ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0288 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2009.152verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0288
Datum uitspraak: 30-06-2009
Datum publicatie: 17-07-2009
Zaaknummer(s): 2009.152verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet tegen voorzittersbeslissing. De voorzitter acht de klacht kannelijk ongegrond. De Kamer is het met die beslissing eens.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van  30 juni 2009 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer 152.2009 ingesteld door:

[      ] B.V.,

gevestigd te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

(waarnemend) gerechtsdeurwaarder te [     [,

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 3 februari 2009 (zaaknummer 572.2008) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klaagster tegen de gerechtsdeurwaarder ingediende klacht.

Bij brief van 11 februari 2009 is klaagster een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 24 februari 2009, ingekomen op 25 februari 2009, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Bij brieven van 21 en 24 april en 8 mei 2009 heeft klaagster nadere gereageerd.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 19 mei 2009 waar gerechtsdeurwaarder is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 30 juni 2009.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat slechts de gerechtsdeurwaarder in de beschikking wordt genoemd en niet de overige in de klacht genoemde medewerkers van zijn kantoor. Dat geen tijdig verzet is gedaan, is gezien de hoeveelheid verweer- en bezwaarschriften aan het CJIB, Politie, Justitie, rechtbanken en gerechtsdeurwaarders onjuist. De meeste daarvan zijn niet eens fatsoenlijk beantwoord of met dooddoeners van tafel geveegd.

Daarnaast zijn de klachten met betrekking tot de hoge kosten buiten beschouwing gelaten. Verder is voorbijgegaan aan het feit dat voor geen enkele aantijging ooit wettig en overtuigend bewijs is geleverd. Zelfs de meest simpele gestelde vraag waar in de wet geschreven staat dat het CJIB en anderen niet bewijsplichtig zijn, is niet beantwoord.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

4.1 In de inleidende klacht verwijt klaagster kort samengevat de gerechtsdeurwaarder dat de dwangbevelen ten onrechte zijn uitgevaardigd, omdat [     ] de daaraan ten grondslag liggende overtredingen onmogelijk kan hebben begaan. Hierover is herhaaldelijk contact opgenomen, zowel met het CJIB als met de gerechtsdeurwaarder, maar zij hebben geweigerd om met bewijzen te komen. Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder voorts veel te hoge kosten in rekening te hebben gebracht en niet of nauwelijks op brieven te hebben gereageerd.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat op een gerechtsdeurwaarder ingevolge artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet, behoudens hier niet van toepassing zijnde uitzonderingen, de verplichting rust om wanneer daarom wordt verzocht, zoals in dit geval door het CJIB, de ambtshandelingen te verrichten waartoe hij bevoegd is. Gesteld noch gebleken is dat de onderhavige dwangbevelen niet rechtsgeldig zijn uitgevaardigd. Zij zijn  onherroepelijk geworden, omdat daartegen niet tijdig verzet is ingesteld dan wel dit verzet ongegrond is verklaard. Daardoor zijn de op het dwangbevel vermelde bedragen en ook de bijkomende kosten verschuldigd. Dit is door de wetgever zo bepaald en klaagster kan de gerechtsdeurwaarder hier geen verwijt van maken.

5.2 Daarnaast heeft de voorzitter overwogen dat door de gerechtsdeurwaarder terecht is aangevoerd dat het niet aan de gerechtsdeurwaarder is om te bewijzen dat de gedragingen (verkeersovertredingen) zijn begaan. Klaagster [     ] had dat in beroep bij de officier van justitie aan de orde kunnen stellen of in een verzetprocedure tegen uitvaardiging van de dwangbevelen bij de kantonrechter, en heeft dit kennelijk ook gedaan bij enkele dwangbevelen. Dat het verzet ongegrond is verklaard, kan klaagster de gerechtsdeurwaarder niet kwalijk nemen. Evenmin is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder niet op klaagsters brieven (dan wel op die van [      ]) heeft gereageerd, aldus de voorzitter.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

De door klaagster in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter, die de Kamer juist acht en bieden evenmin aanknopingspunten de motivering van de beslissing aan te passen. Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. G.H.I.J. Hage en M.J-M.L. Baudoin (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 juni 2009 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.