ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0298 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2008.445

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0298
Datum uitspraak: 21-07-2009
Datum publicatie: 21-09-2009
Zaaknummer(s): 2008.445
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie: Het hebben van een belang in een handelsinformatiebureau verdraagt zich niet met de publieke functie van een gerechtsdeurwaarder.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 21 juli 2009 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 445.2008 ingesteld door:

DE Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBVG),

gevestigd te Den Haag,klaagster,

gemachtigde mr. J.D. van Vlastuin, advocaat te Utrecht,

tegen:

[     ] EN [     ],

gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden,

gemachtigde mr. dr. M.J.C. Visser, advocaat te Amsterdam.

Verloop van de procedure

Bij brief van 30 september 2008 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna de gerechtsdeurwaarders.

Na verkregen uitstel hebben de gerechtsdeurwaarders bij brief van 30 januari 2009 een verweerschrift ingediend.

De klacht is behandeld ter zitting van 16 juni 2009 waar de gemachtigde van klaagster, vergezeld door de voorzitter van klaagster en beklaagden, vergezeld door hun gemachtigde zijn verschenen. De gemachtigden hebben ieder een pleitnota overgelegd.

Van de behandeling ter terechtzitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 21 juli 2009.

Gronden van de beslissing

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)       Bij brief van 21 mei 2008 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarders medegedeeld dat klaagster bekend is geworden met het feit dat de gerechtsdeurwaarders een aandelenbelang hebben in [     ] te [     ], een zogenaamd handelsinformatiebureau. Klaagster heeft de gerechtsdeurwaarders verzocht mede te delen dat zij hun belangen in het handelsinformatiebureau op korte termijn zouden beëindigen en op te geven welke stappen door de gerechtsdeurwaarders zouden worden ondernomen om dit te bewerkstelligen.

b)       Bij brief van 21 mei 2008 hebben de gerechtsdeurwaarders klaagster uitleg verschaft over hun betrokkenheid bij het handelsinformatiebureau.

c)      Bij brief verzonden op 22 mei 2008 hebben de gerechtsdeurwaarders klaagster onder meer het volgende medegedeeld:

“Naar aanleiding van uw fax van 21 mei 2008 berichten wij u als volgt. Hedenochtend heeft een aandeelhoudersvergadering plaatsgevonden waarin is besloten dat de huidige directeur van [     ] wordt vervangen door mevrouw [     ]. De aandeelhouders [     ] en [    ] zullen op de korts mogelijke termijn hun aandelen afstoten.”

d)       Uit een uittreksel uit het handelsregister van 23 mei 2008 blijkt dat als enige bestuurder van [     ] staat ingeschreven [     ].

e)       Bij email van 27 mei 2008 heeft beklaagde sub 1 klaagster onder meer het volgende medegedeeld:

“In het vervolg op onze telefoongesprekken bevestig ik u dat [     ] en [     ] hun 20% aandelen in [     ] hebben overgedragen aan [     ]. U heeft telefonisch aangegeven dat deze aandelentransactie uw goedkeuring heeft.”

f)       Bij notariële akte van 4 juni 2008 zijn de aandelen van [     ] en [     ] in het kapitaal van [     ], overgedragen aan [     ].

g)      Bij brief van 11 juni 2008 heeft de voormalige voorzitter van klaagster de gerechtsdeurwaarders onder meer het volgende medegedeeld:

”Maandag 2 juni jl. bezochten ondergetekende en de heer [     ] uw kantoor aan de [     ] in [     ]. Ter plaatse constateerden wij dat er geen of geen afdoende (fysieke) scheiding is tussen de kantoren van gerechtsdeurwaarderskantoor [     ] en het verhaalsinformatiebureau [     ]. Het bestuur van de KBvG is van mening, dat een fysieke verstrengeling even onwenselijk is als het hebben van een belang in een verhaalsinformatiebureau. Wij verzoeken u dan ook zo spoedig mogelijk de fysieke scheiding van de beide bedrijven te bewerkstelligen en ons daarover te berichten. Ten aanzien van de aandelenoverdracht aan [     ], de besloten vennootschap van [     ] deel ik u mede dat het bestuur afstoting wenst van alle belangen in het handelsinformatiekantoor. Indien u met de overdracht aan [     ] kunt garanderen dat u daarmee ieder formeel en materieel belang heeft afgestoten, dan kan het bestuur niet anders dan akkoord gaan met deze overdracht. Wij vernemen op dit punt eveneens graag van u”

h)      Bij brief van 17 juni 2008 hebben de gerechtsdeurwaarders klaagster antwoord gegeven op de in de brief van 11 juni 2008 vermelde punten.

i)        Bij brief van 25 juni 2008 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarders onder meer medegedeeld niet overtuigd te zijn dat zij met de aandelenoverdracht ieder belang in [     ] hebben afgestoten en dat er geen afdoende fysieke scheiding bestaat tussen het gerechtsdeurwaarderskantoor en het verhaalsinformatiebureau en voorts een klacht zal worden ingediend bij de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders.

j)        Uit een uittreksel uit het handelsregister van 9 januari 2009 blijkt dat als enige aandeelhouder van [     ] staat ingeschreven [     ] en dat de onderneming is gevestigd te [     ].

2. De klacht

2.1 Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarders samengevat dat zij via hun persoonlijke holding een belang van 20% in een handelsinformatiebureau hebben verkregen. Het hebben van een belang in een handelsinformatiebureau schaadt het vertrouwen dat door een gerechtsdeurwaarder zorgvuldig wordt omgegaan met persoonsgegevens. Klaagster heeft de gerechtsdeurwaarders verzocht hun belang in het handelsinformatiebureau te beëindigen. De gerechtsdeurwaarders hebben medegedeeld dat zij hun aandelen in het handelsinformatiebureau hebben afgestoten en dat de bestuurder is vervangen door iemand die niet aan het kantoor is verbonden.

2.2 Tijdens een bezoek aan het deurwaarderskantoor en het handelsinformatiebureau hebben enkele bestuursleden van klaagster geconstateerd dat er geen fysieke afscheiding bestaat tussen het gerechtsdeurwaarderskantoor en het handelsinformatiebureau. Medewerkers van beide ondernemingen hebben vrije toegang tot elkaars werkruimten. De salesmanager van het deurwaarderskantoor deelde zijn werkruimte met medewerkers van het handelsinformatiebureau.

2.3 De gerechtsdeurwaarders hebben hun aandelen in het handelsinformatiebureau weliswaar direct overgedragen aan een vennootschap toebehorende aan oud gerechtsdeurwaarder [     ], maar klaagster is er niet van overtuigd dat daardoor de formele en materiele banden met het handelsinformatiebureau is verbroken. Zowel de fysieke verstrengeling als het onderbrengen van belangen bij een familielid wekken de schijn dat er nog onverminderd sprake is van een verbintenis tussen het gerechtsdeurwaarderskantoor en het handelsinformatiebureau. Er bestaat nog steeds het risico dat vertrouwelijke gegevens van het gerechtsdeurwaarderskantoor terecht komen bij het handelsinformatiebureau. De directeur van het gerechtsdeurwaarderskantoor heeft immers een belang van 20% in het handelsinformatiebureau. Bij het bezoek aan het handelsinformatiebureau hebben leden van het bestuur van klaagster geconstateerd dat onbeschreven briefpapier van het gerechtsdeurwaarderskantoor in het kantoor van het handelsinformatiebureau aanwezig was.

2.4 Ter zitting heeft klaagster medegedeeld het handelen van de gerechtsdeurwaarders in elk geval in de periode vóór 20 mei 2008 in strijd te achten met de tuchtrechtelijke norm. Klaagster heeft daarbij aangegeven welke bepalingen volgens haar zijn overtreden. Het uiteindelijke oordeel daarover is aan de Kamer.

De klacht heeft primair betrekking op de eerste periode. Uiteindelijk is op 1 januari 2009 de situatie tot stand gekomen in de door klaagster gewenste zin. Subsidiair vraagt klaagster de Kamer ook te oordelen over het handelen vanaf 20 mei 2008.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

3.1 De gerechtsdeurwaarders hebben primair aangevoerd dat klaagster niet in haar klacht kan worden ontvangen wegens handelen in strijd met het vertrouwensbeginsel.

De gerechtsdeurwaarders voeren daartoe aan dat klaagster - meer in het bijzonder haar toenmalige voorzitter - de gerechtsdeurwaarder meer dan eens, zowel schriftelijk, als mondeling bij kantoorbezoek alsmede telefonisch heeft bevestigd dat de door hen bewerkstelligde aandelentransactie en de wisseling van bestuurders afdoende was om de door klaagster geconstateerde problematiek op te lossen. De gerechtsdeurwaarders mochten erop vertrouwen dat klaagster geen verdere stappen tegen hen zou ondernemen.

3.2 Subsidiair hebben de gerechtsdeurwaarders aangevoerd dat de klacht niet conform het bepaalde in artikel 37, lid 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet voldoende met redenen is omkleed. De klacht is ontoereikend gemotiveerd. Klaagster heeft volstaan met een opsomming van de geconstateerde geschonden gedragsregels, zonder haar verwijt specifiek en afdoende toe te lichten. In de klacht wordt uitsluitend gewezen op de geconstateerde schijn van schending van de genoemde regels, zonder de betreffende feitelijke handelingen nader te omschrijven. Klaagster dient niet ontvankelijk te worden verklaard in haar klacht.

3.3 Meer subsidiair komt het verweer van de gerechtsdeurwaarders er kort gezegd op neer dat zij zodra de bezwaren van klaagster bekend waren direct en in overleg met de voormalige voorzitter van klaagster actie hebben ondernomen. Zij hebben de aandelen overgedragen aan een derde. Voorts heeft er een bestuurswisseling plaatsgevonden. De huurovereenkomst met [     ] is verbroken en [     ] is inmiddels gevestigd op een ander adres. Klaagster heeft slechts allerlei vermoedens en veronderstellingen geuit van handelen in strijd met de Verordening beroeps- en gedragsregels maar geen enkel concreet voorbeeld aangevoerd waaruit dat strijdige handelen blijkt.

4. De ontvankelijkheid van de klacht

4.1 Als PBO is klaagster de wettelijke taak toebedeeld een goede beroepsuitoefening en de vakbekwaamheid van gerechtsdeurwaarders te bevorderen. Klaagster is tevens belast met vaststellen van beroeps- en gedragsregels en regels met betrekking tot de integriteit. In dat kader dient klaagster misstanden te voorkomen en is zij bevoegd in desbetreffende gevallen op te treden.

4.2 Al in de brief van 21 mei 2008 van de voormalige voorzitter van klaagster wordt aangegeven dat de klacht hoe dan ook aan de tuchtrechter ter beoordeling zal worden voorgelegd. In de brief van 11 juni 2008 van de voormalige voorzitter van klaagster wordt ten aanzien van de aandelenoverdracht onder meer medegedeeld dat het bestuur met de aandelenoverdracht akkoord is indien de gerechtsdeurwaarders kunnen garanderen dat daarmee ieder formeel en materieel belang is afgestoten. Hiermee is door klaagster een duidelijk voorbehoud gemaakt voor het geval klaagster zou blijken dat niet ieder formeel of materieel belang zou zijn afgestoten. In die brief wordt ook een van die belangen aan de orde gesteld namelijk de fysieke scheiding van beide bedrijven, welke fysieke scheiding eerst in januari 2009 daadwerkelijk is gerealiseerd.

4.3 Naar het oordeel van de Kamer was op grond van de brief van 21 mei 2008 al duidelijk dat een klacht zou worden ingediend. Dat de voormalige voorzitter de vraag of het overdragen van de aandelen een acceptabele oplossing zou zijn bevestigend heeft beantwoord, doet hieraan niet af . Op grond hiervan kan niet worden gezegd dat klaagster het vertrouwen heeft gewekt dat geen klacht zou worden ingediend.

4.4 Klaagster heeft aan haar klacht samengevat ten grondslag gelegd dat de gerechtsdeurwaarders door te handelen als vermeld onder de feiten 2 tot en met 8 van de klacht, het aanzien van het ambt van gerechtsdeurwaarder hebben geschonden en daarom in strijd met het bepaalde in artikel 20 van de Gerechtsdeurwaarderswet hebben gehandeld. Op grond hiervan acht de Kamer de klacht voldoende met redenen omkleed. Klaagster kan in haar klacht worden ontvangen.

5. Beoordeling van de klacht.

5.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 Bij die beoordeling dient tot uitgangspunt dat een gerechtsdeurwaarder in de eerste plaats een publiek ambtenaar is. Een handelsinformatiebureau heeft kort gezegd tot doel gegevens (waaronder persoonsgegevens) te verzamelen en te verkopen. Naar het oordeel van de Kamer dient een gerechtdeurwaarder zich te onthouden van het nemen van een belang in een dergelijk bureau. Een gerechtsdeurwaarder is eerst en vooral publiek ambtenaar. Betrokkenheid bij een handelsinformatiebureau verdraagt zich niet met deze publieke functie.

5.3 Vast staat dat beide gerechtsdeurwaarders ten tijde van de doorstart van het handelsinformatiebureau in 2007 een aandeel in dat bureau hebben verkregen en behouden tot 4 juni 2008. In de periode na 4 juni 2008 zijn vragen gerezen over de fysieke scheiding tussen het handelsinformatiebureau en het kantoor van de gerechtsdeurwaarders. Aan die onduidelijkheid is pas per 1 januari 2009 een einde gekomen.

5.4 Naar het oordeel van de Kamer hebben de gerechtsdeurwaarders zich tot die laatste datum in een positie bevonden die zich niet verdraagt met het publieke ambt van een gerechtsdeurwaarder. Dat de gerechtsdeurwaarders persoonsgegevens kunnen verkrijgen van informatiebureaus en in dat kader informatiebureaus inschakelen doet hieraan niet af. De gegevens die van een informatiebureau worden verkregen zijn immers afkomstig uit diverse (openbare) bronnen waarover in beginsel een ieder kan beschikken. Een informatiebureau handelt in deze gegevens. De gerechtsdeurwaarder heeft ten behoeve van de uitoefening van zijn ambt, en alleen met dat doel, toegang tot informatie uit de GBA. Gelet op het beeld dat bij het publiek kan ontstaan dat de gerechtsdeurwaarder baat heeft bij de handel in informatie is een deelname in of samenwerking met een informatiebureau alleen al om die reden ongewenst. De overheidsmacht van de gerechtsdeurwaarder geeft hem het recht indien nodig inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van een burger. Het participeren in een handelsinformatiebureau kan vragen oproepen over de integriteit van de gerechtsdeurwaarder juist met betrekking tot de vertrouwelijke informatie van de GBA. Het valt de gerechtsdeurwaarders dan ook te verwijten dat zij zich hier onvoldoende rekenschap van hebben gegeven door een aandeel te nemen in een informatiebureau terwijl dat niet past bij het ambt van gerechtsdeurwaarder.

5.5. Klaagster heeft overigens geen, althans onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan aannemelijk is dat daadwerkelijk sprake is geweest van schending van de geheimhoudingsplicht.

5.6 De fysieke vestiging van het informatiebureau in een pand dat met een interne doorgang vanuit het pand van de gerechtsdeurwaarders zonder over de openbare weg te gaan kon worden bereikt, heeft naar het oordeel van de Kamer bijgedragen aan het beeld dat de gerechtsdeurwaarders betrokken waren bij het informatiebureau. Die betrokkenheid wordt, zoals hiervoor reeds is gezegd, onwenselijk geacht en is niet te verenigen met het ambt van gerechtdeurwaarder. De overdracht van de aandelen van de gerechtdeurwaarders in het informatiebureau aan de [    ] van de deurwaarder, de [     ] van het deurwaarderskantoor, heeft de situatie waarbij in ieder geval de schijn van verstrengeling werd gewekt niet overtuigend opgeheven.

6. Op grond van het voorgaande is de Kamer van oordeel dat de gerechtsdeurwaarders door te participeren in een handelsinformatiebureau het aanzien van het ambt hebben geschaad. In die zin acht de Kamer norm van artikel 20 van de Gerechtsdeurwaarderswet geschonden en zal de klacht gegrond worden verklaard.

7. De Kamer acht termen aanwezig de gerechtsdeurwaarder na te melden maatregel op te leggen, waarbij rekening is gehouden met het feit dat de gerechtsdeurwaarders direct na de brief van 21 mei 2008 van klaagster actie hebben ondernomen. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-         verklaart klaagster ontvankelijk in haar klacht;

-         verklaart de klacht gegrond;

-         legt de gerechtsdeurwaarders de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.M. Patijn en mr. A.C.J.J.M. Seuren (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juli 2009 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.