ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0152 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2008.385
ECLI: | ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0152 |
---|---|
Datum uitspraak: | 10-03-2009 |
Datum publicatie: | 13-03-2009 |
Zaaknummer(s): | 2008.385 |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht van een gerechtsdeurwaarder tegen collega gerechtsdeurwaarders over nakosten. Klacht ingediend in het algemeen belang. Met verwijzing naar de parlementaire geschiedenis is de Kamer van oordeel dat een dergelijke klacht behoudens bijzondere omstandigheden niet als een voldoende eigen belang kan worden aangemerkt en om die reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 10 maart 2008 zoals bedoeld in artikel 43, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 385.2008 ingesteld door:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
klager,
tegen:
1. [ ] en 2. [ ],
gerechtsdeurwaarders te [ ],
hierna respectievelijk beklaagde sub1 en beklaagde sub 2.
Verloop van de procedure
Bij brief met bijlagen ingekomen op 26 augustus 2008 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden.
Bij aangehechte brieven met bijlagen ingekomen op 2 en 3 oktober 2008 hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd.
1. De feiten
a) Beklaagden zijn verbonden aan ‘Gerechtsdeurwaarders incassokantoor [ ]’ ([ ]). Daarnaast is beklaagde sub 2 bestuurslid van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG).
b) Na uitspraken van het gerechthof ’s-Hertogenbosch en het Gerechtshof te Amsterdam heeft deze Kamer in een uitspraak van 4 juli 2006 bepaald dat het doen van bevel voor nakosten zonder titel tuchtrechtelijk laakbaar is.
c) Klager is er op enig moment bekend mee geraakt dat [ ] op 5 januari 2004 een rekening heeft gezonden aan de [ ] ([ ]) met daarin een bedrag van € 450,00 aan nakosten en dat [ ] in de periode van 30 mei 2006 tot en met augustus 2006 in verschillende zaken nog nakosten in rekening gebracht, waaronder in een exploot van 24 augustus 2006 ([ ]versus Stichting [ ]) een bedrag van € 75,00 aan nasalaris (nakosten).
d) Klager heeft na een oproep op een ledenvergadering op 20 mei 2006, tot het melden van misstanden, bij brief van 19 juli 2006 de door [ ] berekende nakosten bij de KBvG onder de aandacht gebracht.
e) De KBvG heeft haar leden op 8 januari 2007 bericht dat zij met ingang van die datum een klacht zal indienen tegen elk lid dat in het exploot van betekening bevel doet voor nasalaris (nakosten).
f) Op 31 augustus 2007 heeft klager bij de KBvG gerappelleerd over zijn klacht omtrent de door [ ] berekende nakosten.
g) Bij brief van 21 december 2007 heeft de KBvG onder meer aan klager meegedeeld dat het in rekening brengen van € 450,00 aan [ ] op een misverstand berustte, dat door [ ] vanaf 8 januari 2007 geen nakosten meer in rekening zijn gebracht en dat de KBvG geen aanleiding ziet nadere acties tegen beklaagden te ondernemen.
2. De klacht
Klager verwijt beklaagden – samengevat - dat zij te hoge nakosten dan wel ten onrechte nakosten in rekening hebben gebracht. Klager meent dat, ook al heeft GIW het bedrag van € 450,00 terug betaald, het berekenen van een zo hoog bedrag aan nakosten op zich klachtwaardig is.
3. Het verweer
Beklaagden stellen – samengevat – dat de € 450,00 is terugbetaald zodra aan beklaagde sub 2 bekend werd dat klager dit als misstand had aangemeld bij de KBvG. Ten aanzien van de klacht met betrekking tot [ ] erkennen beklaagden dat dit een misser was. Zij voeren aan dat dit tijdens de verzetprocedure is hersteld. Beklaagde sub 1 wijst er nog op dat klager afschriften van stukken met vertrouwelijke gegevens maakt en vanaf 2006 onder zich houdt.
4. De beoordeling van de klacht
4.1. Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet (GDW) is de gerechtsdeurwaarder aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt.
4.2. Noch in artikel 34 van de GDW, noch elders in de GDW is bepaald wie als klager kan optreden. Uit de parlementaire geschiedenis (Tweede Kamer 1991-1992, wetsvoorstel 22.775, nr. 3 [Memorie van Toelichting]) blijkt wie volgens de wetgever als klager kan optreden. : De tuchtrechtspraak is erop gericht, in het algemeen belang een optimaal functioneren van het ambt van gerechtsdeurwaarder binnen het rechtsbestel te verzekeren door in individuele gevallen tegen inbreuk op de ambtsplichten en de ambtsethiek op te treden (…)
Voorts wordt in de Memorie van Toelichting aangegeven dat het moet gaan om : Een particulier die zich door de behandeling van een gerechtsdeurwaarder in zijn belangen voelt aangetast.
Uit vorenstaande volgt dat een klager voldoende eigen belang moet hebben om als belanghebbende te worden aangemerkt en als klager te kunnen worden ontvangen in de tuchtprocedure.
4.3. Klager heeft ter zitting desgevraagd meegedeeld dat het in de zaken waarover hij klaagt niet om cliënten van hem ging. Klager is naar aanleiding van een aan hem gestelde vraag of nakosten mochten worden gerekend, bekend geraakt met de zaken. Klager heeft verklaard de klacht te hebben ingediend in het algemeen belang.
4.4. De Kamer is, gelet op wat hiervoor onder 4.2. is overwogen, van oordeel dat het door klager gestelde algemeen belang onvoldoende is om hem te ontvangen in zijn klacht. Het algemeen belang - hoe zeer te respecteren ook - kan behoudens bijzondere omstandigheden niet als een voldoende eigen belang worden aangemerkt. Niet gebleken is van die bijzondere omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden afgeweken van de hoofdregel dat een klager voldoende eigen belangen dient te hebben Dit betekent dat de klacht niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4.5. Gelet op vorenstaande behoeft hetgeen klager inhoudelijk heeft aangevoerd geen nadere bespreking.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
verklaart de klacht niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. M.M. Beins, plaatsvervangend voorzitter, en mrs. H.M. Patijn en M.J.-M.L. Baudoin (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 maart 2009 in tegenwoordigheid van H.A.J. van der Lee, secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.