennelijk al een jaar lang niets meer heeft betaald. Klager heeft kennelijk ook geen contact met de gerechtsdeurwaarder dan wel met zijn advocaat opgenomen al die tijd. Er is geen reden om er aan te twijfelen dat de gerechtsdeurwaarder de advocaat heeft beantwoord.

4.3 De gerechtsdeurwaarder heeft navraag gedaan bij de [     ] naar aanleiding van de opmerking van klager. Gebleken is dat aan het contract van klager om administratieve redenen een ander nummer is gegeven. Het is onjuist dat [     ] thans de gerechtigde zou zijn. Aan klager wordt het advies gegeven om hierover met de gerechtsdeurwaarder in contact te treden indien hij vragen of opmerkingen heeft.’

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Gelet op hetgeen hierna wordt overwogen is de kamer van oordeel dat de door klager in verzet aangevoerde gronden geen nieuwe licht werpen op de beslissing van de voorzitter, die de Kamer juist acht. Deze gronden bieden evenmin aanknopingspunten om de motivering van de beslissing aan te passen. 

6.2 Uit een ter zitting door de gerechtsdeurwaarder overgelegde e-mail van de [     ] blijkt duidelijk dat de [     ] de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder is.

6.3 Niet blijkt uit de brief van 30 september 2008 van de gerechtsdeurwaarder dat gedreigd wordt met executiemaatregelen waarvoor een titel ontbrak. In die brief staat immers enkel vermeld dat de gerechtsdeurwaarder zich, indien klager niet voldoet aan het in die brief gestelde, vrij acht om terstond over te gaan tot het nemen van verdere maatregelen.

6.4 Anders dan klagers gemachtigde is de Kamer van oordeel dat in de beslissing van de voorzitter de rollen niet worden omgedraaid. Met de voorzitter is de Kamer van oordeel dat het klager vrijstond om, indien hij meende dat met beslag werd gedreigd, daarover juridisch advies in te winnen, zeker nu het gaat om aflossing van een door klager in 1995 aangegaan krediet met een hoogte van ƒ 25.000,=, terwijl klager in gebreke is gebleven met de aflossing daarvan.

6.5 Voor zover klager zich had willen beroepen op verjaring van de vordering had hij een eventueel door de [     ] ingestelde procedure kunnen afwachten, zodat de Kamer niet vermag inzien hoe op grond daarvan sprake zou kunnen zijn geweest van tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder.

7. Gelet op vorenstaande kan het verzet niet slagen en dient dit ongegrond te worden verklaard, zodat wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend voorzitter, en mr. A.C.A. Wildenburg en J. Smit (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 juni 2009 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.