ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0202 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2008.276verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0202
Datum uitspraak: 24-03-2009
Datum publicatie: 20-04-2009
Zaaknummer(s): 2008.276verzet
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Volgens klager was de gerechtsdeurwaarder verleende rechtsbijstand onvoldoende. De voorzitter oordeelde dat de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder die bijstand had verleend niet in strijd was met de tuchtrechtelijke norm. De Kamer is het met het oordeel van de voorzitter eens. Verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 24 maart 2009 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer  276.2008 ingesteld door:

[     ],

advocaat, gevestigd te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 27 mei  2008 (zaaknummer 142.2008) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagde ingediende klacht.

Bij brief van 11 juni 2008 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 23 juni 2008 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet (pro forma) ingesteld.

De gronden van het verzet zijn ontvangen op 4 juli 2008.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 10 februari 2009 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De kamer heeft de gerechtsdeurwaarder in de gelegenheid gesteld een brief te overleggen en heeft bepaald dat klager daar niet meer op hoeft te reageren.

Klager heeft bij fax van 12 februari 2009, verzocht om nog inhoudelijk te mogen reageren voor het geval de gerechtsdeurwaarder zich alsnog nader verweert.

De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief ingekomen op 13 februari 2008 de brief overgelegd waarbij de debiteur van klager tot betaling is aangeschreven. 

De uitspraak is bij vervroeging bepaald op 24 maart 2009.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager samengevat aangevoerd dat hij het niet eens is met de beslissing van de voorzitter. Ten onrechte is door de voorzitter overwogen dat niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder de zaak van klager heeft behandeld op een wijze die in strijd is met de tuchtrechtelijke norm. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder kort gezegd gebrek aan (juiste) informatie, het verrichten van handelingen waartoe hij geen opdracht heeft verleend en een gebrekkige dienstverlening. Ter zitting heeft klager hier nog aan toegevoegd dat zijn voornaamste grief is, dat de gerechtsdeurwaarder hem er niet over heeft willen informeren of de debiteur is aangeschreven nadat het vonnis was gewezen.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat, dat deze heeft geweigerd om de gevraagde stukken te verstrekken. Daardoor lijdt hij schade omdat hij geen hoger beroep heeft kunnen instellen. Ook verwijt klager de gerechtsdeurwaarder dat zijn rechtsbijstand bij de comparitie niet aan de verwachtingen voldeed. Daardoor werd slechts een deel van de vordering door de kantonrechter toegewezen.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft geoordeeld dat niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder de zaak van klager heeft behandeld op een wijze die in strijd is met de tuchtrechtelijke norm. Niet gebleken is dat het retentierecht is gebruikt op een wijze in strijd met de tuchtrechtelijke norm, aldus de voorzitter.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Op de zitting is aan de orde geweest de vraag of en wanneer de gerechtsdeurwaarder de debiteur tot betaling heeft aangeschreven nadat het vonnis was gewezen. De bedoelde brief is op 13 februari 2009 overgelegd. Daaruit blijkt dat de debiteur op 15 november 2007 is aangeschreven om binnen acht dagen aan het vonnis te voldoen, bij gebreke waarvan executie van het vonnis is aangezegd. De gerechtsdeurwaarder was gerechtigd om deze brief te versturen, omdat de opdracht aan de gerechtsdeurwaarder nog niet was ingetrokken. Uit de stukken van de inleidende klacht blijkt dat de opdracht is ingetrokken bij brief van 21 november 2007. Overigens is het standpunt van klager, dat het versturen van een dergelijke brief en het executeren van het vonnis aan de bevoegdheid tot het instellen van hoger beroep in de weg staat, niet juist.

6.2 Evenmin is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder klager bij de comparitie onvoldoende heeft bijgestaan. Klager heeft ter zitting verklaard dat een deskundige medewerker van zijn kant ter zitting aanwezig was. Die medewerker, die naar is toegelicht, het dossier goed kende, heeft alles naar voren heeft kunnen brengen wat in het belang van de zaak was. Klager heeft zijn verwijt dat het desondanks aan de gerechtsdeurwaarder te wijten is dat slechts een deel van de vordering is toegewezen, niet verder onderbouwd.

6.3 Zoals ook de voorzitter heeft overwogen, mocht de gerechtsdeurwaarder de afgifte van de grosse ophouden totdat hij betaling van klager voor zijn werkzaamheden had verkregen. Ter zitting is gebleken dat klager inmiddels over een grosse beschikt.

6.4 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de Kamer zich verenigt. Het verzet is dan ook ongegrond.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-          verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, en mr. A.C.A. Wildenburg en

J.P.J.J. Timmermans leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 maart 2009 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.