ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0251 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2009.211

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0251
Datum uitspraak: 02-06-2009
Datum publicatie: 10-07-2009
Zaaknummer(s): 2009.211
Onderwerp: Financieel toezicht
Beslissingen: Schorsing
Inhoudsindicatie: Bewaringstekort. Gelden van derdengeldrekening gebruiken voor betaling van kantoorkosten en prive-opnamen. Recidive. Schorsing voor de duur van 1 jaar.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 2 juni 2009 zoals bedoeld in artikel 43, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 211.2009 ingesteld door:

BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT,

(hierna ook: het BFT)

gevestigd te Utrecht,

klager,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Verloop van de procedure

Bij brief ingekomen op 3 april 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 21 april 2009, alwaar de gemachtigde van klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op

2 juni 2009.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.

Uit een onderzoek van het BFT is gebleken dat er bij de gerechtsdeurwaarder sinds februari 2007 sprake is van een negatieve bewaringspositie, niet tijdige doorbetaling van gelden en betaling van kantoorkosten van de kwaliteitsrekeningen.

2. De klacht

Het BFT verwijt de gerechtsdeurwaarder kort samengevat – dat er vanaf 2007 (opnieuw) sprake is van:

1.         een negatieve bewaarpositie

2.         niet tijdig doorbetalen van gelden

3.         betaling van kantoorkosten van de kwaliteitsrekeningen.

Het BFT is van mening dat dit de gerechtsdeurwaarder kan worden aangerekend. De gerechtsdeurwaarder heeft in drie gevallen de gelden die hij ten behoeve van opdrachtgevers heeft ontvangen niet geadministreerd in de zakenadministratie maar op een grootboekrekening “kruisposten”. Eerst in maart 2009 heeft hij gehoor gegeven aan het verzoek om een en ander te analyseren. De gerechtsdeurwaarder hoorde te weten dat het boeken van incasso- en afwikkelingskosten in de dossiers, terwijl die door het automatiseringssysteem al worden berekend, leidt tot een onjuiste berekening van de bewaringspositie. Voorts is het bewaringstekort niet direct aangevuld. Daarnaast heeft de gerechtsdeurwaarder ondanks verzoeken daartoe van een opdrachtgever, niet voldaan aan de verplichting om ontvangen bedragen tijdig door te betalen. Tenslotte heeft hij erkend derdengelden te hebben gebruikt voor betaling van de kantoorkosten en voor het doen van privé-opnamen, terwijl hij wist dat dit niet is toegestaan. Omdat aan de gerechtsdeurwaarder al meerdere malen maatregelen zijn opgelegd met betrekking tot soortgelijke klachten heeft het BFT de Kamer verzocht daarmee rekening te houden bij de vaststelling van de strafmaat.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht op alle onderdelen erkend. Als verzachtende omstandigheid heeft hij aangevoerd dat hij in 2007 tien maanden ziek is geweest, waardoor hij de administratie niet accuraat heeft kunnen voeren. Voorts heeft hij aangevoerd dat de tekorten ook werden aangezuiverd doordat op de derdengeldrekeningen (privé-)gelden werden gestort door bijvoorbeeld de Belastingdienst.

4. Beoordeling van de klacht

4.1. Uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht is dat volgens artikel 19 van de Gerechtsdeurwaarderswet, de kwaliteitsrekening (hierna ook: de derdenrekening) uitsluitend bestemd is voor gelden die de gerechtsdeurwaarder in verband met zijn werkzaamheden als zodanig ten behoeve van derden onder zich neemt en voor gelden die aan hem worden toevertrouwd ten behoeve van derden. De gerechtsdeurwaarder mag van deze rekening uitsluitend betalingen doen aan de rechthebbenden. Artikel 5 van de Administratieverordening gerechtsdeurwaarders heeft een overeenkomstige strekking. De gerechtsdeurwaarder heeft deze bepalingen geschonden.

4.2. Voorts staat vast dat de derdenrekening van de gerechtsdeurwaarder een negatieve bewaarpositie had en heeft, dat er gelden niet tijdig zijn doorbetaald en dat kantoorkosten zijn betaald van de derdenrekening, waarmee de verplichtingen voortvloeiende uit art. 19 van de Gerechtsdeurwaarderswet en artikel 5 en 7 van de Administratieverordening niet zijn nagekomen.

4.3. De gerechtsdeurwaarder heeft de tekorten niet tijdig kunnen aanvullen. Op dit moment zijn er nog geen feiten bekend op grond waarvan zou kunnen blijken dat de volgens de gerechtsdeurwaarder sedert 2008 ingezette verbetering zodanig is en zal blijven dat de gerechtsdeurwaarder in staat is om het bewaartekort op korte termijn aan te zuiveren.

4.4. Ter bescherming van de belangen van de justitiabelen mag het vermogen van de gerechtsdeurwaarder niet vermengd worden met de gelden die ten behoeve van opdrachtgevers/justitiabelen worden ontvangen. De gerechtsdeurwaarder diende zich hiervan temeer bewust te zijn gelet op de eerder ingediende klachten waarbij, laatstelijk in 2006, ook al maatregelen zijn opgelegd wegens een negatieve bewaringspositie, het ten onrechte verrekenen van gelden en het onder zich houden van gelden zonder mededeling daarvan te doen aan de rechthebbenden.

4.5. Niet gezegd kan worden dat de gerechtsdeurwaarder ter zake van de hem verweten feiten geen verwijt treft. Noch het gegeven dat een door hem gevraagd rapport van zijn accountant op zich liet wachten, noch zijn ziekte kunnen tot dat oordeel leiden. Dit zijn omstandigheden die volledig voor zijn rekening en risico komen. Het had immers op zijn weg gelegen om tijdens zijn ziekte voor adequate vervanging te zorgen.

4.6 Voorts is van belang dat, zoals ter zitting onweersproken is gesteld, het systeem door het BFT meermalen is uitgelegd aan de gerechtsdeurwaarder. Dat de huidige situatie is ontstaan valt de gerechtsdeurwaarder dan ook volledig aan te rekenen.

4.7. Vorenstaande leidt ertoe dat de klacht gegrond dient te worden verklaard. De gerechtsdeurwaarder heeft door te handelen op de wijze als hiervoor omschreven in ernstige mate gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm als bedoeld in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet, waardoor grote risico's zijn ontstaan.

4.8. Nu het vanaf 2003 de zevende maal is dat het BFT een klacht indient over soortgelijke feiten en die klachten steeds gegrond zijn verklaard, al dan niet onder oplegging van een maatregel, is de Kamer van oordeel dat er aanleiding bestaat tot het opleggen van na te melden maatregel.

5. Vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van schorsing voor de duur van één jaar op, welke maatregel van kracht wordt op een na het onherroepelijk worden van deze beslissing, per aangetekende brief aan de gerechtsdeurwaarder door de Kamer mee te delen datum.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, mr. G.H.I.J. Hage en N.J.M. Tijhuis (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

2 juni 2009 in tegenwoordigheid van H.A.J. van der Lee, secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.