ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0239 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2008.437

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0239
Datum uitspraak: 28-04-2009
Datum publicatie: 10-07-2009
Zaaknummer(s): 2008.437
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslag ondanks regeling.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 april 2009 zoals bedoeld in artikel 43, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 437.2008 ingesteld door:

[     ],

wonende te [      ],

klaagster,

tegen:

[      ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen ingekomen op 24 september 2008 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij aangehechte brief met bijlagen ingekomen op 21 oktober 2008 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 maart 2009. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 28 april 2009.

1. De feiten

1)                 de gerechtsdeurwaarder heeft op 7 september 2007 een vonnis van de kantonrechter te [     ] betekend aan klaagster. In dit vonnis is klaagster wegens achterstallige betalingen aan de Vereniging voor Eigenaren van haar appartement, veroordeeld tot betaling van een hoofdsom van

€ 1.914,22, vermeerderd met rente en kosten.

2)                 Bij brief van 8 oktober 2007 bevestigt de gerechtsdeurwaarder aan klaagster de met haar getroffen betalingsregeling van € 400,= per maand. Klaagster is deze regeling nagekomen.

3)                 Op 5 december 2007 is executoriaal beslag gelegd op het appartementsrecht van klaagster.

4)                 In reactie op twee e-mails van klaagster is door (een medewerkster) van de gerechtsdeurwaarder bij brief van 12 december 2007 aan klaagster meegedeeld dat de regeling inderdaad correct wordt nagekomen, maar dat het beslag vooralsnog niet wordt doorgehaald.

5)                 De Kantonrechter te [     ] heeft op 18 september 2008 een verzoek van de gerechtsdeurwaarder tot veroordeling van klaagster in de betaling van nakosten afgewezen.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij :

a)                  zonder nadere aankondiging is overgegaan tot beslaglegging op haar appartement;

b)                 ondanks dat de getroffen betalingsregeling stipt werd nagekomen, volhardde in die beslaglegging;

c)                  nakosten in rekening brengt voor werkzaamheden die niet zijn verricht;

d)                 weigert het dossier te sluiten terwijl er ruim voldoende is betaald.

3. Het verweer

De gerechtsdeurwaarder erkent – samengevat – dat ten onrechte beslag is gelegd en dat eveneens ten onrechte geweigerd is dit beslag op te heffen. Hij deelt mee dat het beslag inmiddels is opgeheven en dat de kosten van het beslag ook aan klaagster zijn terugbetaald. In een brief aan klaagster van 16 oktober 2008 heeft de gerechtsdeurwaarder de gemaakte fouten erkend en daarvoor zijn excuses aangeboden. De gerechtsdeurwaarder is van mening dat niet op de klacht over de nakosten behoeft te worden ingegaan, omdat de kantonrechter het verzoek tot begroting van de nakosten heeft afgewezen.

4. De beoordeling van de klacht

4.1. Op grond van artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn slechts gerechtsdeurwaarders (waarnemend gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders inbegrepen) aan tuchtrechtspraak onderworpen. De verweer voerende gerechtsdeurwaarder [     ] heeft meegedeeld dat de toegevoegd-kandidaatdeurwaarder [     ] vrijwel geen rol in de kwestie heeft gespeeld, maar dat hij de klacht voor zijn rekening neemt omdat er fouten zijn gemaakt. Daarom wordt [     ] aangemerkt als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beschikking al rekening gehouden.

4.2. Ter beoordeling staat of de handelswijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet oplevert.

4.3 Een gerechtsdeurwaarder die een vergissing of fout begaat, maakt zich in het algemeen daarmee niet zonder meer schuldig aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk gevolg is van grote onzorgvuldigheden.

4.4 De Kamer is van oordeel dat in dit geval sprake is van grote onzorgvuldigheden als hiervoor bedoeld. Er is immers volkomen ten onrechte beslag gelegd en dit beslag is gehandhaafd, ook nadat klaagster erop had gewezen dat de getroffen betalingsregeling werd nagekomen. Voorts deelt de Kamer de ter zitting geformuleerde mening van de gerechtsdeurwaarder dat de brief van 12 december 2007 ‘niet kan’. Daarnaast is de Kamer van oordeel dat de gerechtdeurwaarder het dossier inderdaad had moeten sluiten vanaf het moment dat klaagster de vordering had voldaan.

4.5 Vorenstaande leidt tot het oordeel dat deze handelwijze van de gerechtdeurwaarder de aan te leggen toets niet kan doorstaan en tuchtrechtelijk laakbaar is, zodat de klacht gegrond zal worden verklaard.

4.6 Omdat de gerechtsdeurwaarder nadat hij kennis kreeg van de gemaakte fouten direct excuses heeft gemaakt en binnen de kantoororganisatie de juiste maatregelen heeft getroffen om de fouten te herstellen ziet de Kamer aanleiding om af te zien van het opleggen van een maatregel.

4.6 Ten aanzien van de nakosten merkt de Kamer op dat de Kantonrechter in het vonnis van 18 september 2008 het verzoek van de gerechtsdeurwaarder tot begroting van de nakosten heeft afgewezen. Het enkele feit dat de gerechtsdeurwaarder een verzoek daartoe heeft ingediend is echter niet klachtwaardig nu de gerechtsdeurwaarder bevoegd is zo’n verzoek te doen op grond van het bepaalde in artikel 237, vierde lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Dat de gerechtsdeurwaarder de in het verzoek aan de Kantonrechter genoemde werkzaamheden niet zou hebben verricht zoals klaagster stelt, blijkt nergens uit.

5. Vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart de klacht gegrond;

-                     laat het opleggen van een maatregel achterwege.

Aldus gegeven door mr. M.M. Beins, plaatsvervangend voorzitter, mr. A.C.A. Wildenburg en N.J.M. Tijhuis (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 april 2009 in tegenwoordigheid van H.A.J. van der Lee, secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.