ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0303 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2009.291verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0303
Datum uitspraak: 14-07-2009
Datum publicatie: 21-09-2009
Zaaknummer(s): 2009.291verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De voorzitter heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van  14 juli 2009 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer 291.2009 ingesteld door:

[      ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde [     ]

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 7 april 2009 (zaaknummer 34.2009) heeft de plaatsvervangendvoorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen de gerechtsdeurwaarder ingediende klacht.

Bij brief van 21 april 2009 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 5 mei 2009, die dag per telefax ingekomen, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 23 juni 2009 waar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 14 juli 2009.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat in tegenstelling tot wat in de beslissing van de voorzitter staat vermeld, uit de brief van de gerechtsdeurwaarder aan [     ] Advocaten van 6 februari 2007 onomstotelijk blijkt dat de gerechtsdeurwaarder wel degelijk gelden onder zich heeft die aan klager toekomen. In die brief stelt de gerechtsdeurwaarder dat uit de uitspraken blijkt dat niet [     ] recht heeft op gelden van de verkoopopbrengst maar [     ] en klager.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht verwijt klager kort samengevat de gerechtsdeurwaarder dat na het versturen van de brief van 27 december 2008 zijn gemachtigde [     ] op 6 januari 2009 heeft gebeld met een medewerkster van de gerechtsdeurwaarder. Zij deelde mee dat zij nog zat te wachten op een reactie van haar opdrachtgeefster. Volgens klager is dit niet juist, omdat de gerechtsdeurwaarder en niet zijn opdrachtgeefster verantwoordelijk is voor de uitbetaling. Bij fax van 7 januari 2009 heeft klager zijn standpunt nogmaals aan de gerechtsdeurwaarder meegedeeld en deze gesommeerd om binnen twee dagen te betalen. Omdat dit niet is gebeurd is de klacht ingediend.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1. De voorzitter heeft ten aanzien van de klacht overwogen dat er geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen kan worden vastgesteld, alleen al omdat niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder gelden onder zich heeft die aan klager toekomen.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1. De door klager in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter. Uit de inmiddels onherroepelijk geworden uitspraak van de rechtbank [     ] van 20 september 2006 volgt dat klager geen recht kan doen gelden op de executieopbrengst die de gerechtsdeurwaarder onder zich heeft. De inhoud van de brief van de gerechtsdeurwaarder aan de curator van klagers gemachtigde [     ] van 6 februari 2007 doet hieraan niet af omdat die brief is geschreven op een moment dat het door klager ingestelde hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank [     ] kennelijk nog aanhangig was. De vraag of klager recht kon doen gelden op (een deel van) de executieopbrengst was toen nog niet definitief beantwoord. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter dan ook juist en de in verzet aangevoerde gronden bieden evenmin aanknopingspunten de motivering van de beslissing aan te passen. Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, mr. A.C.A. Wildenburg en N.J.M. Tijhuis (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 juli 2009 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.