ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0278 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2009.1

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0278
Datum uitspraak: 30-06-2009
Datum publicatie: 17-07-2009
Zaaknummer(s): 2009.1
Onderwerp: Beroepsorganisatie
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie: Bij beslissing van de Kamer van 16 december 2008 (LJN YB0007) is de gerechtsdeurwaarder uit zijn ambt ontzet. Deze beslissing is in hoger beroep door het Gerechtshof te Amsterdam bekrachtigd. (LJN: BH7876).  In de periode tussen de uitspraak van de Kamer en de behandeling in hoger beroep heeft de beroepsorganisatie een nieuwe klacht tevens inhoudende een verzoek om schorsing ex artikel 38 Gdw ingediend. Het verzoek is bij beslissing van 20 januari 2009 door de Kamer toegewezen (LJN YB0134). De onderhavige uitspraak betreft de klacht dat door de gerechtsdeurwaarder een brief is gebruikt waarvan door de ondertekenaar aangifte is gedaan tegen de gerechtsdeurwaarder wegens valsheid in geschrifte. De Kamer is van oordeel dat gerechtsdeurwaarder een brief heeft gebruikt waarvan de authenticiteit serieus wordt betwist en waarmee de gerechtsdeurwaarder heeft trachten aan te tonen dat zijn beweringen omtrent de contante opname en de uitbetaling daarvan aan een medewerker van [     ] juist zijn.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 30 juni 2009 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 1.2009 ingesteld door:

Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders ,

gevestigd te ‘s-Gravenhage,

klaagster,

gemachtigde: mr. J.M. Wisseborn,

voorzitter,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen ingekomen op 29 december 2008 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder, tevens houdende een verzoek om de gerechtsdeurwaarder in afwachting van een beslissing op de klacht te schorsen.

Het verzoek tot toepassing van artikel 38 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet is behandeld ter zitting van 13 januari 2009.

Bij beslissing van 20 januari 2009 is de gerechtsdeurwaarder geschorst tot 14 juli 2009 en is de behandeling van de klacht bepaald op heden.

De klacht is behandeld ter terechtzitting van 19 mei 2009, alwaar niemand is verschenen.

Van de behandeling ter terechtzitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 30 juni 2009.

1. De feiten

a)      De gerechtsdeurwaarder oefent een gerechtsdeurwaarderspraktijk uit met als vestigingsplaats [     ].

b)      Bij beslissing van 4 november 2008 (zaaknummer 405.2008) heeft de Kamer de gerechtsdeurwaarder met onmiddellijke ingang geschorst tot dinsdag 13 januari 2009 naar aanleiding van een verzoek, tevens klacht, van het Bureau Financieel Toezicht, gevestigd te Utrecht.

c)      Bij beslissing van 16 december 2008 (zaaknummer 487.2008) heeft de Kamer de klacht van het Bureau Financieel Toezicht gegrond verklaard en de gerechtsdeurwaarder uit zijn ambt ontzet, nadat de beslissing onherroepelijk zou zijn geworden.

d)      Bij beslissing van 24 maart 2009 (LJN: BH7876) heeft het Gerechtshof te Amsterdam het door de gerechtsdeurwaarder ingestelde hoger beroep tegen de beslissing van de Kamer van 16 december 2008 verworpen, waarmee de beslissing van de Kamer onherroepelijk is geworden.

e)      Bij fax van 18 december 2008 heeft de advocaat van de gerechtsdeurwaarder en van zijn kantoor, zich gewend tot de advocaat van [     ] N.V., gevestigd te [     ] en [     ] [     ] B.V., gevestigd te [     ].  In deze fax wordt verwezen naar een meegestuurde brief die de gerechtsdeurwaarder heeft ontvangen van de voorzitter van de [     ] van [     ], de heer [     ]. In deze brief bevestigt de heer [     ] – kort gezegd – aan de gerechtsdeurwaarder de ontvangst van een bedrag van  € 700.000,00 en verlenen partijen, [     ], [     ] gerechtsdeurwaarderskantoor B.V., [     ] Beheer B.V. en [     ] B.V. elkaar over en weer volledige kwijting. In verband hiermee verzoekt de raadsman om de ten laste van zijn cliënten gelegde beslagen onmiddellijk op te heffen en de aanhangige procedure te schorsen.

f)        Namens [     ] N.V. en [     ] B.V. is bij brief van 23 december 2008 door mr.  [     ], advocaat te [      ], aangifte wegens valsheid in geschrifte gedaan tegen de gerechtsdeurwaarder en zijn kantoor, omdat de brief een falsificatie betreft, nu [      ] heeft bestreden dat hij de brief van 9 december 2008 heeft opgesteld en verzonden. De brief van 23 december 2008 is mede door [     ] ondertekend.

g)      Het Bureau Financieel Toezicht en klaagster hebben eveneens aangifte gedaan tegen de gerechtsdeurwaarder wegens verduistering en valsheid in geschrifte.

2. De klacht

Klaagster heeft samengevat aangevoerd dat zij in kennis is gesteld van het feit dat de gerechtsdeurwaarder een brief zou hebben ontvangen afkomstig van de voorzitter van de [     ] van [     ], de heer [     ]. Desgevraagd is door [     ] ontkend dat de brief door de voorzitter van de [     ] is opgesteld en namens [     ] is verzonden. Met inachtneming van de uitspraak van de Kamer van 16 december 2008 en in het bijzonder gelet op de overwegingen 4.5 en 4.6 in die uitspraak, lijkt het duidelijk dat de gerechtsdeurwaarder met deze brief heeft trachten aan te tonen dat zijn beweringen omtrent de contante opname en de uitbetaling daarvan aan een medewerker van [     ] juist zijn. Gezien de duidelijke ontkenning van de authenticiteit van de brief door [     ], kan de conclusie slechts zijn dat de gerechtsdeurwaarder een brief heeft gebruikt waarvan de authenticiteit is betwist, hij deze brief heeft vervaardigd dan wel betrokken is bij de vervaardiging daarvan.

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij met deze handelwijze in strijd heeft gehandeld in strijd met artikel 1 van de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft samengevat als verweer aangevoerd dat klaagster geen bewijs heeft geleverd van haar stellingen. De gerechtsdeurwaarder heeft de stellige indruk dat [     ] in deze procedure een grote invloed heeft op de gang van zaken.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in  artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De Kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder hetgeen klaagster aan haar klacht ten grondslag heeft gelegd, volstrekt onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken. In haar uitspraak van 24 maart 2009 heeft het Gerechtshof onder rechtsoverweging 6.3 onder meer overwogen dat de advocaat van [     ] in de aangifte heeft gewezen op een vijftal onderdelen in de brief en het briefpapier, waaruit zou blijken dat het om een vervalsing gaat. De gerechtsdeurwaarder heeft zelfs geen begin van een verklaring gegeven voor deze afwijkingen, aldus het Gerechtshof.

4.3 Niet kan worden vastgesteld dat de gewraakte brief is vervaardigd door de gerechtsdeurwaarder. Dat kan slechts worden vastgesteld in een civiele- dan wel strafrechtelijke procedure. Wel kan worden vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarder een brief heeft gebruikt waarvan de authenticiteit serieus wordt betwist en waarmee de gerechtsdeurwaarder heeft trachten aan te tonen dat zijn beweringen omtrent de contante opname en de uitbetaling daarvan aan een medewerker van [     ] juist zijn.

Dat is naar het oordeel van de Kamer tuchtrechtelijk laakbaar, zodat de klacht terecht is voorgesteld.

4.4 Weliswaar is de gerechtsdeurwaarder uit zijn ambt ontzet maar op grond van artikel 34, vijfde lid Gdw blijven gerechtsdeurwaarders die niet meer als zodanig werkzaam zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten gedurende de tijd dat zij als zodanig werkzaam waren. Ook aan hen kunnen derhalve de in artikel 43, tweede lid Gdw genoemde maatregelen worden opgelegd. Dit is slechts anders indien het een maatregel betreft die er zich uit zijn aard niet voor leent om alsnog te worden opgelegd, zoals de maatregel van schorsing of ontzetting uit het ambt.

4.5 Gezien het voorgaande dient de klacht gegrond te worden verklaard. Nu de maatregel van ontzetting niet in aanmerking komt, welke maatregel gelet op hetgeen onder 4.4 is overwogen anders wel op zijn plaats zou zijn, zal de Kamer zich beperken tot het opleggen van na te melden maatregel.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-         verklaart de klacht gegrond;

-         legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. G.H.I.J. Hage en M.J-M.L. Baudoin (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 juni 2009 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.