ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0304 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2009.278verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0304
Datum uitspraak: 14-07-2009
Datum publicatie: 21-09-2009
Zaaknummer(s): 2009.278verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De voorzitter heeft de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. De Kamer is het met de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 14 juli 2009 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer 278.2009 ingesteld door:

[     ] EN [     ],

beiden wonende te [     ],

klagers,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 14 april 2009 (zaaknummer 148.2009) heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klagers tegen de gerechtsdeurwaarder ingediende klacht.

Bij brief van 21 april 2009 is klagers een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 24 maart (bedoeld wordt kennelijk: april) 2009, ingekomen 28 april 2009, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 23 juni 2009 waar de gerechtsdeurwaarder is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 14 juli 2009.

2. De gronden van het verzet

In verzet hebben klagers aangevoerd dat zij op 25 augustus 2008 voor het eerst door de gerechtsdeurwaarder zijn benaderd en niet op 17 juni 2008 of 30 juli 2008. Klagers hebben meerder malen betalingsbewijzen aan de gerechtsdeurwaarder verzonden. Bij brief van 22 oktober 2008 werd medegedeeld dat de betalingen door de opdrachtgever waren ontvangen maar er diende nog een bedrag te worden voldaan. Na die brief is nog veelvuldig gecorrespondeerd en een medewerker van de gerechtsdeurwaarder heeft zelfs getracht beslag te leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft uiteindelijk een vergoeding aangeboden maar dat achten klagers te weinig gelet op de door hen geleden schade.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klagers hebben verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kunnen worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht verwijten klagers de gerechtsdeurwaarder dat deze nodeloos kosten heeft veroorzaakt. Als de gerechtsdeurwaarder direct had gereageerd op hun verweer en toegestuurde betalingsbewijzen, dan was de voortzetting van de executie niet nodig geweest. Volgens klagers hebben zij hierdoor schade geleden.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat de heffing door klagers is betaald nadat klagers reeds tot betaling waren gesommeerd en bovendien waren zij toen ook de administratiekosten verschuldigd. Het dwangbevel is dus terecht uitgevaardigd. Niet gebleken is dat klagers eerder dan op 27 augustus 2008 contact met de gerechtsdeurwaarder hebben opgenomen over de betaling. Klagers kunnen het de gerechtsdeurwaarder dus niet verwijten dat hij het dwangbevel toen al had betekend. Het heeft enige tijd geduurd voor de betaling was getraceerd, ook al omdat klagers niet aan de gerechtsdeurwaarder hebben betaald, maar aan de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder.

5.2 De voorzitter heeft voorts overwogen dat klagers het oplopen van de kosten aan zichzelf te wijten hebben. Het is niet duidelijk of er nu wel of niet beslag roerende zaken is gelegd. In ieder geval geldt dat b ij een geschil met betrekking tot de (verdere) tenuitvoerlegging van een executoriale titel artikel 438 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een algemene regeling geeft. Krachtens deze bepaling dienen geschillen met betrekking tot de executie voorgelegd te worden aan de bevoegde (executie)rechter. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geĆ«igende weg.

5.3 Als laatste heeft de voorzitter overwogen dat de onderhavige procedure zich niet leent voor toekenning van schadevergoeding, zo daartoe al aanleiding zou zijn.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1. De door klagers in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en de in verzet aangevoerde gronden bieden evenmin aanknopingspunten de motivering van de beslissing aan te passen. Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

6.2.. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, mr. A.C.A. Wildenburg en N.J.M. Tijhuis (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 juli 2009 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.