ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0294 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2008.599

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0294
Datum uitspraak: 21-07-2009
Datum publicatie: 21-09-2009
Zaaknummer(s): 2008.599
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klagers halen vorderingen door elkaar en zijn in de veronderstelling dat een van de vorderingen is voldaan. De gerechtsdeurwaarders hebben genoegzaam uitgelegd dat 1 van de vorderingen nog niet was voldaan.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 21 juli 2009 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 599.2008 ingesteld door:

[     ] en [     ],

beiden wonende te [     ],

klagers,

tegen:

1. [     ], gerechtsdeurwaarder te,

2. [     ]

3. [     ],

gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden (hierna gerechtsdeurwaarders sub 1),

gemachtigde [     ].

4. [     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde (hierna gerechtsdeurwaarder sub 2).

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen ingekomen van 30 december 2008, ingekomen op 31 december 2008, hebben klagers een klacht ingediend tegen gerechtsdeurwaarders sub 1 en gerechtsdeurwaarder sub 2.

Gerechtsdeurwaarders sub 1 hebben op 15 januari 2009 een verweerschrift ingediend.

Na verkregen uitstel heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 op 23 februari 2009 een verweerschrift ingediend.

Bij brief van 15 juni 2009 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

De klacht is behandeld ter zitting van 16 juni 2009 waar de gemachtigde van gerechtsdeurwaarders sub 1 is verschenen. De gemachtigde heeft een pleitnota overgelegd.

Van de behandeling ter terechtzitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De Kamer heeft de gemachtigde van gerechtsdeurwaarders sub 1 in de gelegenheid gesteld te reageren op de door de Kamer ter zitting gestelde vragen.

De gemachtigde heeft dit gedaan bij akte van 15 juni 2009.

De uitspraak is bepaald op 21 juli 2009.

1. De feiten

Ten aanzien van [     ] rekeningcourant met nummer [     ]

a)      Beklaagden sub 1 hebben op 16 mei 1997 van [     ] opdracht gekregen een vordering op klagers te innen in verband met een debetstand op voormelde rekeningcourant. De zaak is in behandeling genomen onder dossiernummer [     ].

b)      In verband met de destijds geldende regels zijn de ambtshandelingen op verzoek van beklaagden sub 1 uitgevoerd door beklaagde sub 2.

c)      Bij vonnis van de kantonrechter te [     ] van 5 november 1997 zijn klagers veroordeeld tot betaling van een bedrag van ƒ 2.765,23 vermeerderd met de overeengekomen rente van 19% per jaar over een bedrag van

ƒ 2.281,23 vanaf juni 1997 tot de dag van voldoening. Klagers zijn tevens veroordeeld in de kosten van het geding door de kantonrechter begroot op een bedrag van ƒ 846,98.

d)      Voormeld vonnis is op 5 januari 1998 aan klagers betekend, waarna op 27 maart 1998 executoriaal derdenbeslag is gelegd onder de Gemeente [     ]. Dit beslag is overbetekend aan klagers.

e)      Tot 2002 is door middel van het gelegde beslag ongeveer ƒ 50,- per maand ingehouden. Door cumulatieve beslagen is de inhouding teruggelopen naar ongeveer ƒ 9,- per maand in 2005.

f)        Op 15 februari 2005 hebben beklaagden sub 1 aan beklaagde sub 2 verzocht het dossier onder opgave van zijn kosten te sluiten. Dit is door beklaagden sub 1 niet aan klagers gemeld.

g)      Bij brief van 21 juli 2008 hebben beklaagden sub 1 aan klagers meegedeeld dat zij nog een bedrag van € 2.001,93 verschuldigd zijn. Hierbij is [     ] rekeningnummer [     ] en dossiernummer [     ] vermeld.

h)      Bij brief van 11 augustus 2008 hebben beklaagden sub 1 naar aanleiding van een brief van klagers van 27 juli 2008 uitleg verschaft over deze vordering.

i)        Bij brief van 14 augustus 2008 hebben klagers beklaagden sub 2 om nadere uitleg verzocht. Op deze brief is niet gereageerd.

j)        Bij brief van 10 september 2008 hebben de gerechtsdeurwaarders klagers tot betaling aangemaand. Klagers hebben bij brief van 14 september 2008 opnieuw om opheldering verzocht. Hierop hebben klagers sub 1 gereageerd bij brief van 23 september 2008. Daarbij is ook gewezen op een tweede nog openstaande vordering.

k)      Bij brief van 28 september 2006 (lees: 2008) hebben klagers op de brief van 23 september 2008 gereageerd.

l)        Vervolgens is over en weer gecorrespondeerd over de rechtmatigheid en de hoogte van de vordering.

m)    Bij brief van 12 oktober 2008 hebben klagers beklaagde sub 2 onder verwijzing naar hun eerdere brief van 14 augustus 2008 om nadere uitleg verzocht. Beklaagde sub 2 heeft vervolgens bij brief van 29 oktober 2008 een toelichting verstrekt.

n)      Op 20 november 2008 hebben beklaagden sub 1 ten laste van klagers beslag gelegd onder de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

o)      Bij brief van 5 december 2008 hebben klagers beklaagden sub 1 onder meer meegedeeld het bedrag van € 2.261,46 te zullen voldoen onder voorwaarde dat beklaagden sub 1 tekenen voor akkoord met de door klagers in die brief gestelde voorwaarden, waaronder de voorwaarde dat er geen nakomende kosten en of/renten zullen worden gerekend en dat geen andere zaken meer aanhangig zullen worden gemaakt. Beklaagden sub 1 hebben niet gereageerd op deze brief.

p)      Bij brief van 12 december 2008 hebben klagers aan beklaagden sub 1 meegedeeld het bedrag van € 2.261,46 te hebben overgeschreven. Dit bedrag is op 17 december 2008 bij beklaagden sub 1 ontvangen.

q)      Op 20 december 2008 hebben beklaagden sub 1 via de SVB € 729,64 ontvangen. Dit bedrag hebben zij op 24 december 2008 teruggestort aan de SVB.

r)       In januari 2009 is een restbedrag van € 12,32 via de SVB ontvangen, waarmee de vordering was voldaan.

Ten aanzien van [     ] doorlopend krediet [     ]

a)      [     ] had beklaagde sub 1 in 1997 eveneens een vordering terzake van voormeld krediet in behandeling gegeven met instructie in die zaak een afwachtende houding aan te nemen gelet op de vordering terzake van de rekening courant.

b)      Bij brief van 26 april 2000 heeft de opdrachtgever beklaagden sub 1 verzocht de zaak te sluiten, omdat dagvaarden gelet op de aflossingen in de andere zaak voorlopig weinig zin zou hebben.

c)      Beklaagden sub 1 hebben klagers bij brief van 26 mei 2004 (opnieuw) aangeschreven inzake deze vordering die inclusief rente € 7.348,37 bedraagt.

d)      Bij brief van 5 juli 2004 hebben beklaagde sub 1, in reactie op een schrijven van klagers van 31 mei 2004, toegelicht dat dit dossier betrekking heeft op het doorlopende krediet overeenkomst van klagers met de [     ] voor een bedrag van € 7.441,06.

e)      Bij brief van 14 juli 2004 hebben klagers de vordering betwist.

2. De klacht

2.1 Klager verwijten de gerechtsdeurwaarders -samengevat- dat deze hen in 2005 niet hebben ingelicht over het feit dat de zaak betreffende de rekening-courant op verzoek van de opdrachtgever was gesloten en hen ook niet hebben meegedeeld of er nog een vordering bestond en zo ja, tot welk bedrag. Klagers stellen zich op het standpunt dat zij er gelet op de gepleegde inhoudingen en op het feit dat er daarna jarenlang niets meer werd vernomen over de vordering op konden en mochten vertrouwen dat de vordering was voldaan.

2.2 Ten aanzien van het doorlopend krediet stellen klagers zich op het standpunt dat in die zaak geen vonnis is gewezen en dat hen daarvan niets bekend was. Klagers betwisten de hoogte van de door beklaagden sub 1 gemelde kosten. Voorts stellen zij dat de door beklaagden sub 1 en beklaagde sub 2 genoemde rente en kosten niet overeenkomen. Klagers menen dat beklaagden sub 1 te snel executoriaal beslag onder de SVB hebben gelegd op hun AOW-uitkering, zonder ook maar enigszins rekening te houden met een beslagvrije voet.

2.3 Tenslotte beklagen klagers zich erover dat zij de handelswijze van beklaagden tot extra kosten heeft geleid en over het feit dat zij van beklaagde sub 2 geen dan wel pas na een rappél reactie hebben gekregen op hun brief van 14 augustus 2008 en van beklaagden sub 2 geen reactie hebben gekregen op hun brieven van 5 en 12 december 2008 en dat de inhouding bij de SVB pas op 31 december 2008 terug is ontvangen bij de SVB.

3. Het verweer van beklaagden sub 1

3.1 Beklaagden sub 1 stellen zich op het standpunt – samengevat – dat de keuze van de schuldeiser om zich uit de verdeling terug te trekken en de zaak later opnieuw uit handen te geven, hen niet kan worden tegen geworpen. De schuldeiser heeft dat gedaan vanwege het feit dat haar aandeel in de verdeling van gelden uit het beslag fors was teruggelopen. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting aangevoerd dat het niet gebruikelijk was een debiteur mededeling te doen dat het dossier om redenen als vermeld wordt gesloten. De reden daarvoor is gelegen in het feit dat een dergelijke mededeling de verwachting kan wekken dat de vordering is voldaan, wat in dit geval niet zo was. Conform de met de schuldeiser geldende afspraken is de zaak in 2008 opnieuw in behandeling genomen. De gerechtsdeurwaarders stellen dat er zowel door hen als door beklaagde sub 2 uitleg is verstrekt over het feit dat vordering nog niet is afgedaan. Zij wijzen er daarbij op dat het vonnis, behoudens stuiting pas na 20 jaar verjaart en dat de opschorting van de executie bij weinig resultaat ook in het voordeel van de schuldenaar is.

3.2 De gerechtsdeurwaarders bestrijden dat extra kosten zijn ontstaan door hun handelswijze omdat de rente gelet op de lage inhoudingen, ook zou zijn opgelopen als het beslag niet was gestaakt. De kosten van de beslaglegging in 2008 hadden klagers kunnen voorkomen en overige extra kosten zijn niet gemaakt.

3.3 Klagers zijn ook aangeschreven voor een andere vordering van de schuldeiser. Het betreft een doorlopend krediet. Omdat klagers al waren gedagvaard in de zaak van de rekening courant en door hen niet op de aanmaning werd gereageerd, heeft de schuldeiser de gerechtsdeurwaarder de instructie gegeven in deze zaak een afwachtende houding in te nemen. Ook deze zaak is op verzoek van de schuldeiser weer in behandeling genomen. Klagers verkeerden in de veronderstelling dat deze vordering de zaak zou betreffen waarvoor een vonnis was verkregen. De gerechtsdeurwaarders hebben uitgelegd dat dit niet het geval was.

3.4 Klagers halen ondanks de gegeven uitleg twee vorderingen door elkaar aldus beklaagden. De gerechtsdeurwaarders zijn dan ook van mening dat er geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

4. Het verweer van beklaagde sub 2

De gerechtsdeurwaarder is eveneens van mening dat er geen sprake is van tuchtwaardig handelen. Hij heeft daartoe - samengevat - aangevoerd dat de brief van 14 augustus 2008 niet is beantwoord omdat in een telefoongesprek op 20 augustus 2008 tussen klager en een medewerkster informatie was verstrekt en de gerechtsdeurwaarder meende dat de vragen daarmee voldoende waren beantwoord. Hij verwijst naar de in zijn brief van 29 oktober 2008 gegeven uitleg. De gerechtsdeurwaarder wijst erop dat klagers nooit hebben geïnformeerd naar de stand van zaken en bestrijdt dat er een (relevant) verschil bestaat in de hoogte van de rente en de kosten die hij en beklaagden sub 1 noemen. Er zijn geen onnodige kosten gemaakt. De gerechtsdeurwaarder is van mening dat op goede gronden de in het vonnis genoemde rente van 19% per jaar over € 1.254,81 vanaf 10 juni 2007 is doorgevoerd.

5. Beoordeling van de klacht.

5.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 Ten aanzien van het verwijt dat klagers niet zijn ingelicht over het sluiten van het dossier geldt het volgende. Gezien de door de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder gegeven uitleg dat dit niet gebruikelijk was en waarom, kan de Kamer begrijpen waarom klagers niet op de hoogte zijn gesteld van het feit dat het dossier voorlopig werd teruggenomen. Althans de Kamer acht het in dit geval niet tuchtrechtelijk laakbaar dat klagers daarover niet zijn ingelicht. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting overigens aangegeven dat debiteuren thans wel op de hoogte worden gebracht.

5.3 Hoewel het niet geheel onbegrijpelijk is dat klagers de vorderingen door elkaar hebben gehaald, hebben beklaagden sub 1 klagers in hun brieven voldoende duidelijk gemaakt hoe het met de vorderingen stond. Naar het oordeel van de Kamer konden klagers, gezien de in het vonnis vermelde rentepercentage en het feit dat op enig moment nog slechts ongeveer € 9,00 per maand voor de schuldeiser werd ingehouden, er niet op vertrouwen dat de vordering van de Bank was voldaan.

5.4 Klagers kunnen ook niet worden gevolgd in hun standpunt dat de tweede vordering ter sprake had moeten worden gebracht bij de in 1997 gevolgde rechtsgang. Het is aan de schuldeiser om te bepalen of een vordering aan de rechter wordt voorgelegd of niet.

5.5 Ten aanzien van de kosten geldt dat de gerechtsdeurwaarder in zijn akte van 15 juni 2009 een specificatie heeft gegeven van de vordering en de aan klagers in rekening gebrachte kosten. Uit die specificatie is niet gebleken dat er onnodige kosten zijn gemaakt. Kosten die abusievelijk in het proces-verbaal zijn vermeld, zijn niet aan klagers in rekening gebracht. Dat de door de gerechtsdeurwaarders genoemde bedragen aan rente niet exact overeenkomen is juist maar die verschillen zijn niet zo groot dat kan worden gezegd dat door de gerechtsdeurwaarders tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld. Bovendien gaat het erom wat uiteindelijk aan rente is voldaan.

5.6 In de brief van 10 september 2008 wordt een beslag aangekondigd. In de brief van 7 oktober 2008 wordt verdere executie van het vonnis aangezegd. Het beslag is gelegd op 30 november 2008. Klagers kunnen dan ook niet worden gevolgd in hun stelling dat te snel beslag is gelegd. In de akte van 15 juni 2009 heeft de gerechtsdeurwaarder, gemotiveerd en voorzien van bewijsstukken, aangetoond dat er aanvullende inkomsten waren op grond waarvan de beslagvrije voet op nihil werd gesteld. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen is ook op dit punt niet gebleken.

5.7 Naar het oordeel van de Kamer mag van de gerechtsdeurwaarder worden verwacht dat hij brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde vordering binnen een redelijke termijn beantwoordt. Dat gerechtsdeurwaarders sub 1 de brieven van klagers van 5 en 12 december 2008 niet hebben beantwoord is in het licht van de eerdere beantwoording en de gegeven uitleg in dit geval echter niet tuchtrechtelijk laakbaar. De brief van 14 augustus 2008 is door gerechtsdeurwaarder sub 2 uiteindelijk beantwoord op 29 oktober 2008. Dat is langer dan in het algemeen wenselijk maar niet zo lang dat daarmee tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld.

6. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-         verklaart de klachten ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.M. Patijn en mr. A.C.J.J.M. Seuren (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juli 2009 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.