ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0249 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2009.50verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0249
Datum uitspraak: 06-05-2009
Datum publicatie: 10-07-2009
Zaaknummer(s): 2009.50verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer ziet geen aanleiding anders te beslissen dan de voorzitter. Verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van  6 mei 2009 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer 50.2009 ingesteld door:

[     ],

verblijvende in de PI [     ], locatie [     ],

klaagster,                                        

tegen:

1. [     ],

2. [     ],

beiden gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagden.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 23 december 2008 (zaaknummers 449.2008, 463.2008 en 570.2008) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een aantal door klaagster tegen de gerechtsdeurwaarders ingediende klachten.

Bij brief van 2 januari 2009 is klaagster een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 9 januari 2009 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 maart 2009 waar gerechtsdeurwaarder sub 2 is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 6 mei 2009.

2. De gronden van het verzet

De door klaagster in verzet aangevoerde gronden komen er kort gezegd op neer dat zij de gronden bestrijd waarop gerechtsdeurwaarder sub 1 indertijd de incasso van de achterstallige huurpenningen ter hand heeft genomen. Klaagster had betaling van de huur opgeschort in verband met onderhoudsgebreken. Vervolgens heeft de verhuurder het water en de elektriciteit afgesloten, heeft haar woning betreden zonder toestemming, alles met het doel klaagster weg te pesten. Klaagster bestrijdt ooit gewelddadig te zijn opgetreden tegen de gerechtsdeurwaarders.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klachten verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarders kort samengevat dat zij door haar aan hen verzonden brieven niet hebben beantwoord en dat zij haar bejegend hebben op een wijze die niet bij hun beroep past. Daarnaast stelt klaagster dat de handelswijze van beide beklaagden in strijd is (geweest) met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat de incasso die de gerechtsdeurwaarders op klaagster in behandeling hebben gehad, speelde in 2001-2002. In de brief van 1 februari 2008 aan gerechtsdeurwaarder sub 1 verzoekt klaagster om een afschrift van de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders. In de brief van 20 juni 2008 verzoekt klaagsters om toezending van de beschikkingen tot ontruiming in 2001/2002 van de Rechtbank [     ] van een woning aan de [      ] te [      ] en naar de voorzitter begrijpt van de woning aan de [     ]. Voorts vraagt zij om inhoudelijke stukken, die aan de vorderingen die tot ontruiming hebben geleid ten grondslag liggen.

5.2 De voorzitter ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de gemotiveerde betwisting door de gerechtsdeurwaarders dat zij de door klaagster beweerdelijk op 1 februari 2008 en 20 juni 2008 aan hen gezonden brieven, niet hebben ontvangen. Hierbij wordt opgemerkt dat niet is gebleken dat klaagster voormelde brieven aangetekend heeft verzonden. Het risico dat deze brieven niet zijn ontvangen ligt volgens vaste jurisprudentie in zo’n geval bij klaagster.

5.3 Voorts is er geen reden tot twijfel aan de stelling van de gerechtsdeurwaarder dat zij klaagster niet onheus hebben bejegend. De gedingstukken geven eerder aanleiding voor het aannemen van de tegenovergestelde situatie.

5.4 De door gerechtsdeurwaarder sub 1 na ontvangst van de klacht, in reactie op de brief van klaagster van 1 februari 2008 gezonden brief van 29 oktober 2008 geeft evenmin aanleiding om te oordelen dat er sprake is of is geweest van klachtwaardig gedrag.

5.5 Vorenstaande betekent dat wat klaagster ten aanzien van beide gerechtsdeurwaarders heeft aangevoerd niet tot het oordeel kan leiden dat beklaagden jegens haar zouden hebben gehandeld op een wijze die tuchtrechtelijk laakbaar is.

5.6 Ter voorlichting van klaagster wordt nog opgemerkt dat een tuchtprocedure als de onderhavige geen plaats biedt voor een antwoord op de vraag of er sprake is of zou zijn geweest van een schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Deze beginselen zien op het handelen van een bestuursorgaan, aldus de voorzitter.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

De door klaagster in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer verder geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter, die de Kamer juist acht, en bieden evenmin aanknopingspunten de motivering van de beslissing aan te passen. Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.M. Patijn en N.J.M. Tijhuis leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 mei 2009 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.