ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0201 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2008.470verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0201
Datum uitspraak: 24-03-2009
Datum publicatie: 20-04-2009
Zaaknummer(s): 2008.470verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager maakt bezwaar tegen betekening van het vonnis. De voorzitter oordeelt dat de gerechtsdeurwaarderzijn ministerieplicht uitoefende en indien klager bezwaar heeft tegen de tenuitvoerlegging hij is aangewezen op de execuiterechter. De Kamer is het met het oordeel van de voorzitter eens. Verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 24 maart 2009 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer 470.2008 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[        ],

gerechtsdeurwaarder te [     ] ,

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 16 september 2008 (zaaknummer 322.2008) heeft de voorzitter van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagde ingediende klacht.

Bij brief van 23 september 2008 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 6 oktober 2008 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 10 februari 2009 alwaar klager is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 24 maart 2009.

2. De gronden van het verzet

2.1 In verzet heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder ongeacht zijn ministerieplicht zijn cliënt er op had moeten wijzen dat het gebruikelijk is om eerst de advocaat van de tegenpartij te benaderen. Indien de cliënt alsnog tenuitvoerlegging van het vonnis wenste, had de gerechtsdeurwaarder een voorschot moeten vragen. De gerechtsdeurwaarder had dit voorschot dan na betaling van de proceskosten als kosten voor het uitvoeren van de opdracht kunnen inhouden.

2.2 Ook indien klager persoonlijk voor de kosten aansprakelijk zou zijn dan nog dient de gerechtsdeurwaarder eerst de advocaat van klager aan te spreken. Klager heeft domicilie gekozen op het kantoor van zijn advocaat.

2.3 De gerechtsdeurwaarder veroorzaakt onnodige kosten door een exploot van betekening op te maken. Het is onwaarschijnlijk dat de gerechtsdeurwaarder niet zou worden geïnformeerd omtrent de kennis die klager heeft van het vonnis.

Door klager is immers beroep in cassatie ingesteld.

2.4 De gerechtsdeurwaarder heeft een brief van klager ontvangen waarin is medegedeeld waar de door hem gewenste bedragen te verkrijgen waren. Die brief had de gerechtsdeurwaarder op moeten vatten alsof een bankcheque werd overhandigd. De gerechtsdeurwaarder had naar een bank moeten gaan om het geld te innen. De gerechtsdeurwaarder heeft uit eigen belang verkozen op andere geldmiddelen beslag te leggen. Ongeacht of klager persoonlijk aansprakelijk is voor betaling van de proceskosten of dat artikel 16 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken van toepassing is, heeft de gerechtsdeurwaarder gehandeld in strijd met de beroeps- en gedragsregels.

2.5 De gerechtsdeurwaarder twijfelt aan de haalbaarheid van de te innen gelden bij de advocaat van klager. De gerechtsdeurwaarder gaat daarbij af op publicaties in de pers. Het gegeven in de pers dat zijn advocaat geen werkzaamheden als advocaat zou mogen beoefenen, mag geen aanleiding zijn te handelen als de gerechtsdeurwaarder heeft gedaan. De gerechtsdeurwaarder had kunnen informeren bij de deken van de orde van advocaten. Hij behoort te weten dat personen als klager daardoor niet in hun rechten worden getroffen maar daarvoor een regeling is getroffen. De gerechtsdeurwaarder valt te verwijten dat hij op verzinsels afgaat daar waar officiële wegen openstaan, aldus klager.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In zijn inleidende klacht verwijt klager dat de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat, beslag heeft gelegd ondanks van zijn brief van 26 oktober 2007. Klager vindt dat de gerechtsdeurwaarder zich tot zijn (toenmalige) advocaat dient te wenden voor de betaling van proceskosten.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 Op de inleidende klacht heeft de voorzitter overwogen dat het standpunt dat de gerechtsdeurwaarder heeft ingenomen, zoals verwoord in zijn brief van 29 november 2007, waarin wordt verwezen naar de daaraan gehechte brief van de landsadvocaat, niet in strijd is met de tuchtrechtelijke norm. Klager is zelf verantwoordelijk voor de betaling van de proceskosten, tot de betaling waarvan hij is veroordeeld.

5.2 De voorzitter heeft verder overwogen dat de gerechtsdeurwaarder op enig moment is ingeschakeld om het vonnis en het arrest te betekenen en te executeren. Op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet rust op een gerechtsdeurwaarder een zogenaamde “ministerieplicht”. Gelet op de door de wetgever aan de gerechtsdeurwaarder verleende monopoliepositie, is deze wettelijk verplicht om uitvoering te geven aan een opdracht tot het uitvoeren van een ambtshandeling zoals het betekenen en het leggen van het beslag. Klager kan het de gerechtsdeurwaarder dus niet verwijten dat hij beslag heeft gelegd.

5.3 Als laatste heeft de voorzitter overwogen dat bij een geschil met betrekking tot de (verdere) tenuitvoerlegging van een executoriale titel, artikel 438 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering een algemene regeling geeft. Op grond van deze bepaling dienen geschillen met betrekking tot de executie voorgelegd te worden aan de bevoegde (executie)rechter. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geëigende weg. Klager kan zich dus tot deze rechter wenden indien hij nog steeds van mening is dat de beslaglegging niet terecht is, aldus de voorzitter.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Anders dan klager stelt, heeft de voorzitter terecht overwogen dat klager zelf verantwoordelijk is voor betaling van de proceskosten. Het door klager genoemde artikel 16 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken ziet op betaling van de (griffie)rechten en verschotten. In het onderhavige geval gaat het om twee veroordelingen in de proceskosten waarop voormeld artikel geen betrekking heeft.

6.2 De overige door klager in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter, die de Kamer juist acht. Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, mr. A.C.A. Wildenburg en J.P.J.J. Timmermans (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 maart 2009 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.