ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0244 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2009.77verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0244
Datum uitspraak: 28-04-2009
Datum publicatie: 10-07-2009
Zaaknummer(s): 2009.77verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De kamer ziet geen aanleiding anders te beslissen dan de voorzitter heeft gedaan. Verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 april 2009 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet, inzake de beslissing van 27 januari 2009 met nummer 559.2008 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 77.2009 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ] en [     ],

gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden sub 1 en 2,

gemachtigde [     ].

1. Verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen ingekomen op 25 november 2008 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden sub 1 en 2, hierna: de gerechtsdeurwaarders.

Op 23 december 2008 is het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarders van 19 december 2008 ontvangen.

De beslissing van de voorzitter van 27 januari 2008 is bij brief van 30 januari 2009 aan klager verzonden. Op 4 februari 2009 is het door klager tegen de beslissing van de voorzitter ingestelde verzet ontvangen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 maart 2009. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 28 april 2009.

2. De gronden van het verzet

Klager stelt in verzet – samengevat – dat hij van mening blijft dat hij, gelet op de betalingsregeling bij de gerechtsdeurwaarders en een betalingsregeling bij het CJIB, alle boetes al heeft voldaan. Klager verzoekt de Kamer beklaagden op te dragen alle dossiers te sluiten, de nog openstaande boetes kwijt te schelden en de invordering van de boetes die nog openstaan stop te zetten.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarders verkort samengevat: ‘dat zij de dossiers hebben gesloten, terwijl hij zich aan een betalingsregeling heeft gehouden. Nu staat er bij het CJIB nog een bedrag van € 3.773,09 open terwijl dat op 5 december 2007 een bedrag van € 3.091,94 was. Volgens klager heeft hij alles al voldaan. Naar de voorzitter begrijpt verwijt klager de gerechtsdeurwaarders tevens dat zij gelden, die hij heeft betaald, niet hebben verrekend met de openstaande posten’.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen:

‘Klager kan het de gerechtsdeurwaarders niet verwijten dat zij in opdracht van het CJIB de dossiers hebben moeten sluiten en dat klager kennelijk geen gebruik meer kan maken van een betalingsregeling. Het komt voor zijn risico dat hij zijn schulden niet sneller heeft afgelost. Klager heeft niet onderbouwd en gestaafd met bijvoorbeeld betalingsbewijzen dat hij zijn gehele schuld aan het CJIB heeft voldaan, althans het deel van zijn schuld dat bij de gerechtsdeurwaarder in behandeling is (geweest) en evenmin dat zij zijn betalingen niet goed hebben verwerkt.’

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De gerechtsdeurwaarders hebben bij het verweerschrift van op 19 december 2008 een overzicht gevoegd waarop alle dossiers staan vermeld, met het beschikkingsnummer. Hierop staat tevens de status van de verschillende zaken en de nog openstaande schuld vermeld. Dit overzicht is duidelijk en door de gerechtsdeurwaarders voldoende gespecificeerd. Door klager is ook niet uiteen gezet dat er met betrekking tot dit overzicht sprake is van administratieve onnauwkeurigheden. De door klager in verzet ingezonden betaalbewijzen maken dit niet anders. Mede omdat klager geen toelichting heeft verstrekt kan hieruit niet worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarders onjuiste boekingen hebben gedaan of anderszins onnauwkeurig zijn geweest.  Indien klager meent dat hij meer heeft betaald dan waartoe hij verplicht is, dient hij zich tot de civiele rechter te wenden. Het tuchtrecht is daarvoor niet de geëigende weg.

6.2 Met de voorzitter is de Kamer van oordeel dat het de gerechtsdeurwaarders niet kan worden verweten dat zij in opdracht van het CJIB de dossiers hebben moeten sluiten. De gerechtsdeurwaarders staan buiten de verdere afhandeling van de invordering door het CJIB.

6.3 De Kamer is dan ook van oordeel dat de door klager in verzet aangevoerde gronden geen nieuwe licht werpen op de beslissing van de voorzitter, die de Kamer juist acht. Evenmin bieden die gronden aanknopingspunten de motivering van de beslissing aan te passen. Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.M. Beins, plaatsvervangend voorzitter, en mr. A.C.A. Wildenburg en N.J.M. Tijhuis (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 april 2009 in tegenwoordigheid van H.A.J. van der Lee, secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.