ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0149 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2008.344

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0149
Datum uitspraak: 10-03-2009
Datum publicatie: 13-03-2009
Zaaknummer(s): 2008.344
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Is er sprake van intimiderend gedrag of oneigenlijke druk van de zijde vand e gerechtsdeurwaarder? Naar het oordeel van de Kamer is dat niet het geval.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 6**

Beslissing van 10 maart 2009 zoals bedoeld in artikel 43, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 344.2008 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen van 5 augustus 2008 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

De klacht is bij brief van 8 augustus 2008 aan de gerechtsdeurwaarder gezonden met het verzoek binnen 30 dagen op de klacht te reageren. Op 12 december 2008 heeft de gerechtdeurwaarder een verweerschrift van 15 augustus 2008 ingezonden dat daarvoor niet bij de Kamer was ontvangen.

De klacht is behandeld ter zitting van 27 januari 2009. Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 10 maart 2009.

1. De feiten

a)                  Klager ontvangt een uitkering van het UWV en heeft diverse schulden.

b)                 De gerechtsdeurwaarder heeft op 4 december 2007 een vonnis van de Rechtbank Assen van 13 november 2007 betekend aan klager. Klager heeft hierop niet gereageerd.

c)                  Omdat geen betaling werd ontvangen is op 3 april 2008 derdenbeslag gelegd onder het UWV.

d)                 De gerechtsdeurwaarder ontving op 9 april 2008 de verklaring derdenbeslag retour van het UWV met de vermelding dat tot eind 2008 verrekening wordt toegepast op klagers uitkering en dat er reeds door twee andere deurwaarders beslag is gelegd.

e)                  Op 5 augustus 2008 heeft de gerechtsdeurwaarder zich op klagers adres gemeld om beslag te leggen op klagers roerende zaken. Hij heeft toen gesproken met klagers vriendin, die hem uiteindelijk binnen heeft gelaten.

f)                   In het daarop volgende gesprek bleek dat de vriendin € 1400 per maand verdient en dat op klagers uitkering van € 900 per maand een verrekening plaatsvindt van € 250 per maand.

g)                  Verder bleek dat daarnaast maandelijks € 400 wordt betaald aan diverse schuldeisers via een minnelijke regeling.

h)                  De vriendin van klager is akkoord gegaan met een betalingsregeling aan de gerechtsdeurwaarder van € 100 per maand. De gerechtsdeurwaarder heeft daarom afgezien van beslaglegging.

2. De klacht

Klager beklaagt zich erover – samengevat – dat de gerechtsdeurwaarder zich ondanks dat klager zijn afspraken netjes nakomt, intimiderend gedraagt en de kosten opschroeft door regelmatig zonder reden langs te komen. Voorts beklaagt klager zich erover dat de - volgens hem afgedwongen - regeling van € 100 per maand betekent dat het inkomen van klager en zijn vriendin onder het bijstandsminimum komt.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft hiertegen aangevoerd – samengevat – dat hij slechts driemaal bij klager is geweest in verband met de betekening van het onderhavige vonnis. Van intimidatie is geen sprake geweest omdat het gesprek met de vriendin van klager gemoedelijk verliep. Dat klager onder het bijstandsminimum zou komen door een extra betalingsregeling, wordt door de gerechtsdeurwaarder bestreden onder verwijzing naar het gezamenlijke gezinsinkomen, dat na verrekening van het UWV nog ongeveer € 2000 netto per maand bedraagt. Tenslotte wijst de gerechtsdeurwaarder erop dat een beslaglegging op roerende zaken apart is geregeld in de wet en los staat van het bijstandsniveau.

4. De beoordeling van de klacht

4.1. Alvorens tot beoordeling van de klacht over te gaan, wordt overwogen dat ingevolge het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet slechts gerechtsdeurwaarders (waarnemend gerechtsdeurwaarders en kandidaat- gerechtsdeurwaarders inbegrepen) aan tuchtrechtspraak zijn onderworpen. Het gerechtsdeurwaarderskantoor kan daarom niet worden aangemerkt als beklaagde.

In het verweerschrift heeft gerechtsdeurwaarder [     ], zich opgeworpen als beklaagde zodat de klacht wordt geacht tegen hem te zijn gericht. Hiermee is in de aanhef van deze beschikking al rekening gehouden.

4.2. Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet is de gerechtsdeurwaarder aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.3. De gerechtsdeurwaarder heeft de stelling van klager, dat hij de kosten opschroeft door regelmatig zonder reden langs te komen, gemotiveerd weersproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat hij slechts driemaal bij klager langs is geweest en wel voorde betekening van het vonnis, de betekening van het gelegde derdenbeslag en om beslag te leggen op de roerende zaken van klager. Klager is niet ter zitting verschenen en heeft ook niet op andere wijze bestreden dat de gerechtsdeurwaarder om de hiervoor vermelde redenen bij hem langs is geweest. De Kamer concludeert dan ook dat niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder de kosten opschroeft nu evenmin is vast komen te staan dat de gerechtdeurwaarder regelmatig zonder reden bij klager langs is gekomen.

4.4. Klager heeft zijn stelling dat de gerechtsdeurwaarder een betalingsregeling heeft afgedwongen niet nader onderbouwd terwijl de gerechtsdeurwaarder ook deze stelling gemotiveerd heeft weersproken zodat niet kan worden vastgesteld of in die zin sprake is geweest van tuchtrechtelijk laakbaar handelen.

4.5. Het kan zijn dat de mededeling van de gerechtsdeurwaarder aan de vriendin van klager dat hij eventueel later terug kon komen met een Hulpofficier van Justitie om beslag te leggen op de roerende zaken van klager als intimiderend is ervaren. Dit betreft echter een feitelijke aankondiging van een handeling waartoe de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 444 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevoegd is, zodat niet gezegd kan worden dat daardoor klachtwaardig is gehandeld.

4.6. Naar de Kamer begrijpt is klager van mening dat de gerechtsdeurwaarder oneigenlijke druk heeft uitgeoefend. Hiervan is echter evenmin gebleken. In dat kader wordt opgemerkt dat de door de gerechtsdeurwaarder uitgevoerde (beslag)handelingen alle ambtshandelingen, zoals bedoeld in artikel 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn. Op grond van het bepaald in artikel 11 van de Gerechstdeurwaarderswet is de gerechtsdeurwaarder verplicht deze handelingen te verrichten indien daarom wordt verzocht.

4.7. Dat klager, zoals hij heeft aangevoerd, destijds een regeling had getroffen met andere deurwaarders die hij stipt nakwam,doet aan het voorgaande niets af. Van een schuldeiser en de door hem ingeschakelde deurwaarder kan in beginsel niet worden verlangd dat met incassomaatregelen wordt gewacht tot andere schuldeisers zijn voldaan.

4.8.  Uit het voorgaande volgt dat niet gezegd kan worden dat de handelswijze van de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar is.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.M. Beins, plaatsvervangend voorzitter, en mrs. H.M. Patijn en M.J.-M.L. Baudoin (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 maart 2009 in tegenwoordigheid van H.A.J. van der Lee, secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.