ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0312 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2009.214verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0312
Datum uitspraak: 07-07-2009
Datum publicatie: 18-09-2009
Zaaknummer(s): 2009.214verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond. De Kamer is het met de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 7 juli 2009 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer 214.2009 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

(kandidaat)gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden,

gemachtigde [     ].

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 3 maart 2009 (zaaknummer 33.2009) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klaagster tegen (het kantoor van) beklaagden ingediende klacht.

Bij brief van 20 maart 2009 is klaagster een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

23 maart 2009, ingekomen op 24 maart 2009, heeft klaagster tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Bij brief van 30 mei 2009 heeft klaagster haar verzetschrift nader toegelicht.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 9 juni 2009 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 7 juli 2009.

2. De gronden van het verzet

Klaagster voert in verzet samengevat aan dat de gerechtsdeurwaarders op 5 december 2008 opdracht hebben gekregen van haar advocaat om over te gaan tot het leggen van executoriaal beslag, met het verzoek gebruik te maken van alle noodzakelijke rechtsmiddelen. Op 10 december 2008 heeft haar advocaat haar medegedeeld het dossier te hebben gesloten, zonder verdere mededeling met betrekking tot de afhandeling van de opdracht aan de gerechtsdeurwaarders. De als productie 2 bij het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarders gevoegde brief komt klaagster dan ook ongeloofwaardig over.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In haar inleidende klacht verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarders verkort samengevat dat zij ten onrechte het vonnis niet hebben geëxecuteerd. Klaagster acht zich hierdoor ernstig benadeeld.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat voordat de gerechtsdeurwaarders in de gelegenheid waren om de met de gegeven opdracht de executie aan te vangen, de advocaat van klaagster de opdracht heeft ingetrokken. Niet gebleken is dan ook dat het aan de gerechtsdeurwaarders te wijten is dat de vonnissen niet zijn geëxecuteerd. Zij hebben na de ontvangst van hun opdracht kennelijk enige tijd nodig gehad om over de zaken informatie in te winnen bij de advocaat omdat enkele dingen niet geheel duidelijk waren. Voordat zij in de gelegenheid waren om de executie aan te vangen, heeft de advocaat de opdracht daartoe ingetrokken. Dat de vonnissen al in december 2006 waren betekend, zoals klaagster heeft gesteld, doet aan het vorenstaande niet af, omdat het nodig kan zijn opnieuw tot betekening over te gaan, aldus de voorzitter.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Alvorens tot beoordeling van het verzet over te gaan, wordt overwogen dat ingevolge het bepaalde in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet slechts gerechtsdeurwaarders (waarnemend gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders inbegrepen) aan tuchtrechtspraak zijn onderworpen. Het gerechtsdeurwaarderskantoor [     ] kan daarom niet worden aangemerkt als beklaagde. Ter zitting in verzet heeft de gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als zijnde de gerechtsdeurwaarder tegen wie de klacht kan worden geacht te zijn gericht. Hij wordt door de Kamer derhalve aangemerkt als beklaagde waarmee in de aanhef van deze beschikking al rekening is gehouden.

6.2  De door klaagster ter aanvulling op haar verzet verzonden brief wordt buiten behandeling gelaten omdat die brief nieuwe feiten bevat en namen van andere gerechtsdeurwaarders die niet bij de inleidende klacht waren betrokken.

6.3 De door klaagster in verzet aangevoerde gronden kunnen niet leiden tot gegrondverklaring van het verzet. Naar aanleiding van de opdracht tot executie van het vonnis hebben de gerechtsdeurwaarders de advocaat van klaagster verzocht op te geven aan welke vennootschap de vonnissen betekend dienden te worden. De advocaat van klaagster heeft de gerechtsdeurwaarders daarop laten weten niet meer voor klaagster op te treden en correspondentie in het vervolg rechtstreeks aan haar te richten. De gerechtsdeurwaarders hebben klaagster daarop bericht dat de advocaat de opdracht heeft ingetrokken en zij het dossier zonder verrichte ambtshandelingen hebben gesloten.

6.4 Als een opdrachtgever niet meer voor klaagster optreedt, zijn de gerechtsdeurwaarders zonder nieuwe opdracht niet gerechtigd de opdracht te vervolgen omdat de overeenkomst op grond waarvan zij de opdracht hebben aanvaard is beëindigd.

6.3 Het onderzoek in verzet kan daarom naar het oordeel van de Kamer niet leiden tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter, onder verbetering van de naamstelling van degene tegen wie de klacht is gericht en met aanvulling van de gronden, juist. Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.M. Beins, plaatsvervangend-voorzitter, mr. A.C.A. Wildenburg en N.J.M. Tijhuis (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juli 2009 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.