ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0247 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2008.532

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0247
Datum uitspraak: 06-05-2009
Datum publicatie: 10-07-2009
Zaaknummer(s): 2008.532
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet tijdig reageren op betalingsvoorstel.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 6 mei 2009 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 532.2008 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen van 6 november 2008, ingekomen op 11 november 2008, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief met bijlagen van 30 december 2008, ingekomen op 31 december 2008, heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 maart 2009 alwaar niemand is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 6 mei 2009.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)      Bij vonnis van 18 juli 2007 is de echtgenote van klager door de kantonrechter te [     ] veroordeeld tot betaling van een geldsom. Het vonnis is bij exploot van 9 augustus 2007 aan de echtgenote van klager betekend.

b)      Bij brief van 21 mei 2008 gericht aan de echtgenote van klager heeft de gerechtsdeurwaarder meegedeeld dat beslag zal worden gelegd, welk beslag bij exploot van 26 juni 2008 is gelegd.

c)      Klager heeft bij brief van 19 september een betalingsvoorstel gedaan aan de gerechtsdeurwaarder.

d)      Bij exploot van 25 september 2008 is ten laste van de echtgenote van klager beslag gelegd op roerende zaken.

e)      Bij brief van 30 september 2008 heeft klager de gerechtsdeurwaarders om een reactie op het door hem op 19 september 2008 gedane betalingsvoorstel verzocht.

f)        Op 10 oktober 2008 is het proces-verbaal van beslag betekend met aanzegging van de openbare verkoop van de in beslaggenomen zaken tegen 12 november 2008. Op 6 november 2008 is een biljet ‘Verkoop bij executie’ op de deur van klager opgehangen.

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder op 21 mei 2008 een beslag aan te kondigen terwijl eerst in juli 2008 een rechterlijke uitspraak is geweest. Verder heeft klager een betalingsvoorstel gedaan waarop hij een inkomstenformulier heeft ontvangen. Op 30 september 2008 heeft klager het ingevulde formulier naar de gerechtsdeurwaarder verzonden. Op die brief is geen antwoord gekomen. Wel is beslag gelegd op de roerende zaken van klager. Naar klager meent voor een andere zaak. Op 30 oktober 2008 heeft klager nogmaals een brief naar de gerechtsdeurwaarder verzonden. Daarop heeft hij een brief op zijn deur aangetroffen met de mededeling verkoop bij executie. Inmiddels is een regeling met de gerechtsdeurwaarder getroffen. Klager vindt toch dat hij onredelijk is behandeld en er extra kosten zijn gemaakt die niet gemaakt hadden hoeven worden.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat inderdaad per abuis de door klager in een brief van 30 oktober 2008 bijgesloten inkomens- en uitgavenopgave niet is opgemerkt en dat daardoor de zaak niet is herkend als een zaak waarin een betalingsvoorstel is gedaan. Ten aanzien van de beslaglegging stelt de gerechtsdeurwaarder zich op het standpunt dat die gerechtvaardigd was omdat het ging om de tenuitvoerlegging van een vonnis van 18 juli 2007 dat op 9 augustus 2007 is betekend met bevel tot betaling. Gelet op het feit dat niet aan het bevel is voldaan is beslag aangekondigd en gelegd. Zonder de genomen executiemaatregelen zou betaling niet hebben plaatsgevonden. Een eerste betaling is gedaan nadat er beslag is gelegd. Vervolgbetalingen hebben niet vrijwillig plaatsgevonden, maar na genomen executiemaatregelen. De gerechtsdeurwaarder ziet niet in dat er onredelijk dan wel onacceptabel zou zijn gehandeld.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn slechts gerechtsdeurwaarders (waarnemend gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders inbegrepen) aan tuchtrechtspraak zijn onderworpen. Het gerechtsdeurwaarderskantoor [      ] kan daarom niet worden aangemerkt als beklaagde. De verweervoerende gerechtsdeurwaarder wordt als beklaagde aangemerkt. Hiermee is in de aanhef van de beschikking al rekening gehouden.

4.2. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in voormelde zin oplevert.

4.3 De gerechtsdeurwaarder acht de klacht gegrond voorzover die erop ziet dat er niet op het betalingsvoorstel is gereageerd. Op dit onderdeel acht de Kamer de klacht daarom terecht voorgesteld. Een gerechtsdeurwaarder die een vergissing begaat, maakt zich in het algemeen daarmee niet zonder meer schuldig aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Hiervan is echter niet gebleken.

4.4 Voor het overige acht de Kamer de klacht ongegrond. Uit de stukken blijkt niet dat de vordering na betekening van het vonnis en het gedane bevel tot betaling is voldaan. Anders dan klager meent is het vonnis gewezen in juli 2007 en niet in juli 2008. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat (deel)betalingen eerst zijn gedaan na het nemen van executiemaatregelen. Het verweer is in het kader van de oproep van de zitting aan klager toegezonden maar klager heeft verder niet meer gereageerd, zodat dit standpunt van de gerechtsdeurwaarder voor juist wordt gehouden. De gerechtsdeurwaarder was daarom tot verdere tenuitvoerlegging van het vonnis gerechtigd. Het beslag is gelegd voordat het voorstel van klager was ontvangen. Daarom kan niet worden gezegd dat er kosten zijn gemaakt die niet gemaakt hadden hoeven worden.

5. Op grond van het voorgaande dient de klacht op een onderdeel gegrond te worden verklaard. De Kamer acht geen termen aanwezig tot het opleggen van een maatregel over te gaan.

6. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart de klacht gegrond voor zover die ziet op het niet tijdig herkennen van het betalingsvoorstel;

-                     laat het opleggen van een maatregel achterwege;

-                     verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.M. Patijn en N.J.M. Tijhuis (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 mei 2009 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.