ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0322 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 496.2008verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0322
Datum uitspraak: 23-06-2009
Datum publicatie: 18-09-2009
Zaaknummer(s): 496.2008verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ontruiming. Opslag van op straat gezette inboedel. Verantwoordeljk voor opslag. Beslissing op verzet. De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond. De Kamer is het met de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 23 juni 2009 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 30 september 2008 met nummer 280.2008 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 469.2008 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klagers,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen ingekomen op 25 juni 2008 hebben klagers een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. 

Op 23 juli 2008 is het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarder ontvangen. Klagers hebben bij brief van 25 juli 2008 hun klachten nader toegelicht en uitgebreid en de gerechtsdeurwaarder heeft hierop bij brief van 4 september 2008 gereageerd.

De beslissing van de voorzitter van 30 september 2008 is per brief van 26 september 2008 aan klagers verzonden.

Op 9 oktober 2008 is het verzetschrift van klagers tegen voormelde beslissing van de voorzitter ontvangen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 mei 2009.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 23 juni 2009.

2. De gronden van het verzet

Klagers stellen in verzet – samengevat – dat hun spullen niet goed bewaard zijn, dat er meer uren zijn berekend dan werkelijk gemaakt zijn (en voor meer mensen) en dat het onbegrijpelijk is dat geen manurenstaat met sofinummer bij de factuur is gevoegd. Die staat is ondanks herhaalde verzoeken daartoe nog steeds niet verstrekt. Klagers menen dat de gerechtsdeurwaarder hen heeft vernederd en de afhandeling van de zaak heeft getraineerd.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klagers hebben het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in zijn verzet kunnen worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende en nadien aangevulde klacht verwijten klagers de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat:

  1. Dat deze aanvankelijk heeft geweigerd om de spullen van hun dochter, die van grote emotionele waarde zijn, terug te geven. De gerechtsdeurwaarder was hiertoe alleen bereid als klagers de volledige kosten van de ontruiming zouden betalen, terwijl zij de zekerheid wilden hebben dat de spullen van hun dochter er nog waren en slechts aanspraak op een deel van de inboedel maakten. Klagers hebben de inboedel pas op 24 juli 2008 mogen ophalen. De zaken bleken echter bij een boerenbedrijf te zijn opgeslagen geweest en stonden buiten. Alles was kennelijk in een natte schuur opgeslagen, want alles was beschimmeld en de matrassen en het bankstel waren groen uitgeslagen en aan het rotten.
  2. Teveel kosten heeft berekend voor de ontruiming.
  3. De hond van hun zoon door de dierenambulance heeft laten ophalen. Toen hun zoon de hond de volgende dag wilde ophalen, bleek de hond aan iemand anders te zijn meegegeven. De gerechtsdeurwaarder weigerde echter iets te doen.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen, voorzover hier van belang:

‘4.2  Bij een ontruiming van onder meer een woning geeft een gerechtsdeurwaarder uitvoering aan een hem bij wet voorgeschreven taak. Op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet is een gerechtsdeurwaarder immers te allen tijde verplicht de ambtshandelingen waartoe hij bevoegd is, te verrichten wanneer hierom wordt verzocht. Op grond van het bepaalde in artikel 556 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering en rechtspraak van de Hoge Raad is een executerende gerechtsdeurwaarder zelfs gerechtigd de inboedel uit de woning te verwijderen en aan de openbare weg te plaatsen.

4.3 De huurder (als eigenaar van de inboedel) is de eerst aangewezen persoon om de aan de openbare weg geplaatste inboedel vervolgens af te voeren en op te slaan. De gerechtsdeurwaarder kan noch door de huurder noch door de verhuurder worden gedwongen de inboedel af te voeren of op te slaan. Uit hetgeen hiervoor staat vermeld omtrent de wet en de rechtspraak volgt immers dat de ambtelijke taak van de gerechtsdeurwaarder eindigt met het aan de openbare weg plaatsen van de inboedel. Nadat de ontruiming is voltooid, heeft de gerechtsdeurwaarder behoudens zeer bijzondere omstandigheden geen zorgplicht meer ten aanzien van de ontruimde boedel. Ook kan -alhoewel dit vaak wel wordt gedaan- de gemeente niet tot afvoer en opslag worden verplicht. Doet de gemeente dit wel dan heeft de gemeente op grond van de Algemene wet bestuursrecht de bevoegdheid om de inboedel na de in deze wet genoemde termijn te verkopen of te vernietigen. 

4.4 In dit geval heeft de (professionele) verhuurder een bedrijf ingeschakeld om de woning onder toezicht van de gerechtsdeurwaarder te ontruimen. Omdat in de woning een pistool werd gevonden, althans iets dat daar op leek, is de zoon van klagers aangehouden en naar het politiebureau overgebracht. De gerechtsdeurwaarder heeft toen besloten om de inboedel op te slaan. Niet gebleken is dat de gerechtdeurwaarder zich aan enige verantwoordelijkheid met betrekking tot de opgeslagen inboedel heeft onttrokken. De gerechtsdeurwaarder is niet betrokken bij de afspraken die de verhuurder heeft gemaakt met het bedrijf dat voor haar de ontruimingen uitvoert en heeft ook niets te maken gehad met de hoogte van de factuur en met de opslag.

4.5 Klagers kunnen de gerechtsdeurwaarder dan ook niet aanspreken voor de staat waarin zij de inboedel hebben aangetroffen. Overigens valt op de door klagers overgelegde foto’s niet te zien dat de inboedel vochtig en voor een groot gedeelte niet meer bruikbaar zou zijn. Volgens de gerechtsdeurwaarder verkeerden alle zaken nog in dezelfde conditie als die waarin zij door hem bij de ontruiming werden aangetroffen.

4.6 Hoe spijtig het voor klagers of hun zoon ook mag zijn; dat de hond aan een verkeerde persoon is meegegeven is iets dat klagers dan wel hun zoon zelf moeten oplossen. Zij kunnen de gerechtsdeurwaarder daar geen verwijt van maken.’

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De Kamer is van oordeel dat de Voorzitter op goede gronden heeft overwogen dat het de gerechtsdeurwaarder niet kan worden tegen geworpen dat de factuur mogelijk te hoog was of dat de spullen niet goed zouden zijn opgeslagen.

6.2 De door klager in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer dan ook geen nieuwe licht op de beslissing van de voorzitter, die de Kamer juist acht. Deze gronden bieden evenmin aanknopingspunten om de motivering van de beslissing aan te passen. Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend voorzitter, en mr. A.C.A. Wildenburg en J. Smit  (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 juni 2009 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.